Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uitstel van executie (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uitstel van executie
Afbeelding van Uitstel van executieToon afbeelding van titelpagina van Uitstel van executie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

Scans (10.83 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uitstel van executie

(1932)–Jeanne van Schaik-Willing–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Boek I Uitstel

[pagina 17]
[p. 17]

Eerste hoofdstuk

Pas toen Lily's lichaam weggedragen was, keerde de rust weer in het deftige huis in de kleine provinciestad. De meubels werden niet meer verzet. Er werden geen ramen meer met een ruk opengegooid. Niemand liep ooit met een vaart, zingend langs de trappen, de groene ribszijden beddesprei zou niet meer gekreukt worden doordat een jonge vrouw er zich wanhopig schreiend op had neergegooid.

Haar lichaam was weggedragen, bedolven onder bloemen. Groene palmtakken en kransen als eerbewijzen voor den weduwnaar, veel losse witte bloemen als een laatste geschenk voor de doode. In de twee weken, volgend op haar sterven, die de notaris bij familie Böttcher op ‘Kastanjezicht’ doorbracht, werden de laatste rimpels, die zij in het stijve huishouden had gemaakt weggestreken, werd de echo van haar lach verdreven. Haar japonnen van licht neteldoek en mousseline, meisjesjurken haast, haar onderrokken van ritselende taf, haar flacons, een haarspeldebakje in den vorm van een kleinen vijver met in relief gewerkte visschen, haar borduurétui van blauw fluweel met zilveren inhoud, ze werden gewikkeld in zacht papier en weggesloten in een koffer op zolder.

Toen hij weerkeerde in zijn eigen huis vond de notaris nog slechts de zware, sombere meubelen, die hij haar opgedrongen had met de tapijten in gedekte kleuren en gordijnen, dik genoeg om het

[pagina 18]
[p. 18]

zonlicht weg te sluiten. Niemand zou zich meer ergeren aan de bordjes op de deuren, beplakt met roode uit kalenders geknipte letters, waarop te lezen stond: eetkamer, salon, kantoor, wachtkamer. Wat had zij er eerst om gelachen, tot de lach zenuwachtig oversloeg en niet meer van harte klonk. Maar op de slaapkamer stond nog de wieg, die zij zelf overdadig had opgemaakt met wit satijn en tulle. Wel was de donkere mandewieg er nog met de groen saaien gordijnen, waarin haar man geslapen had, maar die had ze resoluut van de hand gewezen. Hij had toegegeven, omdat ze toch al zoo onrustig was in die dagen. Dus stond thans als een witte pralende bloem, uit een feestelijk land overgewaaid, dit glanzende bedje in de groene slaapkamer en ergens diep onder het wit satijnen dekentje ademde een kindje, een jongen, die leefde en dat was vreemder misschien dan het heengaan van de moeder. Want zij was vluchtig door Hendrik van Ruttenvelde's bestaan gestoven. Ze had den ernstigen, stroeven, ouderen man overrompeld. Ze was als iemand, die een verkeerde deur heeft opengemaakt, een schrede binnen zet, dan zijn vergissing merkt en met excuses wegvlucht. En de menschen in de kamer vervolgen na die kleine onderbreking hun gesprek.

Den notaris zou 't niet zoo heel veel moeite kosten zijn gesprek te vervolgen; om de waarheid te zeggen, had hij dit al gedaan, toen de vrouw nog vragend door de geopende deur naar binnen keek. Hij

[pagina 19]
[p. 19]

was niet iemand, die zich zoo gauw van zijn stuk liet brengen. Maar daar was nu dit kind zonder verzorgster! Alweer was de oplossing voor dit probleem spoedig gevonden. Voordat de moeder gestorven was, vóór dat iemand vermoeden kon dat de bevalling zulk een tragisch verloop zou hebben, was er veel gepraat door de dames van het stadje. Ze vroegen zich af wat er van terecht zou komen wanneer Lily voor de taak van het moederschap werd gesteld. Ze was zoo jong, zoo grillig. Ze deugde al niet voor echtgenoote van den gedegen notaris, laat staan voor moeder van zijn kind! Waar had van Ruttenvelde zijn oogen gehad toen hij op twee-en-veertig-jarigen leeftijd met dit meisje kwam aanzetten? En elke vrouw in het stadje completeerde deze overweging met een andere tegenfiguur. Er waren immers zooveel degelijke, bedaarde dochters uit gezeten families, die beter voor deze functie geschikt waren geweest. Want het huwelijk met van Ruttenvelde voelde men als een eervolle betrekking. Liefde en romantiek bracht men niet licht met de figuur van den notaris in verband. Toen werd op zekeren ochtend het stadje verschrikt door de mare dat Lily van Ruttenvel Je in het kraambed was gestorven. De eerste reactie was een golf van sentimenteele verteedering, wellicht gevoed door het kwade geweten der kleinsteedsche klappeien. Nu zij gestorven was zagen zij het lieflijke van haar jeugd, het ontroerende van haar hulpeloos zoeken. Zij spraken over dezen

[pagina 20]
[p. 20]

dood met tranen in de oogen en toen die tranen gedroogd waren, lag, dank zij haar kwaadsprekerijen, het programma der hulpverleening gereed. Mevrouw Böttcher schreef denzelfden avond nog naar een kennis uit den achterhoek, de niet meer piepjonge, zeer respectabele, zeer bekwame dochter van een dorpsdokter en toen de begrafenis voorbij was en de tijd voor kalme gesprekken aangebroken, had ze ook al het antwoord in handen van Hillegien Stroe, dat deze gaarne bereid was de taak van verzorgster van het kindje te aanvaarden.

En zoo gebeurde het.

 

De notaris had het doodsche, stille huis doorloopen. Hij had gezien dat vrienden zich beijverd hadden de laatste sporen van Lily weg te wisschen. Zelfs had hij geconstateerd dat zij dit niet grondig genoeg hadden gedaan. Op een van de étagères van het buffet stonden nog twee ivoren muisjes, kleiner dan het nageltje van zijn zoon.

Er werd gebeld en de dochter van den dokter uit N. deed haar intree. Het was een groote, breede vrouw. Haar in 't midden gescheiden bruine haar viel neer langs een laag glad voorhoofd. Ze had grijze oogen en een gezonden mond. Haar ronde stijve hoed stond, vermoedelijk tengevolge van een zeer groote wrong haar, wat hoog op het hoofd. Ze droeg een blauw cheviot mantelpak.

‘Ik ben Hillegien Stroe,’ zei ze, zette haar zware

[pagina 21]
[p. 21]

citybag neer en stak hem haar forsche breede hand toe. Aan haar middelvinger droeg ze een ring van oud goud met granaatjes. Hij kon zich voorstellen dat ze dien ring af zou leggen als ze kopjes waschte; die ring was niet goedkoop, ook haar citybag en haar hooge zwarte laarzen maakten een duren indruk. Hij vond dat ze iets om zich heen had van de lucht van appelen op zolder. Na eenige oogenblikken stelde hij haar voor mee naar boven te gaan. Hij zou haar heur kamer wijzen en meteen het kindje laten zien.

Het stond in de slaapkamer. Ze lichtte voorzichtig het gestikte dekentje op en toen ze zag dat het wichtje wakker was, tilde ze het uit de wieg. Daar lag het tegen haar robusten arm heen en weer te wrijven met zijn kopje en met zijn lipjes te zoeken. Een zonnestraal viel op zijn gezichtje en 't kindje nieste ervan.

‘Hoe heet hij?’ vroeg Hillegien.

‘Han.’

‘Dag Hannie.’

De notaris kon de gedachte niet van zich afzetten dat het kindje daar veiliger en beter lag dan het in de nerveuse armen van Lily had gelegen. Ze stopje den jongen weer in zijn bedje en daar zij meende dat de witte zij te schel was voor zijn oogjes, nam zij het groen ribsen tafelkleed en legde dat over de wieg. Daarmee was meteen het cachet van de witte wieg verdwenen.

Terwijl juffrouw Stroe in haar kamer bezig was

[pagina 22]
[p. 22]

keerde de weduwnaar terug naar de huiskamer. Hij zette zich aan tafel en trommelde met zijn vingers op het kleed. De situatie kwam hem zonderling voor. Dan stond hij op, nam de ivoren muisjes van de étagère, pakte ze in een doosje. Met keurige letters schreef hij op een strook wit carton geknipt van een visitekaartje ‘muisjes van mijn dierbare Lily. Door haar gekocht op den vooravond van haren één en twintigsten verjaardag.’ Het reepje legde hij bij de muisjes, wikkelde het doosje in papier en lakte het toe. Het pakje sloot hij weg in de la van zijn bureau.

Dan ging hij weer aan tafel zitten, trommelde nog eens met zijn vingers op het blad tot Hillegien Stroe, met een zwart lustre schortje voor binnenkwam om te vragen of mijnheer van Ruttenvelde soms ook een kopje thee beliefde.

Hij knikte.

Het gesprek in de kamer was aan den gang.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken