Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uitstel van executie (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uitstel van executie
Afbeelding van Uitstel van executieToon afbeelding van titelpagina van Uitstel van executie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

Scans (10.83 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uitstel van executie

(1932)–Jeanne van Schaik-Willing–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 34]
[p. 34]

Vijfde hoofdstuk

Hij zat in de vierde klasse, toen eens zijn aandacht getrokken werd door een boek, dat anders gekaft was dan de andere boeken in hun bruine omslagen. Een boek, gekaft in wit gesatineerd papier met een watermerk van viooltjes, zooals banketbakkers gebruiken voor 't inpakken van hun waren.

Deze viooltjes waren voor een deel nagetrokken met potlood en alsof middenin dit potlood zich bedacht had en een eigen fantaisie had gevolgd, stond rechts in den hoek, niet zonder vaardigheid geteekend, een bouquet rozen met daarop een vlinder.

Han kon zijn oog niet afhouden van dit deel Algemeene Geschiedenis, dat door het ongewone pakje, waarin het was gestoken, zoo gansch anders was geworden dan zijn strenge eigen boek met het blauwe etiquet en zijn naam in rondschriftletters erop. Het boek met de viooltjes was eensklaps lieflijk, teer en schalksch, iets dat in zijn leven geen plaats had en dat hij nochtans kende. De bloempjes, het rozentakje, de vlinder en daarna het blonde haar van de bezitster, de schotsche strik, waarmee haar krullen werden bij elkaar gehouden, haar zeegroene japonnetje met de geplooide kant om haar hals, dat alles smolt samen tot een sfeer, die hem zeer vertrouwd leek, die als uit de verte tot hem wenkte, zonder dat hij zich herinneren kon, waar hij dit al eens eerder had ontmoet. Hij voelde iets van den rijkdom van deze losse,

[pagina 35]
[p. 35]

nonchalante onverschilligheid en de engheid van zijn eigen accuratesse. Hij verachtte op slag de rondschriftletters op zijn eigen kaft (door zijn vader daarop neergeteekend), het stugge roodbruine papier.

Het woei in de buurt van het raam, waar zij zaten en een lokje in 't haar van het meisje wapperde in den wind, die haar parfum naar hem toevoerde.

Roubaix, de geschiedenisleeraar kwam naast haar bank staan, nam het boek in zijn handen en keek haar ironisch aan. Zij beantwoordde dien blik met even opgetrokken wenkbrauwen, gleuf de dan weer de oogen toe. Zij was niet een leerling, die een berisping verwachtte, zij was een vrouw, die zijn gebarenspel negeerend, op haar elleboog leunde en naar buiten keek.

Zij was het die den volwassen man berispte en voor 't eerst van zijn leven merkte Han dit op en begreep het. Hij was plotseling tot een wereld doorgedrongen, waarin geen enkele van de gewoonten die hij kende, gold. Zijn hart begon te kloppen en hij keek gespannen toe.

Alice Penning was niet iemand, wie de bewondering van haar achterbuurman verborgen kon blijven. Zij liet haar zakdoek vallen, een lapje gele zij met kant en hij moest onder de bank doorkruipen om bij haar beige schoen het welriekende vierkantje zij op te rapen. Zij schudde het hoofd en haar krullen vielen over zijn bank. Ze zuchtte os-

[pagina 36]
[p. 36]

tentatief onder haar boekentasch, wanneer ze hem, die in haar buurt woonde, achter zich wist, zoodat hij niet anders kon dan haar thuis brengen en de vracht voor haar dragen.

Op die wandelingen gedroeg hij zich hoffelijk en voorkomend, met de reserve van den volwassen man, wat haar imponeerde. Daarom lokte zij hem. Op dezen leeftijd beschouwde een meisje het als een grooter deugd dat een jongen er oud uitzag en oud deed, dan dat hij soepelheid bezat en charme. Hij ergerde zich over zijn afgezaagde zinnen en zijn harkerigheid. Als hij naast haar liep stelde hij zich voor hoe de groote chance-types van school zich in zijn plaats hadden gedragen en in gedachten vocht hij, zoodra hij alleen was, een strijd op leven en dood met lui als Oyens, den bondspresident en dat andere stel meisjesgekken. Hij voelde zich in gebreke blijven, verweet het zijn thuis, dat hem daar niet meer savoir vivre was bijgebracht en voor 't eerst werd het feit dat zijn eigen moeder gestorven was reëel voor hem. Misnoegd en humeurig kwam hij tenslotte tot deze onverwachte conclusie: hij was misdeeld, gedwongen tot een leven dat het zijne niet was, opgevoed door een stiefmoeder. Hij zag nu het portret van zijn werkelijke moeder voor zich, doch niet als een prentje uit een tijdschrift, maar zooals ze moest geweest zijn, met de rozen, die op het blonde haar rustten.

‘Weet je dat ik eigenlijk geen moeder meer heb, dat ze gestorven is toen ik geboren werd?’ vroeg

[pagina 37]
[p. 37]

hij en bloosde tot in zijn nek over deze ongehoorde intimiteit.

Ze gaf hem zwijgend een hand, al had ze nooit iets gehoord, althans met verstand gehoord, over zijn ware moeder of zijn stiefmoeder. Ze voelde dat over deze faze van 't gesprek niet zoo maar kon worden heengegleden en bij den volgenden hoek waren zij al thuis.

De meevoelende stilte begon pijnlijk te worden en zelfs voor deze jonge kinderen merkbaar theatraal. Ze stonden met z'n beiden voor een taartjeswinkel en keken bête naar de étalage.

Alice had nog eens zijn hand gedrukt en zocht naar een middel om op neutraler terrein te landen. Zoo stonden ze zenuwachtig en verlegen de vakken gebakjes en doozen bonbons aan te staren terwijl hun zwijgen met de seconde penibeler werd en hij vocht met het verlangen haar te kussen.

‘O kijk eens wat een engel van een doos!’ riep ze eensklaps uit. Hij voelde dat ze hem vroeg om die doos en daar hij zich bloot gegeven had in een mate, die tot dusver ondenkbaar was, had hij een duizelige gewaarwording dat hij haar, ter bezegeling van dat iets, dat hij niet omschrijven kon, nu elke vraag moest toestaan. Hij had net de contributies van den gymnasiastenbond geïnd. Hij was zich bewust van de enormiteit die het wezen zou als hij dat geld aanraakte en tegelijk voelde hij sterk in zich den drang de leuzen te schenden die tot dusver voor hem hadden gegolden. Dus stapte hij naar

[pagina 38]
[p. 38]

binnen en duwde haar voor zich uit. Het was inderdaad een prachtige doos met een reproductie van Watteau op het deksel en met lila strikken. Zij kostte zeven gulden. Hij betaalde als grand seigneur met een bankje van vijf en twintig gulden en zag hoe zij het groote ovale pak in het leege vak van haar tasch liet glijden. Bij 't afscheid nemen hield ze zijn hand lang in de hare en keek hem ernstig en veelzeggend aan. Hij wist niet of die blik medelijden beteekende met zijn moederloosheid, dankbaarheid, ontzag of een belofte. Althans beleefde hij zelf een warreling van ontroeringen, waardoor hij verwezen achterbleef nadat zij haar deur was ingegaan.

Dit was het hoogtepunt en meteen het slot van zijn idylle.

Den volgenden ochtend kwam Alice niet op school, zij was ziek. Haar ouders verhuisden weldra naar een andere stad en hij hoorde niets meer van haar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken