Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De laatste der mannenbroeders (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De laatste der mannenbroeders
Afbeelding van De laatste der mannenbroedersToon afbeelding van titelpagina van De laatste der mannenbroeders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.30 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De laatste der mannenbroeders

(1982)–Maarten Schakel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Politicus met een ideaal


Vorige Volgende
[pagina 178]
[p. 178]

De spreekbeurt (2)

Het spreekseizoen begint in Nederland in september en eindigt half mei. Dat omvat 37 weken. Vrijdagavond was mijn vaste spreekavond. Met wat ‘thuisbeurten’ op een andere dag was het niet moeilijk er veertig op het partij-ijs neer te leggen. Verkiezingscampagnes uit de aard der zaak niet meegerekend; dan was het zes dagen van de week aantreden geblazen.

Grote partijen verdelen het land voor hun kamerleden in districten. De fractietop blijft buiten die districtstoedeling. In dat systeem opereert een lid van de Kamer alleen binnen zijn (haar) district. De arp kende dat compartimenteren niet. Het hele land was in principe ons spreekdistrict.

Bij de partijtop ben ik nooit kind-op-schoot geweest. Dat lag anders bij de plaatselijke kiesverenigingen, de befaamde basis. Ik wees er al op: het partijbestuur was ‘linkser’ (radicaler, vooruitstrevender) dan de basis; de fractie was op haar beurt weer ‘linkser’ dan het partijbestuur.

De plaatselijke besturen zijn geheel vrij in het samenstellen van hun vergaderschema. De keuze der gastsprekers is een goede thermometer van het politieke klimaat ter plekke. Er waren collega's die het aantal spreekverzoeken op de vingers van twee handen konden uittellen. Ik kreeg er ieder seizoen opnieuw 150 à 200. Kon een vrije keuze maken. Legde zelfs wachtlijsten aan. Zorgde ervoor dat ik jaarlijks in tien, later in elf (Limburg) provincies kwam. Het is voor een volksvertegenwoordiger van het grootste belang te weten wat er aan de basis zo allemaal ‘rommelt’. Tussen Uithuizermeden en Hulst blijken dan nog beduidende accentverschillen te liggen. Er zijn weinig gemeenten in Nederland waar ik niet gesproken heb; was het niet ter plaatse, dan in elk geval voor de betrokken kamer- c.q. statencentrale, want die heb ik zonder één uitzondering als sprekend kamerlid gediend.

Een enorme belasting - men denke slechts aan de heen- en thuisreis; en vergeet niet dat antirevolutionairen je bij de bespreking van het onderwerp een jasje uit kunnen trekken (menig voorzitter placht te zeggen: kom maar op, hij kan ertegen) - maar een geweldige verrijking aan kennis van het antirevolutionaire volk. Niet te

[pagina 179]
[p. 179]

vergeten hun lokale voortrekkers. Ik denk aan meester T. van Dijke in Lopik, vader van de huidige Commissaris der Koningin in Utrecht, die erop stond dat ik voor de periodieke spreekbeurt in het huis van het hoofd der school een kop koffie dronk. Aan meester Tange in Kamperland op Noord-Beveland, die als voorzitter van jv en mv (en wat al niet meer) op dit geïsoleerde eiland aan verscheidene generaties vormend ‘beitelde’. Aan meester J.G. Krajenbrink in Oostwold, Groningen (vader van het huidige cda-kamerlid en van de burgemeester van Enkhuizen); ik was de feestredenaar bij het 75-jarig bestaan van de plaatselijke afdeling van ‘Patrimonium’; ter hoogte van Nijkerk begon het licht te ijzelen, men kan zich de moeizame trek over de Veluwe door Drente, langs de Groninger veenkoloniale vaarten voorstellen; ik was twintig minuten te laat, meester stond in een lichtelijk bestraffende houding bij de toegangsdeur van ‘Ons Gebouw’ naast de gereformeerde kerk; dan ontvouwt zich het volgende gesprekje:

‘Mijn verontschuldiging, dat ik te laat ben.’

‘Wel te laat, maar u bent er ten slotte toch.’

‘Ik ben blij, dat ik Oostwold zonder ongelukken bereikt heb.’

‘U hebt niet gebeld, dus die had u niet; wij gaan meteen beginnen, want de mensen worden ongeduldig.’

De Friezen staan als nuchter te boek. Dat is een misvatting. Friezen zijn emotionele mensen, die je in een hun aansprekend betoog helemaal mee kunt krijgen. Ik had mij voorgenomen dat ik mijn laatste rede voor mijn (op te heffen) arp in Friesland zou houden. Dat gebeurde 2 oktober 1980 in Franeker. De samenkomst was - heel symbolisch - in het Katholiek Gebouw bij de Nederlands Hervormde kerk.

Franeker heeft helemaal het decor om van een oude, eerbiedwaardige partij afscheid te nemen. De vergadering begon om half acht, ik was er om half zeven, dwaalde een uurtje langs de stadsgrachten en door het verdere hart van deze kleine, Friese stad. Mooie opkomst in de zaal, onder hen de heer Wever, uitgever van een groot aantal antirevolutionaire boeken en brochures.

Groningers zijn wel nuchterlingen, om het even of zij in ‘Het Tehuis’ in de Lutke Nieuwstraat dan wel in de Ommelanden samenrotten. Zij zitten graag aan lange tafels met daarop grote koffiepotten op lichtjes. De Noordoosthoek was voor mij de enige regio uit mijn ‘kiesdistrict’, waar ik na de spreekbeurt bleef logeren. Op de logeerkamer nabij het Wad in Uithuizermeden was

[pagina 180]
[p. 180]

's morgens de aanvankelijk vloeibare inhoud van de nachtspiegel stijf bevroren. Voortrekker Bulthuis in Appingedam breide met een goed glas wijn en gezellige kout met vreugde nog enkele uren aan de dag vast.

In Drenthe woonden toegewijde antirevolutionairen. Zowel in de steden als op de dorpen kwamen zij - hoewel onder inachtname van het befaamde kwartiertje - trouw ter vergadering. Toen op 23 maart 1977 in het bekende hotel Homan - de baas zei altijd dat hij liberaal was maar mij wel mocht - in Hoogeveen officieel het cda-fusieprotocol getekend werd, stonden de drie partijen erop dat ik die avond de spreker was.

Over Overijssel en Gelderland kan men niet in generaliserende zin spreken.

Op 2 februari 1967 sprak ik in Staphorst in de zaal achter de Boerenleenbank voor honderd mannen, waarvan ongeveer negentig in klederdracht; de voorzitter had de Heilige Schrift in een zwart karrebiesje meegebracht; in de pauze reden er wagentjes met bier binnen; mijn aankomstpunt lag altijd bij mijn goede vriend Kosters, Rijksstraatweg 2, laatste boerderij voor hotel Waanders.

Niet te vergelijken met de avonden dat ik in de industriesteden van Twenthe optrad.

Gelderland: de Achterhoek gemoedelijkheid, Arnhem hoofd- en Nijmegen universiteitsstad, de Veluwe afstandelijkheid, Maas en Waal en grote delen van de Betuwe een tikkeltje roomse olijkheid.

Utrecht klein, maar zeer gevarieerd: de steden wat stijfjes, de Heuvelrug wat deftigjes, de Vechtstreek iets Noordhollands (waar ik moeilijk greep op had), de Waarden boers als mijn Alblasserwaard.

Noord-Brabant wil één blijven, maar valt op zijn minst in drie moten uiteen: oost-midden-west. In de laatste moot voelde deze protestant zich het beste thuis.

Dat gold ook voor Zeeland: een provincie waar ik met veel plezier optrad.

Mijn echte thuisfront bestond uit de Zuidhollandse Waarden en Eilanden. De statencentrale Dordrecht en de kamercentrale Rotterdam vormden mijn meest geliefkoosde podia. En de liefde was wederkerig. Wat men in Amsterdam in mij negatief waardeerde, schatte men in Rotterdam positief. Wat een spreekbeurten heb ik in en buiten verkiezingstijd in onze nationale havenstad vervuld.

[pagina 181]
[p. 181]

De man met wie ik het meest in het openbaar gedebatteerd heb is Johan Scheps uit Den Dolder, lid van de Tweede Kamer vanaf 1946 voor de Partij van de Arbeid. Hij was overtuigd voorstander van de doorbraak, begenadigd woordkunstenaar, een gedreven en sportief debater. Van Scheps een debat winnen was er niet bij, maar ik liet mij door zijn woordenvloed toch ook niet ondersneeuwen. Wij trokken door het hele land, hadden volle zalen. Eerst was de titel: ‘Kan een christen lid zijn van de Partij van de Arbeid?’ Op den duur werd het met ons beider instemming: ‘De christen en zijn partijpolitieke keuze.’ Mijn benadering was de navolgende:

Christendom is niet iets voor later, na dit aardse leven.

Christendom wil ingaan in deze wereld, hier en nu.

Christenen mogen het evangelie handen en voeten geven.

De bijbel bevat daarbij zeer wezenlijke gegevens.

De bijbel is weliswaar geen politiek handboek, maar zij bevat wel veel kostelijke grondstof, die om bewerking vraagt.

Mijn stelling was dan, dat je die uitwerking niet individueel, op eigen akkertje behoorde te doen, maar in de kring van gelijkgezinden; gebundeld optreden tegenover christelijk individualisme en dan binnen een organisatie die met betrekking tot de diepste levensvragen kleur bekent.

De keuze dus voor de christelijke organisatie, waar evangelie en maatschappij op elkaar betrokken worden, waarbinnen mensen die daar ‘ja’ en ‘amen’ op zeggen met elkander en - last but not least - met Hem verkeren.

Ik heb daarnaast een doodgewoon praktisch bezwaar tegen socialisten, die zetten te veel op de kaart van de overheid. Nu, wie echt bewijzen wil dat de misdaad niet lonend is, moet er een overheidsbedrijf van maken.

Op den duur kenden wij elkanders argumenten van buiten, van elke zet wist de ander de tegenzet. Het geheel kreeg veel van een van tevoren ingestudeerde vertoning. Toen zijn wij er mede gestopt.

Nauwelijks was ik in juni 1981 uit de Kamer of Scheps nodigde mij in zijn huis aan de Baarnseweg in Den Dolder. Zelf had hij bij zijn uittreden uit de nationale politiek ‘een leegte’ ervaren. Vandaar de invitatie van deze oude (81) strijdmakker. Hij was de enige!

Op 7 april 1979 vierden wij met 2400 ‘anti's’ in de Rotterdamse Doelen het eeuwfeest van onze partij. Naar aanleiding van dat eeuwfeest belegden de kiesverenigingen uit de dorpen rondom

[pagina 182]
[p. 182]

mijn geboortedorp Meerkerk op 11 april 1979 een herdenkingssamenkomst in de Nederlands Hervormde kerk aldaar. Men eerde mij met het mogen uitspreken van de gedachtenisrede. In mijn kinderjaren had ik daar met mijn broertjes en zussen (Mien en Annie) als leerlingen van de zondagsschool op Kerstavond genoten van de echte kaarsen in een kerstboom, waarvan de piek tot het plafond reikte. Wij kregen chocolademelk, kerstkransjes, sinaasappelen en een mooi verpakt cadeau. Broer Nol sloeg eenmaal bij het verlaten van het kerkgebouw op deze avond des vredes tijdens een woordenwisseling met een medefeestganger een onherstelbare deuk in zijn bromtol. Voor het eerst in mijn leven stond ik daar nu op de hoge preekstoel; vlak tegen die oude kerk aan is het graf waarin Anrie en Arnold de jongste dag verwachten; de kerk vol met bekende en vertrouwde en allerlei herinneringen oproepende gezichten; de partij van opa, van vader, van mij, van onze oudste zoon alweer een eeuw oud (oud-zijn is geen garantie voor kwaliteit, maar een partij die geen kwaliteit heeft haalt het eeuwfeest niet).

Natuurlijk had ik mij op dit samenzijn voorbereid, maar aan dat schema ben ik in die dorpskerk mijner jeugd in die ure ontstegen. Er voer iets in mij, vergelijkbaar met wat - denk ik - een dichter bevleugelt die de geest krijgt. Het paraat aanwezige historische fonds was gelukkig voldoende om voor een Icaruslanding behoed te worden.

De heer Stout, een van de bekwaamste streekjournalisten, schreef: ‘Als Schakel dominee zou zijn, dan zou hij volle kerken trekken. Wij vergaten de ongemakkelijk zittende houten banken.’

Mijn laatste politieke spreekbeurt in functie als kamerlid viel op 20 mei 1981 in Ottoland. In dit dorp waren Anna en ik in het vroege voorjaar van 1945 ondergedoken. Anna bij de familie Bons, ik bij het gezin Van Buren. Namen als klinkende klokken in deze contreien. De voorzitter van die avond was een kleinzoon van moeder Bons. De hoofdspreker was mijn goede vriend en trouwe bondgenoot in de fracties van arp en cda, mr. Gerrit van Dam, evenzeer een geboren en getogen Alblasserwaarder.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken