Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Meleager en Atalante (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Meleager en Atalante
Afbeelding van Meleager en AtalanteToon afbeelding van titelpagina van Meleager en Atalante

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.29 MB)

Scans (3.31 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeur

C.M. Geerars



Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Meleager en Atalante

(1966)–Lukas Schermer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 114]
[p. 114]


illustratie

Eerste deel van het vyfde Bedryf.

 
DE wraakzugt opent hier het droevig treurtooneel,
 
Plexippus, die zyn Neef het zwaart in 't hart wou drukken,
 
Wordt zelf door bem gevelt, en krygt zyn rechte deel:Ga naar voetnoot3
 
Dit doedt de dolle Alkmene al raazend derwaarts rukken,
5[regelnummer]
Die, op haar Vaders lyk gevallen, t'onbedachtGa naar voetnoot5
 
Zich zelf, ten offerhandt van haare liefde, slacht.
[pagina 115]
[p. 115]

Vyfde Bedryf.

Eerste Tooneel.
Eneus, Althea, Licidas.

 
licidas.
1425[regelnummer]
RAmpzaal'ge Majesteit, die in uw gryzen dagh
 
Met zo veel ongeluk moet worstelen. O slag!
 
o Rykshof! vallen dan in 't einde uw' koopre dakenGa naar voetnoot1427
 
Zo lang met zorg gestut!
 
eneus.
 
Wat dootverft uwe kaaken
 
Bedroefde Licidas?
 
licidas.
 
O vrees'lyk Schouwtooneel!
1430[regelnummer]
Ach Majesteiten, ach! vergunt my, dat ik deel
 
In uwe droefheit neem. Laat nu vergramde Goden
 
Vry brullen op uw kroon, en vee, en menschen dooden;Ga naar voetnoot1432
 
Zy staapelen nu vry puinbergen van uw ryk,Ga naar voetnoot1433
 
Want al uw hoop uw heil leit neder in het slyk.Ga naar voetnoot1434
 
eneus.
1435[regelnummer]
Wat meldt g'ons dan?Ga naar voetnoot1435
 
licidas.
 
Helaas!
 
althea.
 
Schroom niet de zaak t'ontleeden,
 
Ik zal al 't ongeluk grootmoedig tegentreeden;
[pagina 116]
[p. 116]
 
Denk vry, dat geen gevaar, noch d'aldergrootste smartGa naar voetnoot1437
 
Een zucht zal wringen uit myn' lang gepynigt hart,
 
Of perssen uit myn oog een vloet van laffe traanen.Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Geen zeeklip wederstaat het loeien der orkaanen,
 
Gelyk myn gryze kruin den storm van tegenspoet.
 
licidas.
 
Zo vloeit uw ryksstat dan van 't Vorstelyke bloet
 
Uws broeders, door het staal van uwen zoon verslaagen,
 
En ach! de schoone Alkmene, in 't opgaan van haar' dagenGa naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Heeft zelf zich met haar hant geoffert op het lyk
 
Haar's Vaders.
 
eneus.
 
Hemelgoôn, hoe bliksemt g'op ons ryk!
 
Helaas! wat slaat gy in ons hart al diepe wonden!
 
Myn Broeder, door de vuist myns zoons, naar Stix gezonden,Ga naar voetnoot1448
 
Myn Nicht om 's Vaders doot gevallen in het zwaart!
1450[regelnummer]
Dat Meleager sterve, onwaardig, dat hy d'aardt
 
Met schelmsche voeten treet, hy sterve voor onze oogen,
 
't Onkreukbaar Recht wil hier geen deerenis gedoogen.
 
licidas.
 
't Onkreukbaar Recht spreekt hier den dappren Erfprins vry
 
Van alle schult en straf.
 
eneus.
 
Hoe Licidas durft gy
1455[regelnummer]
Een moorder van zyn' oom en ed'le bruit verschoonen?
 
Een Vadermoorder, die, door my gestaag te hoonen,
 
Van droefheit my elk uur doedt sterven. Neen, o neen,
 
In plaats van met zyn bruit naar 't echtaltaar te treên,Ga naar voetnoot1458
[pagina 117]
[p. 117]
 
Zal ik den sabel der Gerechtigheit doen zwaajen
1460[regelnummer]
Door zyn' verharden nek; ik moet de Schimmen paajenGa naar voetnoot1460
 
Van mynen broeder, en de Koningklyke Bruit.
 
Dit zweer 'k, o Themis, die in uwe handen sluitGa naar voetnoot1462
 
Den gouden evenaar om 't heilig recht te weegen.Ga naar voetnoot1463
 
Geen Zoon zal 's Vaders hart, tot wraak en straf geneegen,
1465[regelnummer]
Vermurwen, als de doot in zyn bedroefden staat
 
Hem lelik toegrimt, met een haatelyk gelaat,
 
Als hy 't schavot optreet met aarselende schreeden,
 
En ons 't geval vertoont der aardtsche mogentheeden.Ga naar voetnoot1468
 
licidas.
 
Verwyst gy dan uw zoon, eer gy zyne onschult hoort?Ga naar voetnoot1469
 
eneus.
1470[regelnummer]
Dat hy strafwaardig is, bewyst zyn schelmsche moort.
 
Zo wy het gruuwelstuk niet straften naar behooren,
 
Dan zou het gloeiend vuur van 's Hemels fellen toren
 
Met heete vonken gantsch Etolië verbraân.Ga naar voetnoot1473
 
Een ryk, 't welk 't Recht vertreet, moet zeker ondergaan.
1475[regelnummer]
Getergde Schimmen, ach! hoe zoudt gy my na deezen
 
Vervolgen van beneên met uw gedootverft weezen!Ga naar voetnoot1476
 
Gy zoudt m'ontrusten in myn' droomen, door uw klacht,
 
En eischen wraak van my in 't naarste van den nacht,Ga naar voetnoot1478
 
Wanneer gy 't gaapen toont van uw' bebloede wonden.
1480[regelnummer]
Neen hy moet sterven, die u heeft naar Stix gezonden.Ga naar voetnoot1480
 
licidas.
 
Ik bid ten derdemaal hoor d'onschult van uw zoon.
[pagina 118]
[p. 118]
 
eneus.
 
Wat noemt gy hem myn telg? hem, die myn marm'ren troon
 
Wil vesten in ciment van bloet en laauwe traanen.
 
Ja droevige gemeente, onzaalige onderdaanen,Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Ik oude Vorst, zo lang uwe liefde, sta mee bloot
 
Voor Meleagers staal, ei, helpt my in myn noot:
 
Hy zoekt door vadermoort myn kroone op 't hooft te drukken,
 
En streeft langs eenen weg van duizende ongelukken
 
Naar d'opperheerschappy, elendige gelooft,Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Dat gy gestraft zult zyn met zulk een opperhooft,
 
Een dwingelant, voor wien de dwingelanden beeven.
 
licidas.
 
Zyn Majesteit schynt my dan geen gehoor te geeven?
 
eneus.
 
Ja Licidas spreek vry: maar kon uw gladde taal
 
Myn Broeder en myn Nicht uit Plutoos duistre zaalGa naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Herroepen, ik liet u in louter gout bootseeren.
 
althea.
 
Daar is geen pat, om uit den afgront weêr te keeren;
 
De weg ter helle is als een visschersfuik, waarinGa naar voetnoot1497
 
Men lichtlyk koomt: maar d'onbarmhartige Godin,Ga naar voetnoot1498
 
Die 't nootlot stiert, belet den wedergang naar boven.Ga naar voetnoot1499
 
eneus.
1500[regelnummer]
Ach Vorstetelgen! ach! die aan de Grieksche hoven
 
Een luister waart voorheen, gy blyft dan eeuwig doot!
[pagina 119]
[p. 119]
 
licidas.
 
Mocht ik eens zien dat gy myn voorspraak niet ontvloot
 
Voor Meleager! 'k zou ...
 
eneus.
 
Ja spreek, wy zullen hooren.
 
licidas.
 
Na dat den Erfprins korts, schoon brandende van toren,Ga naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
De vacht van 't everzwyn ontrukt wierdt door de hant
 
Van Prins Plexippus om de min van Atalant,
 
En gy geboot, dat men zou zonder tyt verlengen,
 
Den buit ter eeuwiger gedachtenisse brengen
 
In 't heilig tempelkoor der machtige Diaan,
1510[regelnummer]
Scheen Meleager, om uw grimmigheit t'ontgaan,
 
Zich zelf in weêrwil van zyn driften te verbyten,
 
En al het lasteren en spooreloos verwytenGa naar voetnoot1512
 
Der opgeruide Alkmeen te kroppen in zyn hart.
 
Al weenend ging hy uit, en, koomende op de mart,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
Zag hy uw Broeder, op een witten hengst verheeven,
 
In 't midden van het volk, en, wyl hy wordt gedreeven,Ga naar voetnoot1516
 
Door weetlust, komt'er een hem schielyk in 't gemoet,Ga naar voetnoot1517
 
Die, met eerbiedigbeitGa naar voetnoot1 hem vallende te voet,
 
Dus uitroept. Braave Prins, hoe wordt uw deucht vertreden!Ga naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Plexippus maalt u af met haatelyke redenGa naar voetnoot1520
 
Voor d'ooren van het volk, 't welk, groeiende in uw schant,Ga naar voetnoot1521
 
Uwe oorlogsdapperheit, ten dienst van 't Vaderlant,
 
Bezwalkt door zulk een taal, reets misduit met zyne oogenGa naar voetnoot1523
 
Hoe zeit uw oom, men zal een heiligschender doogen,Ga naar voetnoot1524
[pagina 120]
[p. 120]
1525[regelnummer]
Daar heiligschendery ons is zo quaat gelukt?Ga naar voetnoot1525
 
Neen, ik heb hem den buit van 't everzwyn ontrukt,Ga naar voetnoot1526
 
En plechtig toegewyt de kuische Jachtgodinne,
 
Dien hy zo spooreloos zyn vreemde Jagerinne,Ga naar voetnoot1528
 
Heeft opgedrongen, en myn dochters min versmaat.Ga naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
't Is een echtbreeker, 't is een lasteraar, wiens quaat
 
Eerlang zal schroeien zyn bevlekte medeweeten.Ga naar voetnoot1531
 
Dus sprak de trouwe boo, met oogen nat bekreeten:Ga naar voetnoot1532
 
En Meleager stoof, vol gramschap, in den drangGa naar voetnoot1533
 
Van 't volk, daar hy zyn oom dus toesnaauwt, 'k heb zo langGa naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Geduldig uwen hoon, onedele, verdraagen,
 
Ik speur hoe langs hoe meer uwe eerelooze laagen,
 
Hoe gy, myn naam by 't volk bevlekkende, u reets vleit,Ga naar voetnoot1537
 
Dat gy den scepterstaf met volle Majesteit
 
Na vader Eneus doot zult op den rykstroon zwaajen.
1540[regelnummer]
Maar doe uw best om meer uw lasterzaat te zaajen,Ga naar voetnoot1540
 
Door onderdrukking groeit de hagelwitte DeuchtGa naar voetnoot1541-1542
 
Gelyk de palmboom op. Ontaarde schep uw vreucht
 
In 't roemen, dat gy my in weêrwil, met uw' handenGa naar voetnoot1543
 
De vacht van 't woedend' zwyn ontrukt hebt tot myn schanden,
1545[regelnummer]
Maar z'is, tot noch toe, myn met lof verkreege buit:
 
Dit zal ik toonen. Fluks drong Meleager uit
 
Den hoop van 't volk, en is den tempel ingevloogen,
[pagina 121]
[p. 121]
 
Daar hy de huit van 't zwyn uitsleepte voor elks oogen,Ga naar voetnoot1
 
Plexippus zag dit naauw, of springende uit den zaal,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Trok zynen sabel uit, dien d'Erfprins andermaalGa naar voetnoot1550
 
Afkeerde, en, ziende dat hy felder zyne slaagenGa naar voetnoot1551
 
Hem toebracht, riep hy uit.Ga naar voetnoot2 o Borgers, ziet, wy draagenGa naar voetnoot1552Ga naar voetnoot1552-1553
 
Geene onschult in zyn doot, sterft hy door onze hant.
 
Dus zoekt een winterbeer een boschleeuw met zyn tantGa naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
t'Ontzielen, als uw Broêr den temmer der gedrochten,Ga naar voetnoot1555
 
Daar wierdt van wederzy met heeten moet gevochten:
 
Hier bliksemt haat en woede uw broeders oogen uit,
 
Hy heft zo meenigmaal een vreeselyk geluit,
 
Als hy zyn arm verheft, de gramschap geeft hem krachten:
1560[regelnummer]
Daar vecht uw dappre zoon, niet om zyn' oom te slachten,Ga naar voetnoot1560-1561
 
Maar om zich zelf alleen te redden voor 't gewelt:
 
De Prins verweert zich, als een moedig oorloghelt;
 
Doch eind'lyk moest de doot zyns ooms den tweestryt scheiden.Ga naar voetnoot1563
 
Een felle sabelslag, rampzaalig voor hun beiden,
1565[regelnummer]
Dringt door zyn bekkeneel, dat hy ter aarde stort.Ga naar voetnoot1565
 
eneus.
 
o Hemel!
 
licidas.
 
Dit gerucht quam schoone Alkmene in 't kortGa naar voetnoot1566
 
Ter ooren, ach te vroeg, zy rukt verwoet van zinnen
 
Haar blonde vlechten los, als een der Wynpaapinnen,Ga naar voetnoot1568
[pagina 122]
[p. 122]
 
Haare oogen gloejen als een Vuur, terwyl zy raast
1570[regelnummer]
En naar het marktvelt holt, daar 't volk geheel verbaast,Ga naar voetnoot1570
 
Op 't schrikkelyk gezicht, en 't schreeuwen van die schoonheit,
 
Ruimbaan maakt, tot de plaats, daar 's Vaders lyk ten toon leitGa naar voetnoot1572
 
Gewentelt in zyn bloet. Ik volg u, riep zy, ach
 
Myn Vader! wyl zy 't staal, dat naast zyn zyde lag,Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Wanhoopende in haar borst, eer men 't kon merken, drukte.
 
Terstont schoot d'Erfprins toe, maar veel te laat, zy rukte
 
Noch zelf het glinstrend staal ten boezem uit, na dat
 
Zy met een flaauwe stem voor 't laatst gesprooken hadt.Ga naar voetnoot1578
 
Prins Meleager, 'k sterf: uw misdaat is vergeeven,
1580[regelnummer]
'k Wensch, dat gy na myn doot gelukkiger mocht leevenGa naar voetnoot1580
 
In uw stantvaste min, als ik gestorven ben.
 
Hier zweeg z', en gaf den geest. o Majesteit, wie kenGa naar voetnoot1582-1583
 
Den Erfprins van dees daat nu schuldig? hy stort traanen
 
Op 't lyk zyn's ooms en bruit, uw' zuchtende onderdaanen,
1585[regelnummer]
Staan om hem, ieder heeft medoogen met uw zoon,
 
Te lang geringeloort door onverdiende hoon.Ga naar voetnoot1586
 
althea.
 
Ach ongelukkig Vorst mag u myn smeeken helpenGa naar voetnoot1577
 
Zo laat de droefheit doch uw hart niet overstelpen,
 
Neen, tart de slagen uit der onverzoenb're Goôn,Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Tot het hen zelfs verveelt te woeden op uw troon.Ga naar voetnoot1590
 
eneus.
 
Wat 's dit Mevrouw? u schynt uw rampspoet niet te treffen:
 
Gy lacht, hoe meer de Goôn hun grimmigheit verheffen;Ga naar voetnoot1592
 
Is dan uw hart van staal? wie zyt g'? ach deer'lyk lot,
[pagina 123]
[p. 123]
 
Dat gy den Hemel noch in 't aangezicht bespot,
1595[regelnummer]
En vol vermetelheit zyn slagen durft verachten!
 
Nu ziet gy eens myn droom, myne ydele gedachtenGa naar voetnoot1596-1597
 
Op 't schrikkelykst vervult, en blyft gy even fier!
 
Wy staan, wy leeven wel, maar zie het bliksemvier,
 
't Welk ons verzengen zal, barst boven door de daken,
1600[regelnummer]
Ei bergen w'ons, ik hoor de koop're transsen kraaken.
 
Kom waarde Althea, kom ontvlieden wy de Goôn.
 
althea.
 
Waar me, bedroefde Vorst, verdiende ik zulk een hoonGa naar voetnoot1602
 
En spooreloos verwyt. Ik laat de Goden woeden,Ga naar voetnoot1603
 
Gesterkt voort geesselen van alle tegenspoeden.Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Het past een laffe ziel te weenen in verdriet.
 
Gy treft Althea wel, maar treft haar harte niet
 
Vergramde Hemel, neen. Maar is 't uw welbehaagen,Ga naar voetnoot1607-1612
 
Dat een onwaardig hooft voor duizent wordt verslaagen,Ga naar voetnoot1608
 
Wel aan, ik offer u myn gryze kruin ter eer?Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
Ik ben doch afgeleeft, en walg hoe langs hoe meerGa naar voetnoot1610
 
Van 's werelts gruuwelen. Dit einde van myn leeven
 
Zal my veel zoeter smaak als Hiblaas honig geeven.Ga naar voetnoot1612
 
eneus.
 
Ga Licidas en zeg, dat d'Erfprins herwaarts koom'
 
Op dat hy zelf den moort ontschuldigt van zyn' Oom.Ga naar voetnoot1614
[pagina 124]
[p. 124]
 
licidas.
1615[regelnummer]
'k Wierd van den Prins belast den Ryksvorst te gaan bidden,Ga naar voetnoot1615
 
Dat het zyn' Majesteit behaagen mocht in 't midden
 
Van 't volk te koomen, dat, om 't droevig ongeval
 
Mistroostig, uwen zoon genoeg verschoonen zal.
 
eneus.
 
Ik ga, hoe zeer ik word gepynt aan alle kanten,
1620[regelnummer]
Naar 't treurtooneel van uw vermoorde bloetverwanten
 
Vorstin, doch kom in 't kort met Meleager weêr.Ga naar voetnoot1621
[pagina 125]
[p. 125]


illustratie

Tweede deel van het vyfde bedryf.

 
BEdroefde Althea, die de Vorstelyke Bruit,
 
En Prins Plexippus zoekt in 't bloet haars zoons te wreeken,
 
Wordt door de teedre drift van 's moeders hart gestuit,
 
Doch sterft van droefheit: dit kan 's Hemels gramschap breeken,
5[regelnummer]
Wiens Godtspraak, die het ryk voortaan weer voorspoet spelt,Ga naar voetnoot5
 
De Jachtnimf kluistert aan den Kalidonschen Helt.Ga naar voetnoot6
[pagina 126]
[p. 126]

Tweede Tooneel.

 
althea.
 
ALthea barst nu uit in droefheit, al te zeer
 
Getroffen, om u dus gevoeleloos te draagen.Ga naar voetnoot1623
 
O smart, ondraagb're spyt, o vreeselyke slagen!Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Een booswicht brouwt ons dan dit gruuwelyke quaat,
 
Dien d'aarde niet alleen, maar hel en hemel haat,
 
Om wien Diana straft d'armzaalige onderzaaten,
 
Een rykspest, die elk steets vervloeken zal en haaten.
 
Die 't bosgedrocht wel heeft verwonnen door zyn hant,
1630[regelnummer]
Maar erger monster is, om dit elendig lant
 
In eenen korten tyt ten grontvest uit te delgen:
 
Maar d'afgront zal zyn ziel eer in zyn' kaaken zwelgen,Ga naar voetnoot1632
 
o Ja, Althea, wees gy 't werktuig van de Goôn,
 
Verlos dit ryk van uw verderfelyken zoon,
1635[regelnummer]
Myn zoon niet meer, maar dien de hel heeft uitgespoogen,
 
Na dat de Furiën hem hadden opgetoogen.Ga naar voetnoot1636
 
De Goden vorderen dees offerhant van my.Ga naar voetnoot1637
 
Komt Wraakgodinnen, ik bezweere uw heerschappy,Ga naar voetnoot1638
 
Komt, en vergiftigt voort myn boezem door uw' slangen,Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
De moorder moet door moort verdienden loon ontfangen,
 
En met dien schelm 't geslacht van Eneus ondergaan.
 
Of zou die Vader zo gelukkig zijn? dat aan
 
Zyn nazaat wierdt vergunt in Kalidon te bloeien,Ga naar voetnoot1643
 
Wyl Testius zyn kroost zo deerlyk uit ziet roeien:Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Neen bloetverwanten, neen getergde schimmen, hoort
 
Althea, daar gy dwaalt omtrent den droeven boortGa naar voetnoot1646
[pagina 127]
[p. 127]
 
Van 't onderaartsche Stix, zy zal u straks ten tekenGa naar voetnoot1647
 
Van haare liefde in 't bloet van Meleager wreeken.
 
Maar ach waar voeren my d'ontzinde driften heen!
1650[regelnummer]
Vergeeft, vergeeft het my, o Broeder, o Alkmeen,
 
't Hart van een Moeder kan dees wreetheit niet volenden,
 
De straf verdient hy wel, maar 'k schrik myn hant te schenden,
 
In 't vorstelyke bloet van mynen eigen zoon.
 
Maar zou hy straffeloos regeeren op den troon
1655[regelnummer]
Van Kalidon, en trots op zulk een voorspoet leeven,
 
En zoudt gy ongepaait dan eeuwig moeten zweeven,Ga naar voetnoot1656
 
Rampzaalge schimmen? neen dat dulde ik niet, hy sterf',
 
En sleep' zyns Vaders hoop, zyn ryk, en het bederf
 
Zyns Vaderlants in 't graf. Waar is, o groote Goden,
1660[regelnummer]
Het Moederlyke hart zo schielyk heen gevlooden!
 
Waar is de teed're liefde en innerlyke zucht,Ga naar voetnoot1661
 
Die 'k altyt heb getoont omtrent myn lieve vrucht!Ga naar voetnoot1662
 
Ach Meleager, waart g'een zuigeling gestorven!
 
'k Verzette licht myn rouw: door my hebt gy verworvenGa naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
Het levenslicht, dat gy door my weer derven moet.
 
Ik wil, en kan niet, ach! dan komt my broeders bloet,Ga naar voetnoot1666
 
En 't bloet van myne Nicht te gruuwlyk voor myne oogen,
 
Dan worde ik wederom, schoon tegens dank, bewoogenGa naar voetnoot1668
 
Door zuiv're moederliefde, en dus al heene en weêrGa naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
Geslingert door myn drift. Helaas! tot wien doch keerGa naar voetnoot1670
 
Ik eindelyk myn hart? gy evenwel dryft boven
 
Myn Bloetverwanten, 'k zal uw schimmen niet berooven
 
Van d'onderaartsche rust; mag ik maar na de straf
 
Van Meleager kort u volgen in het graf.Ga naar voetnoot1674
[pagina 128]
[p. 128]

Derde Tooneel.
Althea, Eneus, Meleager, Atalante, Dianira.

 
althea.
1675[regelnummer]
O Bloethont, nadert gy uwe afgeleefde moeder,Ga naar voetnoot1675
 
Daar gy noch druipt van 't bloet van haar verslagen Broeder,Ga naar voetnoot1676
 
Die juichend zien kont; hoe uw troostelooze AlkmeenGa naar voetnoot1677
 
Zich zelve om 't leeven bracht, op dat gy wel te vreên,
 
En lachende in uw vuist, een vreemde zoudt genieten!Ga naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
O neen; ik zal veel eer 't meinedig bloet vergieten,Ga naar voetnoot1680
 
Dat door uwe aders rolt ....
Terwyl zy dit spreekt, slaat zy haar hant naar het zwaart van Eneus, doch wordt door moederliefde in 't uitwerken van haare drift gestuit.
 
Althea, ach, wat smart!
 
Denkt gy niet; dat g'uw' zoon wilt steeken naar het hart.Ga naar voetnoot1682
 
Vervloekte wraaklust, die my komt tot gruuw'len spooren.
 
meleager.
 
Helaas myn moeder! ...
 
altheaGa naar voetnoot1
 
Zwyg, ik wil geen woorden hooren
1685[regelnummer]
Van een ontaarden zoon: kom volgme Dianier,
 
Ik schrik voor 't aangezicht van zulk een monsterdier,
 
Waardoor ik telkens word tot wraaklust aangeblaazen.
[pagina 129]
[p. 129]

Vierde Tooneel.
Eneus, Meleager, Atalante.

 
eneus.
 
HEeft zy geveinst, en zyn haar zinnen gants aan 't raazen,
 
Die 't ongeluk noch pas zo moedig tegenstont?Ga naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Rampzaalig Vorst, dit is wel d'alderzwaarste wont,
 
Een kanker, die allengs myn hartaâr op zal vreeten.
 
Ontaarde Zoon, hoe moet uw wroegend medeweetenGa naar voetnoot1692
 
U pynigen, die ons in zo veel' rampen stort,
 
En dus een Vaderbeul, en Moedermoorder wordt:Ga naar voetnoot1694
1695[regelnummer]
Of is de menschlykheit geheel uit u vervloogen?
 
En voelt uw steene hart geen eenig mededoogen,Ga naar voetnoot1696
 
Of knagend naberouw om zo veel gruuweldaân?
 
Waant gy myn straffe hant dus straffeloos t'ontgaan,
 
En morgen op den troon van Kalidon te klimmen?
1700[regelnummer]
Of meent ge, dat gy zoudt de wraakgezinde schimmen
 
Ontvluchten, ver van hier, in 't een of 't ander lant?
 
meleager.
 
Ik eisch noch schepterstaf, noch kroonen uit uw hant,
 
Noch op dees nydige aarde een oogenblik te leeven,Ga naar voetnoot1703
 
Myn Vader, zo gy maar myn misdaat wout vergeeven,
1705[regelnummer]
Die my Alkmene zelf al stervende vergaf,
 
Een misdaat, dat ik min dees schoonheit tot in 't graf;
 
Niet dat ik mynen oom op 't marktvelt heb verslaagenGa naar voetnoot1707
 
Daar niet alleen het volk, maar zelfs de Goden zagenGa naar voetnoot1708
 
Myn onschult. Hemel, ja, 'k betuige uw oppermacht,Ga naar voetnoot1709
1710[regelnummer]
Zo ik Plexippus niet in weêrwil heb geslacht,Ga naar voetnoot1710
 
Zo laat uw bliksemgloet dit eerloos hooft verslinden:
 
Maar Goden, zo gy my onschuldig zult bevinden,
[pagina 130]
[p. 130]
 
Vergunt me, dat ik niet mag sterven met den naam
 
Van moordenaar, zo lang verheerlykt door de Faam,Ga naar voetnoot1714
1715[regelnummer]
Dan zal ik juichende myn ongelukkig leeven,
 
Tot zoen van Vaders haat, ten offerhande geeven.
 
Is zulk een doot niet zoet, bevallige Vorstin,Ga naar voetnoot1717
 
Wanneer men sterven mag gelukkig om uw min?
 
Vaar wel, vaar eeuwig wel, o Vorstelyke plante
1720[regelnummer]
Van Koning Jazius, weêrgalooze Atalante,Ga naar voetnoot1720
 
Het nydig Nootlot wilde onze onbevlekte trouw,Ga naar voetnoot1721
 
Onze ongeveinsde min niet dulden; maar, Mevrouw,
 
Schoon 't Nootlot machtig is, ons leeven weg te rukken,Ga naar voetnoot1723
 
Het kan oprechte liefde in eeuwigheit niet drukken,Ga naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
Die ik tot in het graf zelf mededraagen zal:Ga naar voetnoot1725
 
En heeft men noch gevoel van liefde in 't zalig dalGa naar voetnoot1726-1727
 
Der schimmen, hoe zal ik dan elleke oogenblikkenGa naar voetnoot1727
 
Door Atalantes naam gelyk een roos verquikken,Ga naar voetnoot1728
 
Die, door den morgendauw besproeit, haar knopje ontsluit!
 
atalante.
1730[regelnummer]
Zoudt gy om myne schult dan sterven, dapp're spruit
 
Van Eneus? zulk een slag wil toch de Hemel keeren.
 
Het aardtryk kan my wel, maar u noch niet, ontbeeren,
 
o Monstertemmer: neen, ik ben terstont bereit
 
Voor u te sneuvelen, indien zyn MajesteitGa naar voetnoot1734
1735[regelnummer]
De schuldige voor den onschuldigen laat sterven.Ga naar voetnoot1735
 
't Onkreukbaar Recht zal my dees beede doen verwerven.
 
Myn komste is oorzaak van uw tegenspoet, en druk,Ga naar voetnoot1737
 
Ik stortte Kalidon in 't uiterste ongeluk,
[pagina 131]
[p. 131]
 
Straf my dan, gryze Vorst, 'k verdien alleen uw toren.
1740[regelnummer]
Doch 'k zie hy weigert my myn smeeken aan te hooren,
 
Myn Minnaar, ach men heeft op u de schult gelaân,
 
Gy moet de straf alleen onschuldig ondergaan,
 
Maar 'k zal al evenwel in 't aanzien van uw vaderGa naar voetnoot1743
 
Kloekmoedig volgen op uw voetspoor, wie zou nader
1745[regelnummer]
Deel neemen, braave Prins, in uwe tegenspoet?
 
Schoon 't nootlot onze trouw benyt, ons purper bloetGa naar voetnoot1746
 
Zal echter na myn doot op d'aarde samenvloeien,
 
En zich vereenigen.Ga naar voetnoot1748-1749
 
eneus.
 
Zult gy noch langer loejen
 
Op myn rampzaalig hooft, o onverzoenb're Goôn!
1750[regelnummer]
Waar mee verdiende ik dat? Helaas, ik zoek myn' Zoon
 
Geenzints, Mevrouw, tot wraak op 't moorttooneel te straffen,Ga naar voetnoot1751
 
Daar 's bloets genoeg gestort, om droefheit te verschaffen.
 
Indien hy schuldig is aan 't deer'lyk ongeval,
 
'k Verzeker my, dat hem 't gewisse straffen zalGa naar voetnoot1754
1755[regelnummer]
Veel erger ....

Vyfde Tooneel.
Eneus, Meleager, Atalante, Dianira.

 
eneus.
 
MAar wat 's dit. o Goôn, 'k begin te vreezen,Ga naar voetnoot1756
 
Dit ongeluk zal licht noch 't alderergste weezen.
 
Ach Dianira! wat is d'oorzaak dat gy schreit
 
Getrouwe Dochter?Ga naar voetnoot1758
[pagina 132]
[p. 132]
 
dianira.
 
O rampzaal'ge Majesteit!
 
meleager.
 
Volhart de Hemel dan dit koningkryk te plaagen?
 
dianira.
1760[regelnummer]
O Erfprins!Ga naar voetnoot1760
 
eneus.
 
Droeve maacht wat heeft u dus verslaagen.
 
Wat treft ons wederom?
 
dianira.
 
Ach ongelukkig bloet
 
En kroost van Testius!Ga naar voetnoot1762
 
eneus.
 
Geen naare tegenspoet,
 
Hoe groot, zal langer myn bestormde ziel doen beeven.
 
dianira.
 
De Koningin .....Ga naar voetnoot1764
 
eneus.
 
Helaas!
 
dianira.
 
Heeft zo den geest gegeeven.
 
meleager.
1765[regelnummer]
Ach Moeder, Moeder, ach! waarom doch hebt gy nietGa naar voetnoot1765
 
Uw eereloozen zoon, de bronaâr van 't verdriet
[pagina 133]
[p. 133]
 
Het staal in 't hart gedrukt? ach had ik dat verworven!
 
Zo waart gy moogelyk zo vroeg noch niet gestorven.
 
eneus.
 
Ziet Koningen, ziet hier beheerschers deezer aardt,
1770[regelnummer]
Een ongelukkig Vorst, omtrent eene eeuw gespaart
 
Ter straf van 't Godendom: Monarchen van de waerelt,Ga naar voetnoot1771
 
Ziet hier een Koning, wel met Majesteit beparelt,Ga naar voetnoot1772
 
Maar dien het zaliger geweest was zynen tyt,
 
Gelyk een onderdaan, van staatsbelang bevryt,
1775[regelnummer]
Te slyten: dan hadt nooit dees storm myn' laage dakenGa naar voetnoot1775
 
Omver geslingert, die myn rykshof nu doedt kraaken:
 
Dan hadt de droefheit nooit in 't duister graf gerukt
 
Myn lieve Koningin. Helaas, hoe deerlyk drukt
 
Haar doot myn bange ziel! hadt gy ons doch gegeevenGa naar voetnoot1779
1780[regelnummer]
o Hemel, tegelyk na dit elendig leeven
 
Te sterven; want wat lust my 't leeven in dees noot!
 
Maar, lieve Dianier, is 't waarheit, is zy doot,
 
Hebt gy met uwe hant haare oogen zelf gelooken,
 
En heeft zy tegen u het laatst vaarwel gesprooken?
 
dianira.
1785[regelnummer]
Neen Vorst, gy hebt noch zelf het alderlaatste woort
 
Van haare Majesteit daar even aangehoort,
 
Waar na z' in haar vertrek uitzinnig is gevloogen,
 
En zich op 't rustbedt wierp, wanneer haar' gloeiende oogenGa naar voetnoot1788
 
Van gramschap bliksemden, dan weer een traanenvloet
1790[regelnummer]
Uitgooten, wyl zy zich, gelyk geheel verwoetGa naar voetnoot1790
 
Aanstelde, en, op zich zelf te wreet, haar' gryze hairen
 
Uitrukte met gewelt, onmooglyk te bedaaren.
 
Zy sloeg erbermelyk met vuisten op haar borst;
 
Wanneer ik uitriep, helpt de Koningin, o Vorst!Ga naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
o Hofgezin! helaas, wy zyn geheel verlooren!
[pagina 134]
[p. 134]
 
Maar zy, op dit geroep gaf my vol haat en tooren
 
Een slag in 't aangezicht: waar na, o groote smart!
 
De droefheit onvoorziens beving haar bange hart.
 
Zy storf, en moest aldus haar levenstyt bepaalen;Ga naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Wanneer een schielyk licht van schitterende straalen,Ga naar voetnoot1800
 
Het duister hofvertrek verlichtte, en onverwacht
 
Een Hemelstem my klonk in d'ooren. Het geslacht
 
Van Testius moest dus Dianaas wrok vergelden;Ga naar voetnoot1803
 
Dat Kalidon weer bloeje, en d'eer der Grieksche Helden
1805[regelnummer]
Het waardig loon geniet van zyne oprechte Min.
 
eneus.
 
Was dit dan uwe wil vergramde Jachtgodin?
 
Wel aan, 'k zal my, hoe zeer uw harde slagen snerpen,
 
Met lytzaamheit uw' wil gewillig onderwerpen,
 
Indien gy my dees bee vergunnen wilt alleen,
1810[regelnummer]
Dat ik den korten tyt myns levens in geween
 
En droefheit slyten mag, van kroon en staf ontslaagen,
 
Die gy myn Zoon vry meucht met Atalante draagen;Ga naar voetnoot1812
 
Ik zoek nu eenzaamheit, geen rust voor myn gemoet,
 
Ontsteek de fakkel van uw huuwlyk aan den gloetGa naar voetnoot1814
1815[regelnummer]
Van moeders lykvuur, 't is 't behaagen van de Goden.
 
atalante.
 
Ik dank den Hemel, en zyn Majesteits geboden.
 
meleager.
 
Met welk een alsemdrank mengt gy den honig vanGa naar voetnoot1817
 
Ons onverwacht geluk, o Goden! moest ik dan
 
Na zulk een stroom van bloet, na zo veel zielsverdrieten,
[pagina 135]
[p. 135]
1820[regelnummer]
Myn' waardige Atalant tot myne Bruit genieten!
 
Gy weet, o Hemel! hoe my 't strenge Nootlot smart,
 
Doch hoe ik nimmermeer myn doorgepynigt hart
 
Bezoetelt heb met schult; dit zal my al myn leeven
 
In myn gerust gemoet een stillen Vrede geeven.
Einde van het vyfde en laatste Bedryf.

voetnoot3
rechte: gerechte, hem toekomende.
voetnoot5
t'onbedacht: al te redeloos.
voetnoot1427
in 't einde: tenslotte.
voetnoot1432
1432 en 1433 vry: gerust, maar; brullen op: hun woede koelen op; vgl. r. 1748-1749.
voetnoot1433
Zy staapelen: laten zij stapelen.
voetnoot1434
Wij zouden achter hoop en heil komma's plaatsen.
voetnoot1435
ontleeden: uitleggen, verklaren.
voetnoot1437
vry: voorzeker of gerust.
voetnoot1439
laffe: van zwakte getuigende (indirect bijv. nw.).
voetnoot1444
in 't opgaan van haar' dagen: in de bloei van haar jeugd.
voetnoot1448
Stix: zie de noot bij r. 823.
voetnoot1458
Versta: in plaats ervan, dat hij ...
voetnoot1460
paajen: verzoenen, tevreden stellen, genoegdoening geven.
voetnoot1462
Themis: godin van het recht, voorgesteld met blinddoek, weegschaal en zwaard.
voetnoot1463
evenaar: naald of tong van een weegschaal; hier pars pro toto.
voetnoot1468
geval: lot, wisselvalligheid.
voetnoot1469
Verwyst: vonnist; onschult: betuiging van onschuld, (hier) verdediging.
voetnoot1473
verbraân: verbraden, verbranden.
voetnoot1476
van beneên: van uit de onderwereld, weezen: gelaat.
voetnoot1478
naarste: donkerste.
voetnoot1480
Stix: zie de noot bij r. 823.
voetnoot1484
gemeente: volk.
voetnoot1489
elendige: ellendige (gemeente).
voetnoot1494
Plutoos duistre zaal: de onderwereld; Pluto is de god van de onderwereld.
voetnoot1497
helle: (hier) onderwereld, dodenrijk.
voetnoot1498
Godin: één der schikgodinnen; vgl. de noot bij r. 1272.
voetnoot1499
stiert: bestuurt.
voetnoot1504
korts: kort geleden; schoon: ofschoon.
voetnoot1512
spooreloos: bandeloos, ongeremd.
voetnoot1514
mart: markt.
voetnoot1516
wyl: terwijl.
voetnoot1517
: een: iemand; in 't gemoet: tegemoet.
voetnoot1
eerbiedigbeit drukfout voor: eerbiedigheit
voetnoot1519
Dus: aldus.
voetnoot1520
maalt: schildert; reden: woorden.
voetnoot1521
groeiende in uw schant: plezier hebbend, genoegen vindend in uw leed, schande.
voetnoot1523
reets misduit met zyne oogen: met de blik van de ogen reeds ten kwade duidt.
voetnoot1524
doogen: gedogen, dulden.
voetnoot1525
Daar ... gelukt slaat op de verwaarlozing van de eredienst van Diana in Etolië, waarom deze rampen over het land zond.
voetnoot1526
den buit van 't everzwyn: de buit, nl. het everzwijn; van 't everzwyn is een z.g. bepaling van identificatie, men noemt het ook een appositionele verbinding.
voetnoot1528
spooreloos: tegen alle wetten in; vreemde: buitenlandse.
voetnoot1529
Onregelmatige, anacolouthische constructie met samentrekking van heeft (r. 1529) en hy (r. 1528) uit de bijv. bijzin naar de daarop volgende hoofdzin: en mijn dochters min heeft hij versmaad.
voetnoot1531
medeweeten: geweten.
voetnoot1532
Dus: aldus; boo: boodschapper.
voetnoot1533
drang: gedrang.
voetnoot1534
daar: waar; dus: aldus.
voetnoot1537
u reets vleit: uzelf reeds vleit met de gedachte.
voetnoot1540
Maar doe uw best: Maar hoe gij ook uw best doet.
voetnoot1541-1542
Door ... op: over de palmboom die in de verdrukking beter groeit, als emblema voor de deugd zie Werelttoneel, dl. II, blz. 600-602, en Albrecht Schöne, Emblematik und Drama im Zeitalter des Barock, München 1964, blz. 12-13, 68-69, 128 en 215-216.
voetnoot1543
my in weêrwil: tegen mijn wil.
voetnoot1
oogen, misschien drukfout voor: oogen.
voetnoot1549
naauw: nauwelijks; zaal: zadel.
voetnoot1550
andermaal: herhaaldelijk, meer dan eens.
voetnoot1551
hy: Meleager.
voetnoot2
uit. drukfout voor: uit:
voetnoot1552
hy: Plexippus.
voetnoot1552-1553
o Borgers ... onze hant: Plexippus verklaart het volk de dood van Meleager na te streven.
voetnoot1554
Dus: aldus.
voetnoot1555
den temmer der gedrochten: Meleager, die het zwijn doodde.
voetnoot1560-1561
niet om ... voor 't gewelt: Meleager strijdt slechts uit zelfverdediging; vgl. r. 1552-1553 over Plexippus.
voetnoot1563
scheiden: beslissen.
voetnoot1565
bekkeneel: schedel.
voetnoot1566
Dit gerucht: bericht hiervan; in 't kort: aldra.
voetnoot1568
Wynpaapinnen: zie de noot bij r. 407.
voetnoot1570
daar: waar; verbaast: ontsteld.
voetnoot1572
daar: waar.
voetnoot1574
wyl: terwijl.
voetnoot1578
Wij zouden na hadt een dubbelpunt plaatsen.
voetnoot1580
mocht: moogt.
voetnoot1582-1583
ken ... schuldig: moet schuldig achten.
voetnoot1586
geringeloort: gekweld.
voetnoot1577
mag: kan.
voetnoot1589
tart uit: daag uit.
voetnoot1590
zelfs: zelf; op: tegen.
voetnoot1592
verheffen: verhogen, vergroten.
voetnoot1596-1597
Nu ziet ... vervult: zie de r. 484-492.
voetnoot1602
me: mee.
voetnoot1603
spooreloos: uitzinnig.
voetnoot1604
voort: voor het, tegen het.
voetnoot1607-1612
Op deze woorden van Althea reageert Eneus niet.
voetnoot1608
voor: in de plaats van.
voetnoot1609
Het vraagteken hoort bij de vraag in de vooropstaande bijzin (r. 1607-1608) gesteld, maar is geplaatst achter de mededelende hoofdzin. Vgl. ook r. 1412.
voetnoot1610
doch: toch.
voetnoot1612
Hiblaas honig: Hybla is een berg op Sicilië, geroemd om zijn kleurrijke bloemen en geurige honing.
voetnoot1614
van: op.
voetnoot1615
van: door.
voetnoot1621
in 't kort: aanstonds.

voetnoot5
spelt voorspelt.
voetnoot6
kluistert aan: in een huwelijk verbindt met
voetnoot1623
dus: aldus, zo.
voetnoot1624
spyt: gramschap, woede.
voetnoot1632
d'afgront: de onderwereld.
voetnoot1636
Furiën: zie de noot bij r. 396; opgetoogen: opgevoed; grootgebracht.
voetnoot1637
vorderen: eisen.
voetnoot1638
Wraakgodinnen: Furiën, zie r. 1636.
voetnoot1639
voort: terstond; uw' slangen: de Furiën worden afgebeeld als heksen met slangen i.p.v. haar, hondekoppen, pikzwarte lichamen, vleermuisvlerken en bloedbelopen ogen.
voetnoot1643
bloeien: een welvarend leven leiden.
voetnoot1644
Wyl: terwijl; Testius: Thestius, koning van Etolië, de vader van Althea en Plexippus; op zijn geslacht is de wraak van Diana gericht.
voetnoot1646
daar: waar.
voetnoot1647
Stix: zie de noot bij r. 823.
voetnoot1656
ongepaait: zonder dat u genoegdoening is verschaft.
voetnoot1661
zucht: genegenheid.
voetnoot1662
omtrent: aangaande.
voetnoot1664
Verzette: verdreef, zette uit mijn hoofd.
voetnoot1666
en 1668 dan ... Dan: nu eens ... dan weer.
voetnoot1668
schoon: ofschoon; tegens dank: tegen mijn wil.
voetnoot1669
dus: aldus.
voetnoot1670
doch: toch.
voetnoot1674
Van: volbracht aan; kort: na korte tijd.
voetnoot1675
afgeleefde: oude.
voetnoot1676
Daar: terwijl.
voetnoot1677
Wij zouden in plaats van de kommapunt een komma plaatsen; troostelooze: ontroostbare.
voetnoot1679
vreemde: buitenlandse; genieten: nl. in een huwelijk.
voetnoot1680
meinedig: trouweloos, verraderlijk.
voetnoot1682
niet met accent te lezen; wij zouden in plaats van een kommapunt een komma plaatsen.
voetnoot1
ALTHEA drukfout voor: ALTHEA.
voetnoot1689
tegenstont: weerstand bood aan.
voetnoot1692
medeweeten: geweten.
voetnoot1694
dus: aldus.
voetnoot1696
geen eenig: in het geheel geen.
voetnoot1703
nydige: hatelijke, afschuwelijke.
voetnoot1707
Niet dat: niet (de misdaad) dat ...
voetnoot1708
Daar: waar.
voetnoot1709
betuige: bezweer.
voetnoot1710
in weêrwil: tegen mijn wil.
voetnoot1714
zo ... Faam: hoort bij ik in r. 1716.
voetnoot1717
Het is wat vreemd dat Meleager hier Atalante aanspreekt met Vorstin, zie evenwel r. 1719.
voetnoot1720
Jazius: zie de noot bij r. 299.
voetnoot1721
nydig: afgunstig.
voetnoot1723
Schoon: ofschoon; machtig: bij machte, in staat.
voetnoot1724
drukken: onderdrukken.
voetnoot1725
zelf: zelfs.
voetnoot1726-1727
't zaalig dal / Der schimmen: de Elyseese velden of dalen; zie de noot bij r. 24.
voetnoot1727
elleke: alle.
voetnoot1728
gelyk een roos hoort bij ik in r. 1727; verquikken: verkwikt worden (vgl. r. 651).
voetnoot1734
Voor u: in uw plaats; sneuvelen: sterven.
voetnoot1735
voor: in de plaats van.
voetnoot1737
druk: smart.
voetnoot1743
al evenwel: desalniettemin.
voetnoot1746
Schoon: ofschoon.
voetnoot1748-1749
loejen / op: uw woede koelen op; vgl. r. 1432.
voetnoot1751
op 't moorttooneel: op deze plaats van moord.
voetnoot1754
'k Verzeker my: ik ben ervan overtuigd; gewisse: geweten.

voetnoot1756
licht: misschien.
voetnoot1758
Dochter: jongedochter.
voetnoot1760
dus: aldus.
voetnoot1762
Testius: zie de noot bij r. 1644.
voetnoot1764
zo: zojuist.
voetnoot1765
doch: toch.
voetnoot1771
Ten straf van 't Godendom: opdat de goden hem konden straffen.
voetnoot1772
bepareld: sierend bekleed.
voetnoot1775
myn' laage daken: mijn nederig huis.
voetnoot1779
doch: toch.
voetnoot1788
wanneer: terwijl.
voetnoot1790
wyl: terwijl.
voetnoot1794
Wanneer: terwijl.
voetnoot1799
bepaalen: afgrenzen, afsluiten.
voetnoot1800
Wanneer: terwijl.
voetnoot1803
dus: aldus.
voetnoot1812
Wij zouden myn Zoon tussen komma's plaatsen; vry: in vrijheid; of als partikel opgevat: voorwaar.
voetnoot1814
de fakkel van uw huuwlyk: de god van het huwelijk, Hymenaeus, werd voorgesteld met een fakkel in de hand; zie Het Werelttooneel, dl. I, blz. 408.
voetnoot1817
alsemdrank: zeer bittere drank.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken