Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.63 MB)

Scans (45.86 MB)

ebook (3.46 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1976)–Arthur van Schendel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 89]
[p. 89]

Eerste brief

Denk eens, mijn lief, in hoe hoge mate je onvoorzichtig bent geweest!

O, ongelukkige, je bent bedrogen en je hebt mij bedrogen met bedrieglijke hoop. Een liefde waar je zoveel uitzichten van vreugde in had, veroorzaakt je thans een dodelijke wanhoop, die alleen vergeleken kan worden bij de wreedheid van het afwezen waar zij uit voortkomt. Wat, zal deze afwezigheid welke mijn smart, hoe vindingrijk zij ook is, niet treurig genoeg benamen kan, dan voor altoos mij de aanblik dier ogen onthouden waar ik zoveel liefde in placht te zien en die mij aandoeningen schonken overvol van vreugde, die alles voor mij waren, en die, eigenlijk, alles waren dat ik wensen kon? Helaas, de mijne hebben het enige licht verloren dat hun leven gaf, er blijft hun niets dan tranen over en ik heb ze voor niets anders gebruikt dan onophoudelijk schreien sinds ik hoorde dat je ten leste tot een heengaan had besloten, zó ondraaglijk voor mij dat het mij wel spoedig zal doen sterven.

Toch schijnt het mij dat ik aan het leed dat je mij veroorzaakt enigszins gehecht ben. Ik wijdde je mijn leven toe zodra ik je zag en ik voel een behagen het je te offeren. Wel duizend keren op een dag zend ik je mijn zuchten, ze zoeken je in alle oorden, en als enige beloning voor zoveel onrust brengen zij mij slechts de al te ware aankondiging van mijn ongeluk - ongeluk dat zo wreed is niet te dulden, dat ik mij vleie met hoop en dat mij te alien tijde herhaalt: Houd op, houd op, ongelukkige Marianna, tevergeefs te begeren, houd op een minnaar te zoeken die je nooit meer zien zult, die over de zeeën is gevaren om je te ontvluchten, die in Frankrijk is te midden van vermaken, die geen enkel ogenblik aan je verdriet denkt, die onverschillig is voor je vervoeringen waarvoor hij je geenszins dankbaar is.

Maar neen, ik kan er mij niet toe brengen zo slecht over je te oordelen en het ligt mij te na aan 't hart je te rechtvaardigen: Ik wil mij gans niet verbeelden dat je mij vergeten hebt.

Ben ik niet ongelukkig genoeg zonder mijzelve met valse arg-

[pagina 90]
[p. 90]

waan te kwellen? En waarom zoude ik trachten de moeiten te vergeten die je deed om mij je liefde te betuigen? O, ik was zo blijde met al die moeiten, dat ik wel zeer ondankbaar wezen zou zo ik je niet met dezelfde innigheid liefhad die mijn passie mij gaf toen ik nog de blijken van jouw liefde genoot. Hoe kunnen de herinneringen aan zo lieve ogenblikken zo bitter zijn geworden? En moeten zij, tegen hun natuur, alleen dienen om mijn hart te tiranniseren? Helaas, arm hart! Je laatste brief bracht het in een vreemde toestand: het leed zulke pijnlijke ontroeringen, dat het zich van mij trachtte los te rukken om jou te gaan zoeken. Zó overstelpt werd ik door die hevige aandoeningen, dat ik gedurende meer dan drie uren in zwijm lag; ik weigerde tot een leven terug te keren dat ik voor jou verliezen moet daar ik het niet voor je behouden kan; ondanks mijzelve kwam ik weer bij. Ik was zo blijde met het gevoel dat ik van liefde stierf en bovendien vond ik het heerlijk niet langer genoodzaakt te zijn mijn hart verscheurd te zien door de smart over je afzijn.

Na dat ongeval heb ik allerlei ongesteldheden gehad; maar zoude ik ooit zonder kwalen kunnen wezen zolang ik je niet zie? Nochtans draag ik ze zonder morren wijl zij van jou komen. En is dit de beloning die je mij geeft voor zó innig beminnen?

Maar het doet er niet toe, ik heb voor vast besloten je te aanbidden heel mijn leven en om niemand anders te geven, en ik verzeker je dat je goed doet ook nooit iemand anders te beminnen. Zou je tevreden kunnen zijn met een minder vurige liefde dan de mijne? Je zult wellicht meer schoonheid vinden (hoewel je mij vroeger gezegd hebt dat ik zeer schoon was), maar je zult nooit zoveel liefde vinden en al het andere is niets.

Schrijf je brieven niet meer vol met nietigheden en schrijf me niet meer, dat ik aan je denken moet. Ik kán je niet vergeten en ik vergeet ook niet dat je me hebt doen hopen dat je enige tijd bij me zoud komen doorbrengen. Helaas, waarom wil je niet je hele leven bij mij doorbrengen? Zo het mij mooglijk was uit dit ellendig klooster te gaan zou ik niet in Portugal wachten tot je je beloften vervulde; ik zou, zonder mij aan iets te storen, de ganse wereld doorgaan om je te zoeken, je te volgen en je lief te hebben. Ik durf me niet te verblijden dat dit gebeuren kan, ik durf geen hoop te voeden die mij zekerlijk zoude verheugen, daar ik niet anders meer wil voelen dan leed. Toch beken ik, dat

[pagina 91]
[p. 91]

de gelegenheid die mijn broeder mij gaf om je te schrijven met een plotselinge verrassing een gevoel van vreugde in mij wekte, dat voor enige tijd de wanhoop verdreef waar ik in leef. Ik bezweer je mij te zeggen waarom je je ertoe gezet hebt mij te betoveren zoals je gedaan hebt, terwijl je wél wist dat je mij verlaten moest?

En waarom was je zo meedogenloos om mij ongelukkig te maken? Waarom liet je me niet met rust in mijn klooster? Had ik je enig leed gedaan?

Maar ik vraag je vergeving; ik beschuldig je van niets. Ik ben niet in een toestand om aan wraak te denken en ik beschuldig alleen de hardheid van mijn lot. Het schijnt mij, dat door ons te scheiden het ons al het kwaad heeft gedaan dat wij vrezen konden; onze harten zou het niet kunnen scheiden, de liefde die machtiger is dan het lot heeft ze voor ons hele leven vereend. Zo je enig belang stelt in het mijne, schrijf mij dan vaak. Ik verdien wel dat je enige zorg draagt mij de staat van je hart te doen weten en van je voor- of tegenspoed, maar vooral, kom bij mij en laat mij je wederzien.

Adieu, ik kan dit papier niet verlaten, het zal in je handen komen, mocht ikzelve dat geluk hebben.

Helaas, dwaze die ik ben, ik begrijp zeer wel dat dat niet mogelijk is.

Adieu, ik kan niet meer.

Adieu, bemin mij altijd, en laat je arme Marianna nog veel meer lijden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken