Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van den heilighen drien coninghen (1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van den heilighen drien coninghen
Afbeelding van Van den heilighen drien coninghenToon afbeelding van titelpagina van Van den heilighen drien coninghen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.63 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (1.26 MB)

tekstbestand






Editeur

T.J.A. Scheepstra



Genre

proza

Subgenre

proefschrift
heiligenleven
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van den heilighen drien coninghen

(1914)–Johannes de Hildesheim–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Twede hoofdstuk.
De verspreiding van de ‘Historia Trium Regum.’

Hoe populair de Latijnse tekst van de Historia wel geweest moet zijn, blijkt uit de vele handschriften, die daarvan nu nog zijn bewaard. De eerste, die een Latijns handschrift heeft ontdekt is Goethe. Hij schrijft daarover 22 Okt. 1818 aan Sulpiz BoisseréeGa naar voetnoot1): ‘Mag es sein, dass die Ueberraschung dieses Fundes mich dafür einnimmt, oder, weil es an die Reise von Montevilla sogleich erinnert: Geschichte, Ueberlieferung, Mögliches, Unwahrscheinliches, Fabelhaftes, mit Natürlichem, Wahrscheinlichem, Wirklichem bis zur letzten und individuelsten Schilderung zusammen geschmolzen, entwaffnet, wie ein Mährchen, alle Kritik. Genug, ich meine nicht, dass irgend etwas Anmuthigeres und Zierlicheres dieser Art mir in die Hände gekommen.’ Later bevestigt hij dit oordeelGa naar voetnoot2). Hij geeft een Hoogduits uittreksel van de Historia naar een Latijns handschrift uit de 15e eeuw en een beschrijving van het manuskript.

De eerste moderne editie van de Latijnse tekst is van E. KöpkeGa naar voetnoot3), naar een Brandenburgs HS. van 1409. Zijn uitgave is niet krities. Opnieuw werd deze tekst uitgegeven door HorstmannGa naar voetnoot4), evenmin met kritiek. Behalve een kortere en een langere redaktie, vermeldt hij echter een groot aantal varianten, en noemt vele HSS. die sedert Köpke te voor-

[pagina 16]
[p. 16]

schijn zijn gekomen, en wel: Twee in EngelandGa naar voetnoot1), waarvan één uit de 15e eeuw dateert. Dit is gebruikt voor de Engelse vertaling. Vier in BerlijnGa naar voetnoot2). Drientwintig in München. Eén in Trier, dat dezelfde tekst bevat als de drukken, maar met veel fouten. Drie in WeenenGa naar voetnoot3), beschreven in: Tabulae codicum manu scriptorum in bibliotheca palatina Vindobonensi asservatorum. Vindobonae 1869Ga naar voetnoot4). Bovendien is nog één HS. te KeulenGa naar voetnoot5), één te St. GallenGa naar voetnoot6) en één te LeipzigGa naar voetnoot7). Op een HS. in de universiteitsbibliotheek te UtrechtGa naar voetnoot8) werd ik attent gemaakt door P. fr. Bonaventura Kruitwagen. Dit is een bewijs, dat de Latijnse tekst ook in ons land bekend was. Dit handschrift toch is afkomstig van een monnikenklooster te Utrecht, dat het bezat ex donacione honorabilis viri magistri florencii de zoelen. Op fol. 291r lezen we nog eens weer Pertinet regularibus in trajecto. In een handschrift te BaselGa naar voetnoot9) staat het gedichtje, waarmee de Historia trium Regum eindigt.

Zo zien we dus, dat veertig handschriften, overal verspreid, nog aanwezig zijn en zonder twijfel zijn er in bibliotheken nog veel meer op te sporen. Behalve deze HSS. zijn mij zes inkunabels bekend, vermeld bij HainGa naar voetnoot10) en GraesseGa naar voetnoot11). Drie zijn gedrukt bij Joh. Guldenschaff te Keulen in 1477Ga naar voetnoot12), 1478Ga naar voetnoot13), 1486. Guldenschaff werkte te Keulen tussen

[pagina 17]
[p. 17]

1477-1487. Deze drukken zijn alle drie gelijk en eindigen: Liber de gestis ac trina beatissimorum trium regum translacione, qui gentium primicie et exemplar salutis omnium fuerunt christianorum per me Johannem Guldenschaff de Maguncia anno a nativitate christi (volgt het jaartal) fideli exaracione impressus: finit feliciter. Eén inkunabel werd uitgegeven in 1481 te Keulen bij Bartholomeus de UnckelGa naar voetnoot1). Hij drukte van 1475-1485. Op Fol. 77v van deze druk staat: Liber de gestis ac trina beatissimorum trium regum translacione, qui gentium primicie et exemplar salutis omnium fuerunt cristianorum per me Bartholomeum de Unckel anno a nativitate cristi M.CCCC.lxxxi. fideli exaracione est impressus: finit feliciter. Men ziet geheel hetzelfde einde als bij de drie drukken van Guldenschaff; waarmee deze druk mij na vergelijking ook overigens volkomen bleek overeen te stemmen. Onder de titel Legenda sanctorum trium regum verscheen de Historia in 1490 bij Dominicus Richizola in Modena. Fol. 2a Incipit tabula huius libri: qui est collectus de gestis et trnaslationibus [sic] sanctorum trium regum: qui corporaliter Coloniae sunt translati: anno M.c.lxiiij. Fol. 52b Explicit liber sanctorum trium regum Coloniae quiescentium: in quo describuntur diversa mundi loca: et conditiones hominum in ipsis habitantibus [sic]: Impressus Mutinae per me Dominicum Richizola: Anno domini M.CCCC.lxxxx die xvii. Augusti. De zesde inkunabel is gedrukt te Keulen bij QuentellGa naar voetnoot2) in 1514, als Historia gloriosissimorum trium regum integra ...... Het voorkomen van een Latijns HS. te Utrecht, van verschillende inkunabels en vooral van de Mndl. vertalingen, die van allerlei kanten tot ons zijn gekomen, bewijst, dat ook in de Nederlanden verscheiden handschriften van de Historia trium Regum aanwezig moeten zijn geweest.

Vertalingen. Niet alleen echter de Latijnse bewerking was bekend; Franse, Duitse, Engelse, zelfs een Deense vertaling zijn verspreid geweest, wat ook alweer pleit voor de buitengewone populariteit, die de Historia genoot en tevens voor de wetenschappelike en literaire betrekkingen, die er tussen de voornaamste Westerse landen bestonden.

[pagina 18]
[p. 18]

Een Franse vertaling van de Historia van Joannes de Hildesheim vond ik in twee Franse inkunabels van 1498Ga naar voetnoot1) en 1543Ga naar voetnoot2). De eerste inkunabel heeft de titel: ‘La vie des trois Roys, Jaspar, Melchior et Balthazar, translatée de Latin en François.’ Aan het eind staat: ‘Imprimee a Paris par Jehan Treperel demourant sur le Pont Nostre Dame à l'image St. Laurent, VI de Fevr. l'an mil CCCC.IIII.XX et XVIII.’ De twede draagt tot opschrift: ‘La vie des très glorieux trois rois, lesquels vindrent adorer J. Christ en sa nativité translaté de latin en françois.’ Metz, Palier dit Marchand, 1543. De Heer G. Busken Huet was zo vriendelik mij mee te delen, dat hem geen handschriften van de Franse tekst bekend zijn. Ook de beide inkunabels moeten naar zijn mening uiterst zeldzaam wezen. De Bibliothèque Nationale te Parijs bezit geen enkel handschrift, evenmin een exemplaar van de inkunabels.

Duitse vertalingen. Op aansporing van Goethe heeft G. Schwab een Hoogduitse vertaling uitgegeven van het handschrift, door Goethe ontdekt. Het Heidelberger HS., dat hij ter vergelijking daarbij gebruikte, wordt door hem beschrevenGa naar voetnoot3). Het bevat een slordige, Nederduitse bewerking van de Latijnse tekst, doch sluit zich vrij nauwkeurig daarbij aan. Een opperduitse vertaling komt voor in de Bibl. Nat. te ParijsGa naar voetnoot4). De Heer G. Busken Huet heeft de buitengewone welwillendheid gehad, de inhoudsopgave der verschillende kapittels van dit HS. voor mij te kopiëren. Bij vergelijking van deze inhoud met die van de Latijnse inkunabels blijkt, dat de voornaamste punten van de Duitse vertaling in hun opeenvolging en samenhang overeenstemmen met de Latijnse tekst. Vele uitweidingen over bijkomstige onderwerpen, die met het eigelike verhaal niets te maken hebben, zijn weggelaten. De indeling der kapittels is zeer willekeurig, houdt zich in 't geheel niet aan de Latijnse

[pagina 19]
[p. 19]

indeling, waardoor de Duitse vertaler komt tot 57 hoofdstukken, terwijl het Latijn er 46 heeft. De Duitse tekst moet dus een geheel vrije, verkorte bewerking zijn van het Latijnse origineel. Volgens de Heer Huet is het handschrift versierd met onhandig, naief uitgevoerde miniaturen, voorzien van onderschriften. Reeds in 1389 is een Duitse vertaling gemaakt, waarvan een afschrift uit het jaar 1420 zich bevindt op de Bibliotheek te BaselGa naar voetnoot1). Het onderschrift hiervan luidt: ‘dis büchlin ist von latin ze tutsch braht got ze eren und siner liebin muoter marien und ouch ze dienst der erbern frouwen frou Elsbethen von Kaczenellebogen frow ze Erlbach in dem jar von gocz geburt tousend drühundert und nün und ahzig jar alexii confessoris scriptus est autem iste liber anno dom. M0.CCCC0.XX0. feria 5a ante laurentii.’ Volgens Usener is dit de kortste Duitse bewerking en heeft deze ten grondslag gelegen aan de oude Duitse drukken.

Door de zeer vriendelike mededeling van Dr. de Vreese werd ik nog op enige handschriften met de Duitse tekst attent gemaakt, die zich bevinden in het Brits MuseumGa naar voetnoot2), te BerlijnGa naar voetnoot3), DarmstadtGa naar voetnoot4), TrierGa naar voetnoot5), St. GallenGa naar voetnoot6), MünchenGa naar voetnoot7), WeenenGa naar voetnoot8). Een Duitse bewerking is uitgegeven door Fr. Xaver Wöber, Hystoria von de heilig drein Kuning. Wien, 1857. Deze is afkomstig uit de boekerij van het Grieks-Katholiek kapittel te Przemysl. Ook KehrerGa naar voetnoot9) geeft de tekst van een legende Von den heyligen drey kungen ir leben und ir legendt, naar een HS. Cod. Germ. 504 van de K. Hof- und Staatsbibl. te München uit het jaar 1475. Hij vermeldt nog een twede HS. Cod. Germ. 1103 van 1458. Deze

[pagina 20]
[p. 20]

legende bevat de kern van de Historia Trium Regum met allerlei toevoegsels aan andere schrijvers ontleend en met weglating van het gehele slot, waarin onze auteur handelt over verschillende Christelike sekten en de stad Keulen. In het geheel ken ik dus het bestaan van twintig Duitse handschriften. Drukken van de Duitse bewerking zijn mij drie bekendGa naar voetnoot1). Twee zonder datum en zonder naam van de drukker. Ze zijn volkomen gelijk. FlossGa naar voetnoot2) vermoedt, dat ze gedrukt zijn bij Joh. Preyss te Straatsburg, aangezien ze overeenstemmen met andere uitgaven van volksboeken bij hem in 1480 gedrukt. Deze inkunabels zijn vrije vertalingen van de Historia met het karakter van volksboeken. Fol. 3a: ‘Hie hebt sich an ein buch gesetset in eren unsers herren Jhesu cristi und seiner muter marien und der heyligen dreyer kunige wirdikeit wie sy in die lande kamen und ander werck die sy begangen unde volbracht haben untz in ir ende und von mangerley sitten ires landes. Darnach wie sy nach irem sterben zerstrewet und von einander kumen seind und durch Helena wider zu samen bracht und zu letzst wie sy Bischoff Reynold in teutsche land gen Cöllen gefuret hat dar sy noch heut bey tage rasten.’ De derde inkunabel werd gedrukt bij Heinrich Knoblochtzer te Straatsburg ± 1482. Tenslotte moet ik nog vermelden, dat SimrockGa naar voetnoot3) Die heiligen drei Könige heeft uitgegeven als volksboek, waarbij hij als voorbeeld nam de vertaling van 1389 in het handschrift te Bazel.

De tekst van een Engelse vertaling publiceerde Horstmann vanwege de Early English Text Society in 1886, no. 85. Hij noemt tien Engelse handschriften, die hij in drie groepen verdeelt. Daarnaast bestaan verschillende oude drukkenGa naar voetnoot4) van Wynkyn de Worde te Londen uit de jaren 1499, 1511, 1526, 1530 en nog een uitgave zonder datum (Emprynted at Westmester by Wynkyn de Worde)Ga naar voetnoot5). Geen enkel manuskript

[pagina 21]
[p. 21]

bevat de oorspronkelike tekst, alle zijn meer of min verminkte afschriften. De twede groep heeft de tekst, die algemeen wordt aangenomen en is het meest in overeenstemming met de Latijnse bron. De eerste vertaling in het Engels dateert van ± 1400; de vertaler is niet bekend; alle handschriften vertonen echter een Midlands dialekt. De oorspronkelike vertaling moet een verkorte bewerking zijn geweest van het Latijnse origineel.

Een Deense Kronike om de heilige tre Konger, verkort naar Johannes v. Hildesheim verscheen te Kopenhagen in 1872.

Voor zover ik weet bestaat er slechts van de Engelse tekst een kritiese uitgave. De andere handschriften-groepen zijn nooit in hun geheel onderzocht en vergeleken. Voor de verspreiding van de legende in Nederland verwijs ik naar Hoofdstuk V.

voetnoot1)
Verg. Ennen in Allgemeine Deutsche Biographie, Bd III, 1876. Sulpiz Boisserée, geboren 1783 te Keulen, gest. 1854 te Stuttgart. Bekend om zijn studieën over middeleeuwse kunst en architektuur, speciaal over de Keulse Dom. Hij had een wereldberoemde schilderijenverzameling, waardoor hij in aanraking kwam met Goethe.
voetnoot2)
Goethe's Werke. Weimar 1902, Ueber Kunst und Alterthum, II, 2, pag. 168, 177, 358.
voetnoot3)
l.c.
voetnoot4)
l.c. pag. 206-312.
voetnoot1)
Cott. Cleop. DVII en Corp. Chr. Coll. Cambridge 275.
voetnoot2)
Königl. Bibl. Theol. Fol. 47 (een kopie van het Brandenb. MS. van 1413); Fol. 241 (1402); Fol. 510; Quart. 116.
voetnoot3)
N. 385 (140 E.), 3341 en 4926 (150 E.).
voetnoot4)
Vol. III, pag. 423: no. 4926; Vol. I, pag. 59: no. 385; Vol. II, pag. 263: no. 3341.
voetnoot5)
Dombibl. N. 169.
voetnoot6)
Stiftsbibl. no. 993 (1392).
voetnoot7)
Catalogus codicum MSS. Bibl. Paulinae, L. Joach. Feller. Lipsiae 1686, pag. 230, Legenda trium regum sive magorum.
voetnoot8)
Catalogus codicum manuscriptorum Bibl. Universitatis Rheno-Traj. 1887, Tiele, no. 737.
voetnoot9)
Die Handschriften der offentlichen Bibl. der Universität Basel, Bd. I. 1907, pag. 31, HS. A V, 14.
voetnoot10)
Hain, Repertorium Bibliographicum, no. 9395-9399.
voetnoot11)
Graesse, Trésor, Tome 4, pag. 197.
voetnoot12)
De inkunabel van 1477 is o.a. aanwezig te Groningen, (A.G. Roos, Catalogus der incunabelen van de Bibliotheek der Rijksuniversiteit te Groningen. Groningen, 1912, no. 122.) Keulen (vergel. Dr. L. Ennen, Katalog der inkunabeln in der Stadt-Bibliothek zu Köln, Abtheil. I, no. 243), in het Brits Museum: G. 11768 en G. 11769, (Vergel. Copinger, Supplement to Hains Repert, Part I. London 1895), op de Koninkl. Bibl. in den Haag (Holtrop, Catalogus, dl. II, no. 248).
voetnoot13)
De inkunabel van 1478 bevindt zich te Keulen (verg. Ennen, l.c. no. 244) en in het Brits Museum: 167. d. 16. De inkunabel bevindt zich o.a. ook te Utrecht (Bibliothecae Rheno-Trajectinae Catalogus, Pars II 1834).
voetnoot1)
Aanwezig op de Koninkl. Bibl. in den Haag (Holtrop, no. 237), in de Stadtbibl. te Keulen (Ennen, no. 150), in het Brits Museum: 475. a. 49., en in de Königl. Bibl. te Berlijn. Beschreven in Neues Archiv für ältere deutsche Geschichtskunde, XI. Hannover 1886, in: Dr. Widmann, Kleine Mittheilungen aus Wiesbadener Handschriften, pag. 627, no. 54.
voetnoot2)
Herdrukt in 1517 (aanwezig Königl. Bibl. Berlijn) bij Quentell. Een kopie van deze editie is in het Brits Museum.
voetnoot1)
Hain, Repertorium, no. 9402.
voetnoot2)
Graesse, Trésor, Tom. 4, pag. 197. Vergel. ook: J.C. Brunet, Manuel du Libraire, dl. V. Paris 1865, pag. 1205, die de inkunabel van 1543 vermeldt als: ‘.... translatée de latin en francois a la noble cite imperiale de Metz, Jehan Palier dict Marchant; on les vend au palais de Metz et a l'imprimerie au bout de Sainte Croix, par Jehan Peluti, 1543.’
voetnoot3)
Schwab, l.c. pag. 202-203. Cod. Palat. Germ. 118 (140 E.). Beschrijving hiervan bij: Fr. Wilken, Geschichte der Bildung, Beraubung und Vernichtung der alten Heidelbergischen Büchersammlungen. Heidelberg 1817, pag. 349.
voetnoot4)
Catalogue des Manuscrits allemands de la Bibl. Nat., par Gédéon Huet. Paris 1895, no. 33. Vergel. Schwab, pag. 204-205.
voetnoot1)
H. Usener, l.c. pag. 9. W. Wackernagel, Die altdeutschen Handschriften der Basler Universitätsbibliothek. Basel 1836, pag. 58.
voetnoot2)
Br. M. HS. Nr. Add. 28752. Dit handschrift wordt beschreven door Gaillard en De Flou in: Verslagen en Mededeelingen der Koninkl. Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, Maart, 1895. Gent, pag. 188.
voetnoot3)
Königl. Bibl. HS. Arnswaldt, no. 3109: ‘Van drie doden ende van drie levendigen konyngen.’
voetnoot4)
Hofbibl. no. 991 en no. 447.
voetnoot5)
Stadtbibl. no. 1183 (Nederduits).
voetnoot6)
Stiftsbibl. no. 594, 628, 987 (1453), en 985 (van het jaar 1467).
voetnoot7)
Cod. Germ. 5134 (1405); 535 (150 E.), 4886 (150 E.). Vergel. K. Goedeke, Grundriss zur Geschichte der deutschen Dichtung, Bd. I. Dresden 1884, pag. 234.
voetnoot8)
Pal. 3026; 2856.
voetnoot9)
H. Kehrer, Die heiligen drei Könige in Literatur und Kunst, Bd. I. Leipzig 1909, pag. 82.
voetnoot1)
Hain, Repertorium, nos. 9400, 9401. Nachträge zu Hains Repertorium bibliographicum und seinen Fortsetzungen von der Kommission für den Gesamtkatalog der Wiegendrucke. Leipzig 1910, no. 188.
voetnoot2)
Dr. H.J. Floss, Dreikönigenbuch, Die Uebertragung der hl. Dreikönige von Mailand nach Köln. Köln 1864, pag. 77.
voetnoot3)
Die deutschen Volksbücher, von Karl Simrock, Bd. IV, pag. 423-474. Frankf. a. Main 1846.
voetnoot4)
Copinger, Supplement, Part II. London 1898, no. 3361. Graesse, l.c. pag. 197.
voetnoot5)
In het Brits Museum de druk van 1499. Een kopie daarvan in de Bodleiaanse bibl. te Oxford. Een kopie van de twede editie te Cambridge.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken