Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De andere namen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De andere namen
Afbeelding van De andere namenToon afbeelding van titelpagina van De andere namen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

Scans (102.25 MB)

ebook (3.12 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De andere namen

(1974)–Bert Schierbeek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 41]
[p. 41]

[VII]

 
nu zie ik de hoge hoed van een vuilnisvat op het hoofd van de liefste
 
nu hoor ik de maangassen ontsnappen binnen een gewone kamer
 
en zie een helder dier in de sterren
 
en de glimlach me zuur zoet van een priester
 
en ruik het bloed
 
en aanschouw de zwarte billen van Hercules als een zeemeermin
 
de schaamdagen van een vrouw
 
de vloek uit de rokende asla
 
het masochisme van een krolse kat
 
de deur die wegloopt
 
ik wil weg
 
ik wil meer min
 
laten wij niet in koopmanstermen spreken
 
laten wij de beginselen der economie nooit leren
 
laat alles van de markt vrijblijven
 
en wij zullen onze kramen openen voor allen
 
... dit over het hart......... het boek I: de productie
 
het boek II: de waarde
 
het boek III: het inkomen
 
dit alles uit de gronden der handelsbalansen, die wij koesteren en
 
waar Garver en Hansen ons de duurzame goederen in leggen
 
en nu maar een lantaarnspel gaan openen met chinese lampjes
 
en de sterren maar gewoon ophangen aan de zilveren vleugels
 
en zwarte bloemen zacht rose kleuren tot moroos
 
en gaan zwemmen in een short-story van fundamentele gereedschappen
 
die de bacteriologie der contrasten bedrijft
 
in een volle wereld
 
een overvolle wereld van profijt
 
de aspecten der distributie wrijven de ruggen der vrouw vol regenval
 
de meubels daarna afstoffen binnen de regel der rede
 
de bron van het nut is meer en meer een vraagschaal
 
ook het prijsleiderschap op basis van controle is duffies
 
aan het eind van iedere balans ligt een gewone menselijke dode
 
hotel de providence
 
hotel de providence
 
het wetenschappelijk apparaat kent vreemde weegpennen
 
zo hoorde ik:
 
 
[pagina 42]
[p. 42]
 
je weet dat het hart van een gewoon mens in mij schreeuwt
 
ik weet, zei zij, ik weet van dit hart
 
/ mais c'est l'amour qui est le plus fort, criait Jeanne /
 
en de vlam ook die mij brandt?, vroeg de man
 
en de walm in je ogen, riep zij
 
en wat beeld werd?
 
het litteken in mijn hart, fluisterde de vrouw
 
/ mais' c'est l'amour qui est le plus fort, criait Jeanne /
 
zie mijn handen, riep de man, zijn zij masoch?
 
weten wat de palmen dragen, die boom, die de arm schubt
 
vrouw neem deze handen nog eenmaal het zijn de laatste
 
/ mais c'est l'amour qui est le plus fort, criait Jeanne /
 
 
 
zie dit is de weegschaal
 
hier de gewrichten van woorden
 
daar het hart van een ander
 
in het midden de rechten van de mens / door meer dan 50 landen erkend /
 
de pijl van vrijhandel principes / 50 landen meer west /
 
internationale goud overeenkomsten vullen verder de lacunes in de
 
magen van hen die hongeren
 
de honger maakt groot! zei een staatsman, ik weet niet wie
 
tussen mij en de honger ben ik de baas, zei een spaans man in lompen
 
wij delen de wijn
 
wij hadden de wijn kunnen delen met edelmanshanden
 
/ dit is een portret, sub rosa /
 
voor alles beter om een grote leercursus te openen: het slijpen van prisma's
 
 
 
kijk, zie je, zei de vrouw, ik ben nooit zo zeker en wat ik graag zou willen zijn
 
is wel zeker maar wat er om mij heen staat moet sterk zijn
 
of er zo uitzien het mag ook schijn zijn enzovoort
 
de illusie is de schoonste walm uit rokende putten, die wel eens een vast
 
beeld wil geven voor het oog
 
mijn handen zijn zo leeg, klaagde de vrouw
 
de lijnen bijna onzichtbaar
 
tovenoarszand gebruiken, lieve fluisterde iemand
 
wie?
 
 
[pagina 43]
[p. 43]
 
wat de stem soms weet en verbergt:
 
een grote lege kamer lieve, of gewoon een hotel, waarin witte handen
 
wonen en mannen en vrouwen altijd buiten staan en de schoorstenen
 
er heel ver boven, vijf, zes, zeven opelkaar
 
en veel rook geven ze
 
en de daken veel grijs tot zwart van kleur
 
en de stemmen der mensen diep in de straat
 
vreemde verwanten, die ergens wonen
 
in lege kamers
 
de muren blijven gewoon staan
 
de foetus leeft en woelt onder de vloeren
 
regenbogen staan te hoog aan de hemel om brug te zijn
 
dit is een vreemd levensbad die de dromer de weg tot het venster wijst
 
een zee die rust vindt op een eenzaam eiland
 
en niemand kan de diepten peilen
 
of de zonen kennen
 
wie achter mij staat is niet te zien
 
noch wat onder de woorden ligt
 
vreemde melusine wezens ver onder weg
 
een apocriefe hellevaart waaromheen de droom een kring beschrijft
 
de dag droomt de dagen vol tot diepe nacht
 
en door mij heen een augiasstal
 
het permanente water van iedere dag door onze vingers
 
fantastische mengfiguren doemen op als koraalbomen uit de zee
 
en de beesten vreten de zon in een eenzame weide
 
en in de weide staat een onbekende vrouw en wijst de weg
 
door de phasen van licht en duisternis
 
wie niet meekan
 
wie niet het tovenaarszand kent dat de hand-lijn geeft
 
en veel rook, lieve
 
de reis met vader en moeder door een trein van 14 jaren
 
porfiere rechtmachines doen hun werk nog
 
ook aan ons
 
onkenbare stijlfiguren ons uit het werk van zon en maan
 
twee maal licht tot een duister volume
 
dit is wat achter ons staat
 
in veel rook lieve
[pagina 44]
[p. 44]
 
rook dat de ladders bouwt tot bindbalken
 
en opstalgronden legt voor rechtlopers
 
en veel optische tekens heeft geplaatst langs de wegen
 
en daarna de wegen heeft verlegd
 
dit op en af, lieve
 
wie is de wijze vrouw in een groen land vol schapen
 
zij vaart de porien uit en in op schepen vol vlambouwen
 
en wat het licht geeft is een wondere illuminatie
 
een god, een rad en een aantal dieren
 
de dieren zeggen niets
 
het rad draait
 
de god zwijgt en maakt veel rook, lieve
 
maakt veel rook lieve
 
dampen die neerslaan en vormen leggen in de hand van een mens
 
mijn mens
 
wie wie is


illustratie

 
een vreemde alchemie die de mens droombomen opzet en uitspansels boven het hoofd en wijze domme dingen laat doen binnen de retorten van zijn daden die blauwe hemelrozen openzetten voor zijn zoekende ogen om te zien wat er vrij zal komen als hij voortdurend de vuren stookt en de vochten mengt en rode kringen om de halsen der dieren legt die in dikke riemen om zijn vingers liggen en zich vermenig-vuldigen aan zijn gebaren wat hij wil of niet wil en toch de weg houden want het oog heeft een groot doel dat in zijn handen moet rusten als een ding om te draaien en naar te kijken ook al zouden de zandlopers en waterdragers elkander tot een steen maken zo nobel en groot in verbinding en doorzichtig en scherp van licht dat zij haar niet kunnen dragen...
[pagina 45]
[p. 45]
 
dit is een gruwelijk geheim in de mens zoals twee oude vrouwen, Marie en Leonore samen op weg gingen en zeiden tot elkaar: laten wij alles achter laten, wij hebben onze kamer schoon gehouden en ons bed staat te luchten en de klok is bij gezet en opgewonden en nu kunnen we de trein wel nemen tot buiten de stad waar wij weten dat de rivier een grote bocht maakt waarin zij breed is als nergens en waar wij zo in het water kunnen lopen wij springen maar niet want wij willen hun rechtop ontmoeten zij zijn nu vijf jaren dood onze mannen en zij zullen ons wachten en naar ons kijken en die achter blijven, de neef die de huur betaalt een goeie jongen en onze getrouwde nicht die ook goed zorgde dat de kachel kon branden die hebben hun best gedaan maar zij zullen begrijpen, dat wij Leonore en Marie die nu lang vijf jaar lang alleen samen woonden de trein hebben genomen om naar Jean en Pierre te reizen die ons verder zullen verzorgen zoals ze altijd deden Jean Marie en Pierre Leonore dat is beter en zoals het hoort en alles wat er nog over was aan geld hebben we op de schoorsteen gelegd duidelijk zichtbaar ze zullen het wel vinden onze neef en nicht de goeie mensen zij hebben alles gedaan wat ze konden maar nu na vijf jaar verwachten Jean en Pierre ons we hebben gegeten en nog wat broodjes bij ons dat is prettig en bij de bocht bij het breedste van het water gaan we dan in Leonore en Marie en Marie en Leonore naar Jean en Pierre en Pierre en Jean die op ons wachten en er nooit van hielden dat wij andere mensen tot last waren de trein kaartjes gooien we weg niemand hoeft te weten of te vinden


illustratie

 
zo was het geheim van Marie en Leonore dat de Loire zelfs niet kent en er wordt gezegd dat de mannen Jean en Pierre hen lachend ontvingen ernstig lachend in zondaagsgewaad zeggende: dit is al onze zevende trede
[pagina 46]
[p. 46]
 
zie mijn geliefde zo waad ik door het water met een ring en een armband die te schuiven om vinger en arm en te sluiten boven de gewone rondgang van het bloed
 
zie mijn geliefde dit is een bitter geheim dat het licht zal dragen van een ongekend midden
 
zie mijn geliefde mij als een mooie configuratie binnen een hand vol vlees
 
zie mijn geliefde mij als de werkmeester in mijn eigen wilde stad
 
een uterale ruimte vol apen
 
de massa informis die het lachen moet leren
 
een gouden vloek en een zilveren stank
 
dit binnen het hart een portret
 
 
 
en dit ben ik
 
 
 
in het hoofd de moed tot het verstand
 
in het bloed de moed tot de moord
 
en daartussen ik
 
met een herberging
 
en een geneesmiddel
 
een wapenveld en een schijngestalte
 
een gebedsring in mijn handen
 
om een ziekelijk gezwel
 
en daartussen ik
 
en daarin jij
 
 
 
en toen dan de dichter zei, die als eenhoorn kwam, jij bent mij een enorme baarmoeder, een schoot volhuizig en bewoonbaar en onderwereld verkreeg, ik kom... toen is de top met de basis verwisseld van de berg en werd een rosarium opengezet, een plaats vice-versa als tussenrede ik was een eenzame berg
 
en deze berg werd mij kaäba en heilige steen
 
en jij werd een paradoxaal dubbelwezen waarin de wilde dieren een woonplaats vonden die het blote veld leerden verafschuwen in de schaduwplaatsen en koelten van een rijk versierd lichaam waarin de boom met wondervruchten werd geplant zonder de ruimte van de hof te meten
 
er kwamen ondervragingen, interrupties, troonsbestijgingen, boedelbeschrijvingen, een geneesmiddel tegen bof, doorsnijdingen langs subdurale
[pagina 47]
[p. 47]
 
wegen, vele tekenen major domus, zachte veldverleggingen, witte duiven met behaarde handen, belangengemeenschappen werden geopend en dichtgeslagen, dit alles binnen een mooie moederbodem met zachte grote ogen van mysterie
 
en al wat er toen zwol
 
wat er aan boezemvriend was
 
en splijting van het heilig kapsel
 
en het lezen van heilige boeken
 
zo las ik:
 
een eenhoorn is een overwild dier dat slechts gevangen wordt door een eenzame maagd te plaatsen alleen in een groene weide binnen deze weide komt het dier aangetrokken door de maagd en legt behoedzaam zijn eenhoorn in haar schoot en schudt wellevend het hoofd, de hoorn boort met zachte wreedheid de maagd in... op dat ogenblik komen de jagers en vangen het overwilde dier
 
wat er aan de maagd geopend is blijft ongevraagd
 
de kettingbergen gaan groeien
 
burgers krijgen het spits in hun naam
 
vele veronderstelde werkzaamheden komen in gang
 
in mij de droom der demonie!
 
de verlegging van het vaderschap
[pagina 48]
[p. 48]
 
de moeder giet water uit een bekken in de schoot der dochteren woeste vegetaties vinden een bodem, gutturale symphonieen slaan hoog aan in de gregoriaanse toonzettingen der balken en kwikzilver loopt snel door het geheimzinnig vatenstelsel wat de haat en de liefde is en messen flikkeren in de ogen der spelers die de kaarten open op tafel leggen en wie kan neemt nog een voile of zet een puntbaard op of verlegt het oog...
 
ruïneuse stadswijken rijten de flanken van mijn blikken open
 
mijn handen rusten binnen waanzinnige kwadranten en spelen triangel
 
 
 
de superieure gezichtswerken van deze wereld vinden een eenzaam graf van de daden der oeroude koningen uit het noorden en zuiden weet men niets, hun graven heeft men niet gevonden, slechts de namen:
 
Seka, Chaju en Tesch
 
oude koningen der delta
 
zij wierpen vuurstenen uit over schroeiende woestijnen en deden
 
waarschijnlijk reeds aan kogelstoten
 
koning Pepi de Eerste heeft de tempel van Dendera weer opgericht
 
koning Faroek verspeelt veel geld met een minder mooie vrouw dan zijn eerste.
 
de koning is niet te vreden
 
hij was met zijn eerste ook niet te vreden want zij wist niet te baren
 
nu draait zijn hart rond op een rad en het rad vreet zijn vermogens
 
schminktafels staan langs de wegen en geven de weerschijn aan
 
wetenschappelijke werkers
 
nee de superieure gezichtswerken deugen niet
 
de blinde dieren leven het langst

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken