Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christelijke religie (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christelijke religie
Afbeelding van Christelijke religieToon afbeelding van titelpagina van Christelijke religie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christelijke religie

(1949)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Artikel 23.
De iustitia nostra qua coram Deo consistimus.

Iustificatio wordt hier opgevat in forensische zin; het is een zaak van recht en rechtspraak. Tegenover dit woord staat condamnatio.

Wij hebben hier allereerst te maken met de strijd tegen den Roomsen Bellarminus, die de rechtvaardigmaking noemde een vera productio, aoquisitio, vel augmentum iustitiae inhaerentis, een echte voortbrenging, verkrijging of vermeerdering van een gerechtigheid, die in den mens zelf zit.

Hier staan we voor de enorme Roomse afgrond. De Roomsen maken van de rechtvaardigmaking eigenlijk heiligmaking.

Zo wordt hier dan tegenover de Roomse leer gesteld: De rechtvaardigmaking is forensisch: Ge krijgt niet, wat ge zijt, maar ge krijgt, wat ge niet hebt.

Neem ter vergelijking eens een Moor, die een wit kleed aankrijgt en een blanke, die een zwart kleed krijgt. De Moor, de zondaar, krijgt het witte kleed van Christus' gerechtigheid; de blanke, Christus, krijgt het zwarte kleed van onze schuld.

Heeft God nu wit zwart genoemd, als Hij zegt: Die zondaar noem ik zwart?

Helemaal niet. Peccator iustificator. De zondaar wordt gerechtvaardigd, en als hij gerechtvaardigd is, is hij nog zondaar. Er is bv. een legaat voor een klein kind van tienduizend gulden. Dit legaat wordt hem toegerekend, maar die baby wordt nog niet rijk genoemd. Op het standpunt van den toerekenaar is de arme nog arm. Op Gods standpunt is de zondaar nog zondaar. God rekent uit vrije beschikking toe, wat van buiten tot ons komt.

Ik mag zwart niet wit noemen, wel wit maken. Wanneer God dus een Moor een wit kleed omhangt, is dat geen leugen en geen categorieënverwisseling, want de zondaar geldt als wit, maar i s nog zwart.

Maar dan gaat God zijn huid veranderen: dit is de heiligmaking.

Maar die krijgt hij op grond van de rechtvaardigmaking. Heiligmaking is dan vrucht van die toerekening.

Een betere term is dan ook: rechtvaardigverklaring.

De Barthianen zeggen: Simul peccator, simul iustus.

Luther en Calvijn zeggen daarentegen: Ik ben nog een zondaar, maar God rekent mij de rechtvaardigheid van Christus toe; terwijl ik nog ben in de zonde, wordt ze mij zonder enige verdienste mijnerzijds van buiten af toegerekend. Vandaar, dat we de term rechtvaardigverklaring beter achten.

De man, die iustus is, is niet altijd een brave man, maar iemand die in een beding vrijuit gaat. Vandaar de bekende uitdrukking van Hellenbroeck: Rechtvaardigmaking door Christus' bloed, heiligmaking door Christus' Geest.

De iustificatio is gratis. Dat is: niet legaal in de zin van zelf verdiend, wel legaal in de zin van forensisch. Legaal betekent voor velen: De mens doet het zelf, zoals de Farizeërs, die gerechtvaardigd willen wordendoor de eigen wetswerken. In dat geval staat legaal tegenover evangelisch.

Maar wij houden het evangelische vast: Het gebeurt niet door mijn, maar door Christus' wetswerken!

Paulus gebruikt o.a. de volgende termen: dikaiosunè pisteoos, Rom. 4:11,13; logos pisteoos, 1 Tim. 4:6; rhèmapisteoos, Rom. 10:8; akoè pisteoos, Gal. 3:2;

[pagina 44]
[p. 44]

huapkoè pisteoos, Rom. 1:5; rechtvaardigheid, woord, prediking, gehoorzaamheid des geloofs.

We hebben ook de vraag te beantwoorden: Ben ik verlost door genade, ja of neen?

Ik ben nu gerechtvaardigd, maar: daar is voor betaald! Christus heeft de hele prijs betaald; moet ik nu zeggen: Dat is genade? Ja! Dat ik het adres van die rechtvaardigmaking mocht worden, dàt is genade, die rust op volkomen recht en daarom ook onveranderlijk is. Vandaar, dat aan de ene kant volkomen rechtvaardigheid, aan de andere kant volkomen genade is. Hier is vastheid door de verkiezing. Nu het vast ligt in de Raad des Vredes, in het Pactum Absolutum, dat ik een vrijgekochte ben, is God door Zichzelf gehouden om het ook te geven. Cf. Rom. 3:24, Ps 22:2, Rom. 4:6-9, 5, 8:30 enz.

Daarom kunnen we ook geen geloof hechten aan de Roomse vinding van een ‘tussenstaat’, die noch goed, noch kwaad is. De rechtvaardigmaking is geen tussenvorm, maar volkomen toerekening!

Aan de ene kant is de vergeving van Gods zijde een ding, dat Hij aanbieden kan, en eveneens een ding, dat Hij van Zijn zijde nóóit aanbieden kan.

Deze term aanbieden heeft in Amerika nogal moeilijkheid veroorzaakt. Rev. Hoeksema ontkent, dat er een aanbod van genade zou zijn. Deze aanbieding werd daar nl. verstaan als een: ‘Meneer, kan ik u dienen?’. Tegen deze opvatting verzette Hoeksema zich met recht, omdat God van tevoren weet, wat er gebeuren zal. De Remonstranten beweerden: God is gebonden aan uw doen en laten. Als Hij het dus aanbiedt, dan moet Hij afwachten, wat u zult doen. Zo komt men tot de gedachte van: Meneer, kan ik u dienen? Maar in dien zin biedt God nooit iets aan, want elk element van afwachten ontbreekt bij Hem. Nochtans hebben onze vaderen de term aanbieden, niet geschrapt. Ook bij ons is plaats voor de term aanbieden, en wel, omdat God niet zegt, wat Hij van plan is met ons te doen. Hij zwijgt over de praedestinatie, in zoverre die ons persoonlij, individueel aangaat. God bindt ons aan wat Hij gesproken heeft over belofte en eis in onderling samengaan. Aan de ene kant is dus wat God gezegd heeft ametamelèton, onberouwelijk (Rom. 11:29), want Hij heeft het serio, in ernst, gezegd. Aan de andere kant is wat God zegt, nooit van dien aard, dat het absoluut is in het openbaren van wat verborgen was; het verborgene blijft verborgen. Ook in het Onze Vader is geen sprake van ónze prestaties, wanneer daarin gezegd wordt: En vergeef ons onze schulden, kathoos ook wij vergeven onze schuldenaren. De Catechismus interpreteert dat zo: In ons hart gevoelen we het getuigenis van Uw genade, dat ook wij nu de neiging hebben om te vergeven. Dus geen parallel, maar: Wij vragen om genade en Gij hebt ons al genade bewezen, dat wij onzen naaste willen vergeven. Wij vragen om genade als Uw kinderen (wij hebben immers Vader gezegd!)

En wij voelen in ons hart het Testimonium van Uw genade; want anders zouden wij onzen naaste niet willen vergeven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken