Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christus en cultuur (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christus en cultuur
Afbeelding van Christus en cultuurToon afbeelding van titelpagina van Christus en cultuur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christus en cultuur

(1948)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

§ 6.

Eigenlijk, zoo zeiden wij, moet het probleem niet geformuleerd worden: ‘het christendom en het cultuurleven’. Want deze formuleering zou ons niet brengen tot den bodem van het vraagstuk. Onder ‘christendom’ immers kan men o.m. verstaan: le. de gemeenschap der christenen (al of niet in eigenlijken zin genomen, de naam-christenen dus niet of al in de gemeenschap begrepen), en, 2e. het zichtbare resultaat, dat in de zichtbare wereld door de gemeenschap van christenen uit hun christelijke actie te boekstaven viel, of, beter gezegd, in het kader eener min of meer gevestigde communis opinio als zoodanig geboekstaafd werd, of opnieuw wordt. Natuurlijk zijn er nog veel meer beteekenissen van het woord. Die laten wij gemakshalve maar rusten. Want ook als wij bij de genoemde beteekenissen blijven staan, hebben wij toch al problemen genoeg. Bijvoorbeeld (voor wat de eerste omschrijving betreft): wat is ‘gemeenschap’? Bedoelt men het bloote samen-zijn, of samen-kunnen-zijn van wie zich christen noemen, terecht dan wel ten onrechte (sun-ousia)? Of heeft men

[pagina 18]
[p. 18]

het oog op een geestelijke eenheid, geestelijk dan genomen in den zin van: door Gods Geest gewerkt? En dus aan Zijn Woord conform (koinoonia)? Is die ‘koinoonia’ een werk-resultaat van menschen, een ding dat door hun actie tot stand moet komen of is zij een werk-resultaat van God, een werk dat Zijnerzijds tot stand gekomen is, en dat nu verder de menschen oproept tot een daaraan beantwoordende daad van erkenning der gemeenschap, die God gemaakt heeft? Een erkenning ‘de jure’ èn ‘de facto’? Of ook (voor wat de tweede omschrijving aangaat), is men voor de registratie van zoo'n resultaat der christelijke gemeenschap aangewezen op historie en traditie, of mag iedere eeuw ons aangaande die registratie en qualificatie haar eigen theorie opdringen? ‘Christendom’ is een lastig woord, - als men maar op de dingen ingaat.

Maar hoe men ook het woord zou opvatten, in elk geval is dit ééne zeker, dat men nooit uit eenige gegevenheid van ‘het christendom’ eenige cultuurvraag zuiver stellen, laat staan het probleem van ‘christendom’ en cultuur oplossen kan.

 

a. In de eerste plaats niet, omdat het christendom nimmer wezenlijk normatief is. Neem - in de eerste der twee genoemde beteekenissen - de christenen als gemeenschap bij elkaar, en zuiver, zoo ge dat zoudt kunnen, door gedachten-abstractie (want vèrder brengt ge 't hier toch niet!) alle naam-christenen van die gemeenschap uit.

Of ook, neem - volgens de tweede beteekenis van het woord - het christendom in den zin van: den neerslag van het (in uw onderstelling katholiek gedacht) christelijk credo in het menschen- en wereldleven, en wees, óók dáárbij, dan maar weer zoo streng mogelijk in het aanleggen van de keur, en in het vergeven van het eere-praedicaat ‘christelijk’. Maar, hoe ge het ook aanlegt, niet eens in één van die beide gevallen kunt gij een

[pagina 19]
[p. 19]

maatstaf, een norm, voor behandeling van uw probleem aan dit ‘christendom’ ontleenen. Geen enkel christenmensch toch is normatief. Een feitelijk gegeven is nooit normatief. De feiten dwingen ons wel: niemand kan zich ervan ontdoen, en ieders handelen móet uitgaan van hetgeen gegeven is. Onze handen kunnen wel graaien in de lucht, maar ze kunnen daar niets beginnen. Alleen als ze zich steken in het gegeven materiaal der historisch gegroeide werkelijkheid, kunnen zij dit ‘materiaal’ gaan ‘bewerken’. En voor die bewerking (het handelen in verantwoordelijkheid) zijn wij aangewezen op van God gestelde normen. Zij dwingen niet, doch bevelen. Normatief is daarom alleen het Woord van God, gegeven in de Schrift; normatief is niet de christen of de christenheid, maar de sprekende Christus, als door openbaring ons bekend geworden, en ook zelf God ‘verklarende’ en Diens Woord zonder zondige of uit machteloosheid opkomende weerhouding tot ons sprekende wetgever, en wetshandhaver, en wetsverklaarder, Hij, namens God gezonden tot de menschen. Elke historische strooming, ook elke presente cultuurstrooming, of -beschrijving, die zich zou richten naar het ‘gegeven’ christendom, of zèlfs naar het ideale christendom, als gedachtenbeeld, móet eindigen in zonde, wetsverkrachting, ongodsdienstigheid; zij zou niet anders kunnen optrekken dan een toren van Babel. Want zij is, door haar verkeerd uitgangspunt, daarmede reeds begonnen. Zóó heeft ook het historisch materialisme, en het positivisme den moed gegrepen te oreeren over christendom en cultuur. Zóó ook (van andere onderstellingen uitgaande) meer dan één vorm van het idealisme. Zoo zèlfs soms het barthianisme: ‘es predigt’, er is een feit van kerkelijke ‘verkondiging’, en dat feit is dan uitgangspunt voor verderen theoretischen opbouw. Er is een grootheid, genaamd ‘christendom’; maar dat feit fundeert geen leer, al moet elke leer met àlle feiten, ook dit, rekening houden. Feiten fundeeren geen leer; eerder steekt, omgekeerd, in elke benoeming van een feit (of

[pagina 20]
[p. 20]

wat daarvoor aangezien wordt) reeds een brok leer. Als het onweert, is dat een feit; wie aan Wodan gelooft, zal dat anders ‘verstaan’ en ‘benoemen’ dan wie de ‘verklaring’ kent, en de leer van electrische ontladingen zich heeft eigen gemaakt.

Daar komt nog iets bij. Het ‘christendom’, gelijk het in de wereld gestalte aanneemt, daar zijn zelfgekozen naam voert, en zich registreeren laat, is ook zelf altijd nauw verwikkeld in een actueel cultuurproces, of in een reeks van cultuurprocessen. Hegelianen, en dus ook marxisten, en nationaal-socialisten, zullen het christendom zèlf rekenen tot de cultuurverschijnselen: de theorie-leveranciers, die Anton Mussert gecharterd had, wilden de belangen van het christendom (dat alleen in het binnen Europa gelegen deel van het Rijk te beschermen was) toevertrouwd zien aan de ‘cul-tuur-kamer’. Reeds hierin blijkt, hoe ernstig en onvermijdelijk het ‘christendom’ zelf, al was het alleen maar reeds om zijn náám te beschermen, immer mede is opgenomen in de botsing van de cultuurstroomingen, die in elke gegeven constellatie van het wereldleven aanwezig zijn. Het is bovendien gevarieetd naar locale, nationale, anthropologische, zelfs klimatologische typen. Kortom, het begrip: ‘het’ christendom is in dien zin genomen, een sfinx, niet meer.

b. En voor zoover het dan geen sfinx is, doch in pure of (wat weer iets anders is) vàste gestalte in de geschiedenis aanwijsbaar, heeft het ook van zijn kant meermalen eigenmachtig en eigenwillig en met veel gebrek en zonde op den cultuurstrijd ingegrepen. In elk daarna volgend proces van formatie, de- en reformatie, trachtte het soms (denk aan het pausdom) zelf een eigenlijke en directe cultuurmacht te worden, of leefde, bewust of onbewust, uit beginselen, welke een onverbloemde cultuurtaak, als haar eigenlijke, op haar werkprogramma plaatsten. Natuurlijk was dat verkeerd: christendom is geen kwestie-van-cultuur, al is cultuur wel degelijk een aangelegenheid voor het christendom. Maar krachtens de altijd weerkeerende (hoewel niet biologisch of evolutionistisch be-

[pagina 21]
[p. 21]

paalde) werking van deformatie en reformatie, heeft het gegeven christendom in de historie der wereld nimmer één bepaalde cultuurgedachte door alle eeuwen heen tot zegepraal kunnen leiden, noch ook de aanvaarding van één van haar mandaten voor het cultuurleven ‘restloos’ ten einde gebracht. Men treft hier de uiterste variaties: er loopt een zeer lange weg van het cultuur-imperialisme, gelijk de roomsche kerk dat in bepaalde tijden heeft ontwikkeld, tot de achteraf-positie, de afgescheidenheid, van de ‘vrome’ cultuurschuwe menschjes of congregaties, die juist in deze schuwheid pas het ware christendom meenden te vertoonen.

Wie zou nu uit dit ‘christendom’ een cultureele norm kunnen aflezen? Meerderheden of minderheden beslissen in dezen ook niet; het recht, en de kracht, de gezondheid èn de gáve der gezondmaking, ze kunnen zijn bij de meerderheid, maar ook bij de minderheid. Soms bij de kleinste minderheid, die zich maar denken laat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken