Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christus in zijn lijden. Deel 1. Christus aan den ingang van zijn lijden (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christus in zijn lijden. Deel 1. Christus aan den ingang van zijn lijden
Afbeelding van Christus in zijn lijden. Deel 1. Christus aan den ingang van zijn lijdenToon afbeelding van titelpagina van Christus in zijn lijden. Deel 1. Christus aan den ingang van zijn lijden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.01 MB)

XML (1.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christus in zijn lijden. Deel 1. Christus aan den ingang van zijn lijden

(1949)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 551]
[p. 551]

Register van namen en zakenGa naar voetnoot1)

A

Aalders, Dr G.Ch., 140, 507.
aarde, - middelpunt v.h. heelal? 519, 520.
Aäron, 42, 59, 298, 338, 480, 484.
Christus meer dan -, 484.
Abel, 81, 251, 252, 412.
Christus meer dan -, 498-500, 538-540.
Abisai, 16.
Abraham, 44, 57, 60, 64, 107, 150, 175, 183, 251, 252, 253, 280, 371, 384, 440, 476, 477, 479, 482, 490, 509.
Achab, 72, 73.
Achitofel, 467.
Adam, 89, 97, 251, 252, 352, 354, 358-360, 461.
Christus als tweede -, 112, 135, 168, 198.
id. in Gethsemané, 358, 359, 378, 392, 455, 461, 523.
Christus als tweede - t.o. eersten -, 89, 90.
aflaat(-systeem) v. Rome, 81.
Agag, 134.
agape, 95, 196-199.
Allioli, 36.
almacht, - v. God één met andere deugden, 523, 524, 526, 528.
Amasa, 466, 467.
ambt, - v. Christus drievoudig (profeet, priester, koning), 7, passim. beteekenis v. -, 190, 191.
ambtsdienst, - v. Christus bij de voetwassching, 191-196, 198 v.
- v. Christus bij de instelling v.h. avondmaal, 269.
Christus in zijn - door Judas verraden, 465-468, 480.
Amesius, Guil., 212.
Ananias (en Saffira), 217, 227.
angsten, - v. Christus in Gethsemané, 345-353, 359, 360, 369-382, 385-387, 393, 408, zie ook: lijden. plotselinge aanvang v.d. - v. Christus, 361-368.
Annas, 511.
Antichrist, 54-56, 81, 167, 227, 285, 296, 501, 509, 529.
wonderen v.d. -, 503, 504.
antiquatie, - is geen abrogatie, 182.
apostelen, 194, 304, 307.
- getuigen, 21, 131, 208, 392, passim.
- in het ambt gesteld, 8, 9.
- door Christus onderwezen, 9, vgl. - getuigen.
- door Christus' wonderen opgeleid, 125.
Christus kiest twáálf -, 471-475, 478, 483.
de twaalf - t.o. de twaalf patriarchen, 471-475, 478, 483.
de twaalf - Christus' legitimatiebewijs, 473-475, 478.
het twaalftal der - door Judas gebroken, 478-482, zie ook: getallensymboliek.
het twaalftal der - na Christus' sterven hersteld, 483, 484.
id. uiteindelijk i.h. nieuwe Jeruzalem, 486-488.
Arianen, 410.
ark, Christus vervulling v.h. teeken v.d. -, 158.
arniologisch, 275.
[pagina 552]
[p. 552]
Assur, 430, 446.
ataraxie, 429.
autopistie, 347.
avondmaal, - en pascha, 181, 182, 185, 236, 275, 277, 278, 281-286, 292.
tweeërlei verhouding v. Christus i.h. -, 210, 211.
werking v.h. -, 236.
instelling v.h. -, 268, 269, 273, 275, 281.
- slechts herinneringsmaaltijd?, 270, 271, 274.
- in huidigen vorm zal verdwijnen, 273, 297.
Heilige Geest werkzaam met -, 278, 279.
ingrediënten v.h. -, 282-286, 293, 294.
- is publiek, 287, 288.
doel v.h. - 294, 296.
avondmaalsformulier, 547.
axiologie, 84.

B

Babel, 506, 508.
Bach, Joh. Seb., 340, 523, 524.
Bar Kochba, 63.
Barnabas, 178-180, 332.
Beda, 432.
bedelaars, - in Israël verboden, 156.
Beelen, J.Th., 390.
Beelen - v.d. Heeren, 36.
Beëlzebul, 55, 57, 160.
Beethoven, 340.
bekeering, dagelijksche -, 201, 210, 239.
belijdenis, Kerk gebouwd o.d. -, niét op de belijders, 15, 19.
beproeving, - door God en verzoeking door Satan, 89-92, 107, 308, 313, 314.
wezen v.d. -, 92, 93, 107.
doel v.d. -, 317.
berg der verheerlijking, Christus op den -, zie: Christus; Petrus. Mozes en Elia op den - met Christus sprekend, zie: Mozes; Elia.
nacht op den - t.o. Kerstnacht, 22, 28.
Kerk beneden t.o. Kerk boven op den -, 27-29, 85, 86.
niet glans op den -, maar gespróken woord hoofdzaak, 101, 102.
- is eigenlijk annuntiatie-berg, 102.
bergrede, - over den kaakslag, 521, 522.
besluit(en) Gods, 88, 386, 526, zie ook: Raad Gods.
Bethanië, 34-36, 38, 46, 48, 52, 53, 55, 56, 116, 117, 121 136.
Bethel 72.
- en Gethsemané, 399, 425.
Bethfagé, 117.
Bethlehem, 80.
Beyer, 417.
Bileam, profetie v. - over Christus, 51, 52, 62, 63.
Binet - Sanglé, 345, 388.
bloed, - als zoenmiddel, 183, 293.
- v. Christus in Gethsemané èn op Golgotha, 433, 434.
de ‘stem’ v. Abels -, 498, 499, 540.
de ziel is in het -, 428, 436.
Boeddha, 190.
Boëthius, 88, 303.
Bonsirven, Jos., 128.
Booth, E.P., 467, 490, 542.
Bornkamm, 397.
Bouma, Dr C., 187, 193, 217, 224.
Bousset, 400.
Brutus, 215.
Buber, Martin, 462.
Bundy, W.E., 542.
Bijbel, zie: Woord Gods.
Bynaeus, 446.

C

Caesar, Julius, 215.
Calvijn, Joh., 18, 81, 274.
Carlyle, 514.
Cassius, 215.
Celsus, 346.
Chaine, J., 113.
Christus (in zijn drie ambten),
- op den lijdenskatheder, 7, 8.
- bij de zalving te Bethanië, 39.
- wonderen verrichtend, 158, 159.
- bij de voetwassching, 211.
[pagina 553]
[p. 553]
Christus (in zijn profetisch ambt),
- bij de zalving te Bethanië receptief en productief, 39-42.
- een volkstoeloop in Nazareth uitlokkend, 120-122.
- de eenige uitlegger der profetie, 138, 139, 152.
- bij de voetwassching, 198-202.
Christus (in zijn priesterlijk ambt),
- in zijn lijden, zie: Christus, (lijden v. -).
- offer èn priester in Gethsemané, 152, 435-438.
- bij de zalving te Bethanië receptief en productief, 42-44.
- als Hoogepriester, 173-175.
- bij de voetwassching, 208-212.
Christus (in zijn koninklijk ambt),
- bij de zalving receptief en productief, 44-46.
- bij den intocht in Jeruzalem, 114-135.
- in Jeruzalem genezingen verrichtend, 158-160.
- bij de voetwassching, 186-190, 202-208.
- als Koning 153-160, 170, 174, 175, 186. Zie ook: koningschap.
- bij het laatste pascha, 233, 236.
Christus (op den lijdenskatheder),
- Petrus als satan bestraffend, 11-14, 16-18.
Petrus' verzoeking v. - erger dan Satans verzoeking, 14, 15.
Christus (op den berg der verheerlijking),
- door Petrus verzocht, 20-27, 32, 33.
-' verheerlijking had plaats i.d. nácht, 21-23. Zie ook: Petrus; berg der verheerlijking.
- met Mozes en Elia sprekend over Zijn uitgang te Jeruzalem, 85, 86, 90, 97- 105, 122.
- had geen ‘vrije’ keuze, 87-90. beproeving èn verzoeking v. -, 89-93.
- ontvangt geloovig Gods Openbaring: a. in haar zuiverheid, 93-99; b. in haar niet volkomen zijn, 99-107; c. in haar groei, 107-113. heerlijkheid v. - t.o. heerlijkheid v. Mozes en Elia, 95-97, 109-113.
- mag niet rechtstrééks met God spreken, 98, 99.
dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid v. -, 106.
beteekenis v. -' gedaanteverandering, 108, 110-113.
gedaante-verandering v. - t.o. die v. Mozes en Elia, 108-113.
Christus (bij de zalving te Bethanië),
de zalving v. -, 34-47.
beteekenis v. -' zalving, 48, 49.
- als antitype v. Melchizedek, 44, passim.
Christus (door Judas verkocht),
- voor dertig zilverlingen verkocht, 69-84.
Judas' verraad v. - òns verraad, 82, 83.
Judas' verraad v. - kent geen parallellen, 71.
Christus (bij zijn intocht in Jeruzalem),
zijn -' voorbereidingen ‘omslachtig’?, 114-135.
lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid v. -, 115, 129, 135.
sensationeele geruchten over - vóór den intocht, 116, 117.
- als koning een volkstoeloop uitlokkend, 117, 120-122, 134.
doel v.d. ‘omslag’ v. -, 124-128, 134, 135.
- schoon in: a. Zijn ambt, 128, 129, 135; b. Zijn verhouding tot God, 130-132; c. Zijn verhouding tot de menschen, 132, 133.
feestbetoon v.d. schare bij den intocht verdieping van -' lijden, 136-139, 142-144, 148.
- als ‘arme’ en ‘ongewapende’ koning, 138-140, 148-152, 154.
Christus (in de paaschzaal),
lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid v. -, 183, 184.
- als onberispelijk paaschlam, 184, 185.
- Satan dwingend, 213-236.
- Satan dringend, 237-267.
- bij de instelling v.h. avondmaal, in Zijn verhouding tot: a. God, 270-280, b. Zichzelf, 280-287, c. de wereld, 287-291, d. de Kerk, 291-297.
[pagina 554]
[p. 554]

lijden v. - bij de instelling v.h. avondmaal, 295.
Christus (in Gethsemané),
- in Gethsemané èn i.d. paaschzaal, 343-345.
- angsten v. -, 345-353, 359, 360, 369-382, 385-387, 393, 408.
het plotselinge v. -' angsten, 361-368.
lijden v. - 345-353, 359, 360, 369-382, 384-386, 411, 454-458.
gebed v. -, 381-384, 392, 393, 444.
- en Zijn Vader, 381, 382, 410.
- door God verlaten, 363-368, 376, 377, 382, 421, 516, 517.
gehoorzaamheid v. -, 383.
geloof ook voor - noodzakelijk, 384, 445, 454, 455, 457, 458, 483, 527.
- de apostelen tot getuigen makend, 391-399, vgl. apostelen als getuigen.
- door een engel getroost èn vernederd, 408-419.
lijden v. - verzwaard door ‘sterkenden’ engel, 416-426.
- versterkt door een engel, 419-422.
bloedzweet v. -, 427-431, 435-438, 442.
bloedzweet v. - een ‘ergernis’, 439-441.
- offer èn priester, 152, 435-438.
overwinning v. -, 443-445.
- de discipelen opwekkend voort te slapen, 445-447.
ironie v. - 446-449, 452, 453, 455, 457-462.
- als Middelaar, 454, passim.
- Borg voor slapende discipelen, 453, 456, 459.
Christus (bij zijn gevangenneming in Gethsemané),
-' lijden verdiept door Judaskus, 465-468, 478-482.
- niet als ‘vriend’, maar als ‘de Zoon des menschen’ verraden, 465-468, 480.
- het voor v.d. slaaf genezend, 489-491, 494-511.
- de bende verschrikkend, 491, 504.
-, de Slaven-losser door een slaaf gevangen genomen, 491, 493, 494.
- de wet v.h. jubeljaar t.a.v. de slaven vervullend, 489, 490, 494, 505, 509-511.
- de wet v.h. Kaïnsteeken vervullend, 498-500.
de gevangenneming v. -, 512-530.
tijd en plaats v. -' gevangenneming door God bepaald, 513-517.
- aan de macht v.d. duisternis overgegeven, 517-526.
- en Gods Raad, 520, 521, 526.
- niet wederstaande, 521-523.
- gebonden door mensch, duivel en God, 527-529.
- door de discipelen verlaten, 523-529.
- geïsoleerd van twee zijden, 538-540, 544-549.
- ook door den onbekenden jongeling verlaten, 541-545.
Christus, - Verlosser v. kosmos en schepsel, 165.
- als Middelaar, 90, 165, 199, 200, 244, 245, 257-260, 284, 348, 349, zie ook: Middelaar.
- trouw aan Gods verlossingsraad, 16, 21, 26, 27, 87-89, 131, 132, 135, 385, 386, 454.
- meer dan David, 16, 17, 133, 134, 158, 175, 331, 358, 477, 488, 505, 509, 510.
- geen aannemer des persoons, 18.
‘idyllische pauzes’ in -' lijden?, 34, 35.
- als Knecht des Heeren, 40, 41, 97, 98, passim.
- bij goddeloozen èn rijken in zijn dood, 40-42.
- opwekking v. Lazarus teeken v.d. Messias òf v.d. Anti-christ?, 54-56.
- als ‘één voor allen’ door Sanhedrin èn door God voor den dood bestemd, 50, 51, 60-68.
- als Hoofd des lichaams in den dood, 63, 64.
plaatsvervanging door - geen algemeene regel, 63-68.
Judas' verraad v. - kent geen parallellen, 71, 466, 467.
- en de puinhoopen v. Jericho, 73, 74.
- aan de Schriften gebonden, 88, 89, 92, 93.
[pagina 555]
[p. 555]

- in vernedering zonder eigen heerlijkheid, 95-97, 99.
- neemt heerlijkheid niet als een roof, maar verwerft haar door lijden, 96-98, 111-113.
- minder en tóch meer dan Mozes en Elia, 98-101, 103, 104, 111-113.
-' ontvangst v. Gods Openbaring t.o. onze ontvangst, 106, 107.
- nergens ‘lijdend voorwerp’, steeds actief, 115, 129, 154, 155, 159.
- als profeet een volkstoeloop in Nazareth uitlokkend, 120-122.
‘omslag’ v. - bij de tempelbelasting, 123-125.
samenwerking v. - en zijn Vader in zijn ambtswerk, 118, 119, 123, 124, 129, 135.
- maakt geen reclame, zooals Tyrus t.o. Jeruzalem, 125-128, 134.
- en het Onze Vader, 130-132.
- meer dan Samuël, 133, 134.
Zacharia's profetie over -' komst als Koning, 138-142, 148, 149, 151.
-' wonderen in karakter en doel, 139-141, 158, 159, 388, 389, 394, 395, 397, 501-504.
-' krachtsbetoon zoowel zichtbaar als onzichtbaar, 139, 141, 142.
rechtsherstel gaat bij - aan krachtsbetoon vooraf, 142-145.
- vervult letterlijk Zacharia's profetie, 148-152, 155-160.
majesteit v. - als Koning, 153, 154.
- als ‘arme’ en ‘ongewapende’ Koning i.h. openbaar genezend, 155-160.
- in genezingswonderen Zijn theocratisch koningschap openbarend, 158-160.
- en de ‘hosanna’ roepende kinderen, 160-164.
- Persona Publica (persoon niet los v. ambt), 90, 198, 269, 358, 378, 468, 481.
menschwording v. -, 168, 256, 387.
- ideaal-gestalte of Verlosser? 240, 241, 257, 346.
- tegelijk Middelaar v.h. genadeverbond èn Hoofd der verkorenen, 251, 252.
- lettend op Gods tijden, 267.
- als Messias, 274-276.
- als Heer t.o. Romeinschen keizer, 202, 203, 289.
Koningschap v. - anders dan van deze wereld, 157, 289-291.
Middelaarschap v. - anders dan van deze wereld, 288-291.
- als Voorbidder voor de discipelen t.o. Satan als verklager, 298, 304-307, 312-316.
- als Voorspraak voor Job, 311, 312, 319.
lijden v. -, 320, 321, 369-380. Zie ook: Christus (in Gethsemané).
lijden v. - t.o. lijden v.d. menschen, 348-353, 373, 374, 432.
lijden v. - heeft verzoenende kracht, 400, passim.
lijden v. - moet een bewuste daad zijn, 159, 421-423, 522-524.
lijden v. - heeft een eerste en tweede oorzaak? 438-441.
- als tweede Adam, zie: Adam.
- zingt zijn eigen liederen (het Hallel), 324-336, 340-342.
- vervult het Hallel, 337-340.
- profeteerende i.h. O.T., 327, 333.
twee naturen van - één, 88, 326-328.
- zondeloos mensch, 12, 13, 351, 352, 460, 461.
- waarachtig mensch, 13, 88, 89, 384, 387, 454, 455, 468.
dood v. - een andere dan v.d. menschen, 352-359.
verhouding v.d. twee naturen v. -, 88, 131, 384, 387, 390, 427-429.
- de ware Messias t.o. valsche messiassen, 400-402, passim.
- meer dan Jakob, 399, 425, 427, 454, 471-474, 483.
- ook mensch in zijn dood? 428 last v. onze zonde op -, 432.
bloed v. - zoowel in Gethsemané als op Golgotha, 433-436, 438, 439.
- en zijn Kerk, 157, 291-294, 456, 534.
- niet te imiteeren, 458.
niet de ‘reine ziel’ v. - verlost
[pagina 556]
[p. 556]
ons, maar zijn dood, 460, 461.
- de Zoon des menschen, 465-468.
- kent ook ‘probleem’ v. ‘verbond en verkiezing’, 245, 246, 469, 470.
- vader èn broeder der zijnen, 471, 472.
- twáálf apostelen kiezend, 471-475, 478.
- legitimeert zich in de twaalf apostelen, 473-475, 478.
geslachtsrol v. - in getallensymboliek, 475-478.
koningschap v. - t.o. koningschap v. David, 133, 175, 477, 485, 505, 509, 510.
-' twaalftal apostelen door Judas gebroken, 478-482.
na dood van - twaalftal der apostelen hersteld, 483, 484.
- herstelt twaalftal uiteindelijk i.h. nieuwe Jeruzalem, 486-488.
- meer dan Aäron, 484.
- meer dan Abel, 498-500, 538-540.
- het eigen karakter v. zijn wonderen handhavend, 501, 502, 503. wonderen v. - t.o. wonderen v.d. Antichrist, 503-505.
macht v. - gebonden aan Gods wil, 516, 525-527.
- meer dan Simson, 113, 527.
- als de goede Herder door de discipelen verlaten, 532-539.
- als de goede Herder zijn loon eischend, 41, 75-77, 80-84.
- tusschen hel en hemel, 545.
- en Mozes, 536, 539, 548, 549.
Chrysologus, Petrus, 12.
Clelland, Fr. W., 490.
Clemen, Carl, 189.
cohaerentie, 361.
commensurabel, 349, 351.
consciëntie, boek der -, 334, 335.
conserveering, - v.d. mensch, 168.
consistorie, 25, 68, 415.
Contra-Remonstranten, 212.
Corelli, Marie, 302.
Craig, C.T., 467.
Crawley, A.E., 465.
Cremer, 535.
Croegaert, C.A., 266.

D

Dag, - des Heeren, 80, 370, 371, 383.
- van Christus, 80.
Dalman, Gustav, 120.
Damascus, 95.
Daniël, 509.
Dante, 214, 215.
David, 51, 52, 97, 157, 158, 199, 313, 331, 358, 476, 477 479, 488.
Christus de groote Zoon v. -, 133, 134, 158, 175, 477, 505, 509, 510, vgl. Christus meer dan -.
koningschap v. -, 506, 508, vgl.
koningschap van Christus en -.
Deursen, Dr A.v., 307.
diakonie, 43 v., vgl. Gethsemané (Christus in -).
discipelen (zie ook: apostelen), belijdenis v.d. - aangaande Christus, 9-11.
- bij Christus' intocht in Jeruzalem, 123.
Messiasverwachting bij de -, 220-222.
Satan de - begeerend te ziften, 298-306.
- in Gethsemané tot het getuigen voorbereid, 391, 393, 394, 397-399, 402-407.
- in Gethsemané slapend, 405, 406, 415, 453, 456, 459.
vlucht v.d. - wel onbelangrijk? 531, 532, zie verder: vlucht.
dood, de -, 354-358.
Christus in zijn - bij goddeloozen en rijken, 40, 41, 42.
- v. Christus een andere dan - v.d. menschen, 352-359.
Dordtsche Leerregels, III-IV § 4, 238, § 9, 241, § 11, 239, § 12, 342, V.d. D. § 2, 239, V, § 1, 4, 5, 6, 11, 13, 364, V.d. D., § 9 314.
Drews, Arthur, 190.
duisternis, het uur v.d. - in Gethsemané, 513-519.
het uur v.d. - is het uur v.h. licht, 515, 520, 527.
duizendjarig rijk, - door Christus aangekondigd, 148, 159.
duivel(en), zie: duisternis; Satan.
dunamis, 419.
Dullaert, Heiman, 529, 530.
[pagina 557]
[p. 557]

E

Eén, - voor allen, bij God èn bij Satan, 60-68.
- voor allen, geen algemeene wet, 63-68.
eenheid, - v. God, 528.
- vrucht v. daad Gods, 199.
eeuwigheid, - v. God, 88, passim.
- v. God t.o. - v. zijn creatuur, 451.
Egypte, 54, 83.
Eisler, 189.
Elia, 45, 354
- en Mozes op den berg der verheerlijking, 21-25, 27, 30.
- en Mozes sprekend over Christus' uitgang te Jeruzalem, 85, 86, 90, 97-105, 122.
- en Mozes stellen Christus niet voor een ‘vrije’ keuze, 87-90, 97, 98.
heerlijkheid v. - en Mozes t.o. Christus' heerlijkheid, 95-97, 100, 109-112.
heerlijkheid v. - en Mozes getemperd, 100, 101, 103.
gedaanteverandering v. - en Mozes t.o. Christus' metamorfose, 108-112.
Elihu, 312.
Elisabeth, 332.
Eliza, 109, 110, 120.
engel(en), Maria (v. Bethanië) een dienende - voor Christus, 46-48, 51.
- en mensch, 167, 168, 169, 413, 414.
verhouding v.d. - tot het avondmaal, 294.
- in Gethsemané troost èn vernedering voor Christus, 408-419.
- en Christus, 414, 415, 516, 517.
- en het uur v.d. duisternis, 516-520, 529.
engelenzang, - t.o. ‘hosanna’-geroep, 145, 146, 147.
enoosj, zie Psalm 8, tekstregister.
Eremita, Vìctor, 448, 549.
eros, 195.
Esseners, - en slavernij, 492, 493.
evangelie, hoogtepunt v.h. -, 8, 9.
- geen novelle, 35.
- geen voorwerp v. psycho-analyse, 36, 37.
- een tendenz-verhaal, 38. Zie ook: Openbaring, Woord Gods.
exorcisme, 266.
Ezau, 253.
Ezechiel, 533.
gebarenspraak v. -, 134.

F

Fantasie, 107.
Farizeën, werkheiligheid v.d. -, 61, 147.
Messiasverwachting v.d. -, 61.
feiten, - alleen te verstaan i.h. licht v.d. profetie, 91, 92, 139, 437.
Ferus, Joh., 212, 429, 549.
Filippus, 267, 270.
finitum non capax infiniti?, 395.
Fischer, F.C., 449.
Franciscus v. Assisi, 429.
futurabilia, - niet in Gethsemané, 516, 525.

G

Gabriël, 467, 517.
Galilea, - t.o. Judea, 218, 225.
Gardeil, A., 342.
Gebed, het Hoogepriesterlijk -, 260, 304-306, 343.
- het volmaakte -, zie: Onze Vader.
- v. Christus in Gethsemané, 381-384, 392, 393, 444, 453, 454.
gedaanteverandering, - v. Christus t.o. - v. Elia en Mozes, 108-112.
gedachtenis, God sticht Zichzelf -, 270-273.
Christus sticht Zichzelf -, 271-274.
‘gedachtenis-stichting’, 274, 275.
geest, ver-geest-elijking v.d. Bijbel ongeoorloofd, 38.
geest-elijk is niet vergeestelijkend, 128.
Geest (Heilige), bedroeven v.d. -, 17.
strijd v. vleesch tegen -, 17, 18.
Christus beschikt over den -, 278, 279.
- bidt voor ons, 327, 328.
[pagina 558]
[p. 558]

werking v.d. - in Christus, 327-329, 390.
‘gegevenen’ des Vaders, - in tweeerlei zin, 249, 250, 468-470.
gehoorzaamheid, lijdelijke en dadelijke - v. Christus, 106, 115, 129, 135, 183, 184, 383.
Geismar, Ed., 448.
Gelderen, Dr C.v., 109, 207.
geloof, - in Gods Openbaring, 94. ‘wonder’ - t.o. ‘zaligmakend’ -, 144, 145.
- ook voor Christus noodzakelijk in Gethsemané, 384, 445, 454, 455, 457, 458, 483, 527.
geloofsgerechtigheid, - t.o. werkgerechtigheid, 77, 78, 81, 82, 144.
geloovigen, glorificatie v.d. -, zie: glorificatie.
gemeene temperantie, 500.
gemeenschap (koinoonia), - iets anders dan samen-zijn (sun-ousia), 201.
genade, Jericho als teeken v. Gods -, 73.
- v. God niet te betalen, 76, 77, 78, 81-84.
genadeverbond, zie: verbond.
gerechtigheid, - uit geloof t.o. - uit werken, 77, 78, 81, 82.
geschiedenis, - ontvouwing v. Gods verborgen wil, 39, 91.
bij - máken is norm Gods geopenbaarde wil, 39, 91, 92.
- door God beheerscht, 515.
geslachtsrol v. Christus, - in getallen-symboliek, 475-478.
getallensymboliek, - in den Bijbel, 476-478.
- in het twaalftal der apostelen, 478, 480.
- id. door Judas gebroken, 478-481.
- id. volgens godsdienst-historische school, 480, 481. Zie ook: apostelen.
Gethsemané, 142, 152, 168, passim.
Christus' positie in - èn i.d. paaschzaal, 343, 344, 360.
angsten v. Christus in -, 345-353, 359, 360, 369-382, 385-387, 393, 408. Zie ook: lijden.
het plotselinge v. Christus' angsten in -, 361-368.
Christus in - v. God verlaten 363-368, 376-379.
- niet psychologisch, maar alleen uit God te verklaren, 365, 369-374.
- ‘eenmalig’ i.d. geschiedenis, 369-373, 525.
gebed v. Christus in -, zie: gebed. discipelen getuigen v. Christus' angsten in -, 391-399, 402-405.
- en Bethel, 399, 425.
bloedzweet v. Christus in -, 427-436.
- eigen plaats i.h. lijdensverhaal, 457, 463.
Zie verder: Christus (in Gethsemané).
gezag, - uit deze wereld, 204-206.
uit de hemelen, 205, 206.
Ghellinck, Joseph de, 33.
Gispen, Dr W.H., 270, 284.
glorificatie (verheerlijking), - v.d. geloovigen, 109-112.
God, - beproeft alleen, verzoekt niet, 89-92, 308, 313, 314.
eeuwigheid v. -, 88.
wezen en werken v. -, 303.
besluit(en) v. -, 88, 386, 526.
Raad v. -, zie: Raad.
- als Oneindige niet te doorgronden, 131, 395, 396.
qualiteitsverschil tusschen - en mensch is geen afstand, 396, 397.
vrijheid v. -, 396, 449, 518, 526.
almacht v. - één met andere deugden, 523, 524, 526, 528.
éénheid v. -, 528.
geen willekeur in -, 523, 524, 526, 528.
ironie v. -, 449-452.
lankmoedigheid v. -, 500.
souvereiniteit v. -, 515.
‘toelating’ door - in Gethsemané, 517-520.
goden, de grieksche -, 523, 528.
godsdienst-historische school, - over twaalftal der apostelen, 480, 481.
Goethe, 26.
Golgotha, 86, 142, 151.
offer v. -, 67.
bloed v. Chr. op -, 433, 434, 436.
graf, - v. Christus bij goddeloozen en rijken, 40-42.
grenssituaties, 405.
Greijdanus, Dr S., 10, 26, 174, 176,
[pagina 559]
[p. 559]
177, 187, 188, 223, 225, 280, 293, 298, 299, 301, 318, 324, 328, 333, 343, 389, 390, 397, 431.
Grimm, 535.
Groenen, P.G., 176, 193, 390, 430, 447, 541.
Grosheide, Dr F.W., 9, 40, 70, 78, 155, 173, 177-179, 181, 281, 459, 465, 466, 471, 474, 478, 481.
Grotius H., 36.
Grundmann, 391.

H

Hallel, het -, 324, 340.
Christus zingt het -, 324-336, 340-342.
Christus vervult het -, 337-340.
Hanse, 446.
hart, verkeerde richting v.h. - oorzaak v.d. verdoemenis, 55.
Heer, Christus als - t.o. keizer v. Rome, 202, 203, 289.
Heere, dag des -n, 80, 370, 371, 383.
Heeren, A. v.d., 390.
heerlijkheid, - v. Christus op den berg der verheerlijking, zie: Christus.
door Christus niet als een roof genomen, 26, 96, 97, 111, 112.
- (verheerlijking) v.d. geloovigen, 109-112.
heerlijkheid (sjechina), - des Heeren, 109, 110, 113.
Heidelbergsche Catechismus, Zondag 31, 83.
Zondag 33, 535.
heidendom, - en Christendom, 400, 401.
Heilige Geest, zie: Geest.
Heilige Schrift, zie: Woord Gods.
heiligheid, - i.h. O.T. t.o. - i.h. N.T., 287.
heiligmaking, - en wedergeboorte, 201, 210
heilshistorie, de - kent geen herhaling in ons leven, 369-373.
Heitmüller, 400.
hel, 377, 378, 545.
- en Christus, 378, 379.
hemel, 377, 545.
- en Christus, 378, 379.
Henoch, 251, 252.
herder, de goede - door Israël verworpen, 532, 533, zie ook Christus.
kwade en goede -s, 74, 75.
Herodes, 228, 289, 416, 458.
Hiel, - herbouwt Jericho, 72, 73.
hierarchie, 68, Christus' bestrijding v.d. -, 203, 204.
Hilarius, 12.
Hilduinus, 518.
historie, zie: geschiedenis.
Holwerda, B., 488.
Hoogepriester, Christus als -, 173-175.
‘Hoogepriesterlijk’ (messiaansch) gebed, 260, 304-306, 343.
‘hosanna’-geroep, inhoud v.h. -, 145-147,
- t.o. engelenzang, 145-147.
- bergt het ‘Kruis Hem’ reeds in zich, 143-147.
Hugo, Victor, 302.
Hugues, Th., 432.

I

Ibsen, 67.
Idioot, 58.
imitatie, - v. Christus een onjuist denkbeeld, 458.
infralapsarisme, 317, 318, 469.
- en supralapsarisme, 317.
intocht, - v. Christus in Jeruzalem, zie: Christus; Jeruzalem.
intuïtie, 33.
ironie, verkeerde en goede -, 447-451.
- bij God en mensch, 449-452.
- van Christus in Gethsemané, 446-449, 452, 453, 455, 457, 458.
ischus, 419.
Ismaël, 253.
Israël, - Gods genade verwerpend, 75-78, 83.
- de profetie over Christus niet verstaande, 138, 139, 142, 145, 150-152.
Messiasverwachting v. -, 138-143, 146, 147, 150-153, 160.
het nieuwe - t.o. het oude -, 272-275.
Izak, 64, 251-253, 441.
[pagina 560]
[p. 560]

J

Jacobus, 24, 220, 261, 388, 391, 540, 542.
Jakob, 64, 251-253.
- en Christus, 399, 425, 427, 454, 471-474, 483, vgl. Christus meer dan -.
Jansenius, C., 446.
Jaspers, Karl, 407.
Jericho, profetie over -, 72, 73.
Jeruzalem, 53, 84, 113, 122, 155.
- en Rome, 58-60. intocht v. Christus in - ‘omslachtig’? 114-123.
- t.o. Nazareth, 121, 122.
- t.o. Tyrus, 126-128, 130, 133.
Christus in - massa-genezingen verrichtend, 155-159.
- beneden en - boven, 166.
Jesaja, profetie v. - over den Knecht des Heeren, 40, 41, 79.
profetie v. - over Christus, 53, 62.
profetie v. - over Tyrus, 125, 126, 130, 133, 135, 137.
gebarenspraak v. -, 134.
Joab, 466, 467.
Job, 311-313, 319, 412.
Joël, 80, 371.
Johannes (zoon v. Zebedeüs), 24, 95, 171, 173, 174, 192, 194, 220, 226, 253, 254, 260, 261, 331, 333, 388, 391, 405, 540, 542, 543.
karakter v. -' evangelie, 192, 194.
Johannes de Dooper, 97, 380.
Johannes Marcus, zie: Marcus.
Johansson, Nils, 317.
Jona, 124.
Jonathan, 358.
jongeling, de onbekende - in Gethsemané, 531, 532, 541-545.
Josia, 277.
Jozef, 175.
Jozua, profetie v. - over Jericho, 72, 73.
Jozua (de hoogepriester), 415.
jubeljaar, de wet v.h. - t.a.v. de slavernij, 489-491, 507, 508, 511. Zie ook: slavernij.
houding v. Kajafas t.o. -, 491-494, 509-511.
Judas Iskarioth, 124, 144, 161, 174, 192, 199, 201, 250, 260, 261, 267, 293, 300, 306, 324, 344, 362, 363, 365, 366, 533, 542.
- en de zalving v. Christus te Bethanië, 35, 41, 47.
- Christus verkoopend, 69, 70, 71, 80, 82, 83.
-' verraad v. Christus ónze zonde, 82, 83.
- en de voetwassching, 207-209, 232.
- in de paaschzaal, 213-236.
- als ‘symbool’ v. slechtheid, 214-216.
geestelijke gesteldheid v. -, 216- 221, 225, 226, 237, 238, 248, 266.
- en Satan, 216, 225-229, 232, 239, 263.
verhouding v. - tot Christus, 217-224, 228, 229, 231, 232, 235, 237, 244-248, 250-252, 254, 257, 258, 264.
Messiasverwachting bij -, 220-223.
- als ‘gegevene’ des Vaders, 468-470.
- en de andere discipelen, 224, 260, 300.
- en het pascha, 226-235.
verraad v. - in Gethsemané, 463-488.
- één v.d. twaalven, 464, 466, 478-481.
de verraderskus v. -, 464-468, 478-481, 484, 485.
Judea, - t.o. Galilea, 218.

K

Kaakslag, de bergrede over den -, 521, 522.
Kaïn, 498-500, 509, 510, 538-540.
Kajafas, 142, 208, 416, 458, 491-494, 496, 497, 535.
- zijns ondanks in dienst der profetie, 50-52, 60-65, 68, 69, 85, 138.
- en de opwekking v. Lazarus, 52- 60, 67.
stoel v. - de hoogste i.h. rijk der hemelen, 58.
stoel v. - t.o. stoel v.d. Romeinschen keizer, 58-60.
houding v. - t.o. de wet v.h. jubeljaar t.a.v. de slaven, 491-494, 509-511.
[pagina 561]
[p. 561]
Kanaän, 73.
Karmel, 56.
kennis, enkel gebrek aan - geen oorzaak v. verdoemenis, 54, 55.
Kerk, - boven t.o. - beneden, 27-29, 85, 86.
- in O.T. en N.T., 293.
zorg v. Christus voor zijn -, 315, 316, 546.
Christus en zijn -, 157, 291-294, 456, 534.
karakter v.d. -, 470.
- door Christus vergaderd, 546.
- coetus en congregatio, 546.
Kierkegaard, 341, 395, 448, 449.
kinderen, - zingen Gods lof, 160-164.
Kittel, 7, 391, 397, 417, 446.
Knap, J.J. Czn., 106.
Koning, Christus als - 153-160, 170, 174, 175, 186.
Christus als - tevens Hoofd des lichaams, 45, 46.
koningschap, - in Israël afbeelding v. Christus' -, 119, 505.
recht v. requisitie v.h. -, 119.
- v. Christus t.o. - v. David, 133, 175, 477, 485, 505, 509, 510.
- v. Christus anders dan van deze wereld, 142, 157, 289-291.
vergoddelijking v.h. -, 288-291.
- v. Saul t.o. - v. David, 505, 506, 508.
houding v.h. theocratisch - t.o. slavernij, 505-508.
theocratische -, 142, passim.
Koninkrijk der hemelen, 157. Zie ook: koningschap; Christus.
hoogtepunten i.h. - zijn zwaartepunten, 9, 10.
wet v.h. - t.o. wet der wereldrijken, 202, 203.
kracht(sbetoon), - v. Christus vaak onzichtbaar, 141, 142.
- komt na rechtsherstel, 142-144.
Kronburg, Sachsa, 376.
kruiswoorden, de zeven -, 320, 323.
Kuyper, Dr A., 360.

L

Lagrange, M.J., 113.
lam, 275, zie: paaschlam. lied v. Mozes en het -, 338, 549.
Landgraf, A.M., 428, 429.
lankmoedigheid, - v. God, 500.
Lapide, à, 408.
Lazarus, de opwekking v. - 116, 142, 145.
de opwekking v. - en het Sanhedrin, 52-60, 67.
de opwekking v. - teeken v. Christus òf v.d. Antichrist? 54-56.
Lèchem, 277.
Leeuwen, Dr J.A.C. v., 177, 328, 332, 531.
Levi, 173, 179, 180, 185, 338, 416, 464, 490, 511, 538.
lictor, 382, 520.
Liddell-Scott, R., 387.
liefde, ‘de’ - als ‘scheppende kracht’, 196-198.
v. Christus is geen erotiek, 195, 196, 198.
Christus' profetie over de geestelijke - (agape), 196-199.
- een geschenk van boven, 200-202.
- en recht in God, 383.
Lightfoot, 408, 425, 465, 484, 513.
lof, - Gods uit kinderenmond, 160-164.
lofzang, het zingen v.d. -, 323, 324, 340.
Christus zingt den -, 152, 324-336, 340-342.
Christus vervult den -, 152, 337-340.
loon, zie Zacharia.
Lottin, Odon, 455.
Lucas, 192, 194, 430.
Luther, 81.
lijden, - van Christus in Gethsemané, 345-353, 359, 360, 369-382, 384-386, 411, 416-426, 454-458, 465-468, 478-482.
- van Christus, 295, 320, 321, 369-380. Zie ook: angsten.
- v. Christus t.o. - v.d. menschen, 348-353, 373, 374, 432.
- v. Christus heeft verzoenende kracht, 400.
- v. Christus moet een bewuste daad zijn, 159, 421-423, 522-524, passim.
- v. Christus heeft een eerste en tweede oorzaak? 438-441.
pauzes in Christus' - ?, 34, 35.
[pagina 562]
[p. 562]

het - in den tijd een overgangstoestand, 420.
twee phasen i.h. - v. Christus, 458.

M

Macht, - v. Christus gebonden aan Gods wil, 516, 525-527.
Malchus, 490, 491, 494-502, 504, 509, 510, 512, 518, 522, 524, 525.
Marcionieten, 410.
Marckius, Joh., 410, 430, 538.
Marcus, Joh., 177-181, 332.
is - de onbekende jongeling in Gethsemané? 542, 543, 546.
Maria (moeder des Heeren), 102, 121, 175, 332.
Maria (moeder v. Marcus), 177, 178, 180, 332.
Maria (v. Bethanië), 41, 43, 44, 52, 53, 57, 138, 209.
- niet ‘psychologisch’ te bezien, 35, 36.
- een dienende engel voor Christus, 46-48, 51, 85.
- t.o. Simon Petrus, 46-48.
martelaren, 81, 348, 349.
Martha (v. Bethanië), 52, 57, 302.
masjaal, zie: raadselspreuk.
Matthias, 480.
Melchizedek, 172 v. 176, 179, 185, 338, 490, 511.
- type van Christus, 44.
Melun, Robert v., 429.
mensch, glorificatie (verheerlijking) v.d. -, 109-112.
- kan God niet doorgronden, 131, 395, 396.
- klein, maar toch groot, 162, 163.
- en engel, 167-169, 413, 414.
- een zwakke mensch (‘enoosj’), 167-169.
conserveering v.d. -, 168.
natuurlijke -, 238-242.
oude en nieuwe -, 239.
verantwoordelijkheid v.d. -, 245, 247, 248, 251-255, 259.
Christus een zondeloos -, 12, 13, 351, 352, 460, 461.
Christus een waarachtig -, 13, 88, 89, 384, 387, 454, 455, 468.
Christus ook - in zijn dood? 428. ironie v.d. -, 450-452.
- in den tijd gebonden, 359, 451, 452, 529.
- heeft behoefte aan gezel-schap, 540.
menschwording v. Christus, 168, 169.
messiaansch(e), - psalmen en Christus, 324-340.
messiassen, valsche - t.o. den waren Messias, 400-402, 404, 492.
Messiasverwachting, - bij de discipelen, 10, 11, 220-222.
- bij farizeën, 61, 146, 147, 492.
- bij Judas, 220-222.
- bij het volk, 10, 138-143, 146, 147, 150-153, 160, 492.
metamorfose v. Christus op den berg der verheerlijking, zie: berg der verheerlijking.
Michael, 516, 517.
Michaelis, W., 414, 548.
Michal, 155, 157, 158, 161, 331.
Middelaar, Christus als -, 90, 165, 199, 200, 244, 245, 257-260, 284, 348, 349.
Christus als - t.a.v. Judas, 229, 230, 245, 246.
Middelaarschap, - v. Christus anders dan van deze wereld, 288-291.
Milton, 302.
mis, de Rooomsche - t.o. avondmaal, 283-285.
Mithras, 190.
Moor, B. de, 29, 372, 377, 382, 384.
Mozes, 54, 101, 128, 183, 185, 199, 251, 270, 280, 286, 292, 298, 403, 536, 539, 548.
- en Elia op den berg der verheerlijking, etc., etc. zie: Elia.
- voor de 2e maal zijn glans bedekkend, 101.
lied v. - en het Lam, 338, 549.
mysterie, - en mysteriën, 398.
mysteriën-dienst, - en voetwassching, 189, 190, 195.
- en Christendom, 400, 401.
mystiek, 194.
- t.o. Woord, 30-33.

N

Nacht, de Kerst- t.o. den - o.d. berg der metamorfose, 22, 28.
Nathanaël, 474, 542.
[pagina 563]
[p. 563]
natuur, - en genade, 164, 165.
- profeteert niet, 321, 322.
de twee naturen v. Christus, 88, 131, 326-328, 384, 387, 390, 427-429.
natuurrecht, Christus kent geen -, 205.
Nazareth, 53, 58, 64, 102, 113, 116, 117, 125.
Christus in - een volkstoeloop veroorzakend, 120-122.
Nebukadnezar, 507.
Nederlandsche Geloofsbelijdenis, art. 13, 530.
art. 19, 88, 95.
Neil, James, 307.
Nicodemus, 63, 224.
Nietzsche, Friedrich, 126, 404, 522.
Noach, 119, 251, 252, 368.
nominalisten, Christus o.d. scheidslijn v. - en realisten, 516.
Noordtzij, Dr A., 229, 276, 277, 279, 285, 337, 339.
Novalis, 195, 197, 211.

O

Offer, paaschlam een -, 277, 278.
Christus als - niet achter gordijnen, 391, 392.
offermaaltijd, 277-279.
‘omslag’, - v. Christus is geen reclame, 125-128, 134.
Omri, 72.
Onze Vader, het - en Christus, 130-132.
Openbaring (zie ook: Woord Gods; evangelie),
transcendentie v. Gods -, 21-23.
ons antwoord op Gods -, 94.
karakter en doel v. Gods -, 94, 395-397, 407.
- v. God aan Christus o.d. berg der verheerlijking, 93-113.
Gods - niet adaequaat, 94, 99, 100, 105.
Gods - altijd groeiend, 94, 107, 108.
- swerkzaamheden Gods in het O.T., 270, 271.
opwekking v. Lazarus, zie: Lazarus.
Origenes, 445.
Otto, Rudolf, 195.
Oude Testament, o.d. grens v. - en N.T., 182-185, 281, 286.
verschil - en N.T., 103, 285, 286, 292, 293.

P

Paaschlam, Christus als laatste - schadelijk bevonden, 67.
Christus, het onberispelijke -, 184, 185, 276, 281, 282, 284, 286.
- i.h. O.T. t.o. Christus, 282, 286.
panchristisme, 197.
pantheïsme, 197, 198.
Papinus, Giov., 427.
Paracleet, Christus als -, 298, 304-307, 310, 311-319.
par-ousie, - v. Christus, 503.
pascha, plaats v.h. laatste -, 171-178.
- en avondmaal, 181, 182, 185, 236, 275, 277, 278, 281-286, 292.
- geen ‘voorbijgang’ voor Christus, 183, 184.
- aan Judas bediend, 226-229, 231-235.
- tegelijk offer en disch, 276-278, 283, 284.
ingredienten v.h. -, 282-286.
Patmos, 95.
Paulus, 146-148, 313, 480.
Pedersen, J., 273.
Persona Publica, Christus als -, 90, 198, 269, 358, 378, 468, 481.
persoon, God geen aannemer des -s, 18.
- v. Christus niet los v. Zijn ambt, zie: Persona Publica.
Petrus, Simon, 9, 10, 46, 47, 171-174, 177, 199, 201, 206-209, 213, 216, 226, 253-255, 267, 298, 300-302, 307, 313-315, 318, 319, 331-334, 388, 391, 415, 456, 459, 462, 540, 543.
- een satan voor Christus bij den lijdenskatheder, 11-18, 51, 85, 93.
- een satan voor Christus op den berg der verheerlijking, 20-27, 51, 85, 89, 93, 107.
niet -, maar zijn belijdenis een petra, 15, 19.
-' voorstel o.d. berg der verheerlijking, 24-27, 101.
het goede in-' voorstel, 25, 29.
- niet ‘psychologisch’, maar ‘heilshistorisch’ te bezien, 28, 32.
[pagina 564]
[p. 564]

on-middel-lijk schouwen v. - is geen zien, 30-33.
- t.o. Maria v. Bethanië, 46-48, 51.
- en de tempelbelasting, 123-125.
- t.o. Judas, 47, 251, 252, 261, 306.
- den slaaf het oor afhouwend, 494-496, 509.
Phoenicië, 125.
Pickl, Josef, 9, 155, 207, 208, 343, 344, 351-353, 369, 377.
Pilatus, Pontius, 129, 149, 157, 228, 290, 416, 434, 458.
Pinksteren, 58, 123.
plaatsbekleeding, 60, 63, passim.
- v. Christus geen algemeene regel, 63-68.
Ploeg, J.S. v.d., 507.
poreusis, 525, 530.
Pottebakker, God de groote -, 515.
praedestinatie, - en verantwoordelijkheid v.d. mensch, 245, 247, 248.
id. op Christus betrokken, 251-255.
Prediker, de - 201, 204-206, 371, 372, 516.
prediking, doel v.d. -, 247.
Priester, Christus als -, zie Christus (in Zijn priesterlijk ambt).
profeten, valsche - t.o. ware -, 74-77, 150.
gebarenspraak v.d. -, 75, 134, 150.
profetie, karakter der -, 79, 80, 91.
alleen de - kan de feiten verklaren, 91, 92.
- door Israël misverstaan, 138, 139, 142, 145, 150-152.
Christus de eenige uitlegger der -, 138, 139, 152.
- in getallensymboliek, 476-480.
psalmen, messiaansche - en Christus, 324-340.
Jezus en de -, 335, 336.
psycho-analyse, - niet o.d. Bijbel toe te passen, 35-37.
- als verlossingsmiddel, 242-245.
Pulver, Max, 530.

R

Raad, - v. God, 259, 515, 516. Zie ook: besluit(en) Gods.
- v. God en de geschiedenis, 39, 91, 92.
- v. God in Gethsemané, 514-516, 521, 524.
- des vredes, 87, 88, 89, 124, 249-251, 385, 386, 412, 454, 524, 528.
Christus in den tijd trouw a.d. - des vredes, 16, 21, 26, 27, 87-89, 131, 132, 135, 385, 386, 454.
raadselspreuk (masjaal), 448.
Rachel, 427.
Rafaël, 28.
rechtsherstel, - gaat aan krachtsbetoon bij Christus vooraf, 142-144.
rechtvaardigmaking, - uit geloof òf uit werken, 77, 78, 81, 82, 144.
- en heiligmaking, 143, 210.
Reitzenstein, 400.
religie, - t.o. religiositeit, 9, 10.
‘religies’ en Christendom, 190, 191.
Rembrandt, 32.
Remonstranten, 212.
retardatie, 231, 357.
revolutie, kreet v.d. -: ‘één voor allen’, 66.
Rhijn, Dr M.v., 176, 177.
Ridderbos, Dr J., 65, 80, 126, 139, 140.
roeping, krachtdadigheid der - door Christus verworven, 485, 486.
- en verkiezing, 485, 486.
Romantiek, 195.
Rome, - en Jeruzalem, 58-60, 128, 150.
Romeinen, 60, 63, 151, 155, 508.
Roode Zee, 119, 141, 338, 536, 548, 549.
roof, Christus neemt Goddelijke heerlijkheid niet als een -, 26, 96, 97, 111, 112.
Roomschen, 12, 81, 283-285, 390.

S

Sacramenten, 228
- in O.T. en N.T., 280.
Salome, 220, 221.
Salomo, 253.
Samaria, 120.
Samuel, 51, 52, 119, 133.
Sanhedrin, 50, 70, 122, 132, 133, 142.
besluit v. - om Christus te dooden tevens Gods besluit, 50, 51, 60-68, 85.
- en de opwekking v. Lazarus, 52-60, 67.
sarcasme, - iets anders dan ironie, 449, 452.
[pagina 565]
[p. 565]
Satan, 62, 63, 81, 129, 167, 174, 233, 256, 259, 260, 267, 339, 418, 422, 451.
Petrus een - voor Christus bij den lijdenskatheder, 11-18.
Petrus een - voor Christus o.d. berg der verheerlijking, 20-27.
beteekenis v. -, 12.
- in de woestijn Christus verzoekende, 13, 14.
- verzoekt alleen, 89-92, 308, 313, 314.
- stelt feiten steeds verkeerd voor, 92.
- in de paaschzaal, 213, 216, 230, 231, 235, 254, 255.
- en Judas, 216, 225-229, 232, 239, 263.
graden i.h. geweld v.d. -, 227.
werking v. - i.d. mensch, 242.
het bewuste zondigen v. -, 261, 262, 302.
strijd tusschen Christus en - i.d. paaschzaal, 261-265, 286, 304-307, 310, 316.
- de discipelen begeerend te ziften, 298-308.
wezen en werken v. -, 302, 303, 305.
- als verklager der discipelen, 304-311.
- in Gethsemané, 362, 363, 365, 382, 385, 399, 409, 415, 434, 462, 481, 523, 530.
de ‘ure’ v. - in Gethsemané, 515-520, 528.
- knecht v. God, 382, 517-520.
- thans nog gebonden, 529.
satanische, verbintenis v.h. - met het menschelijke, 11-18, 20-27, 46-48, 50, 51.
verbintenis v.h. - met het profetische, 50, 51, 60-62.
Saul, 31, 51, 52, 67, 133, 134, 157.
koningschap v. -, 505, 508.
Saulus, 95, 542.
scandalon, 10, 122, 216, 346, 360, 439.
Petrus een - voor Christus, 11-17, zie ook: Petrus.
scheppingsmiddelaar, term - onjuist, 90.
Schilder, Dr K., 26, 80, 169, 267, 303, 305, 376, 448.
Schleiermacher, 197.
Schlier, 7.
Schneider, C., 7.
Schürer, 70.
Scotus Eriugena, 518.
Sem, 251, 252.
Senensis, A., 410, 430, 432, 445.
Simon (de melaatsche), 36, 40, 41, 47.
Simon: zie: Petrus.
Simson, 113, 527.
Sinaï, 119, 141.
sjechina, 113.
slavenloon, 81.
slavernij, wet v.h. jubeljaar t.a.v. de -, 489-491, 507, 508, 511.
id. door Christus vervuld, 489, 490, 494, 505, 509, 511.
- afgeschaft door de Esseners, 492.
houding v. Kajafas t.o. de -, 491-494, 509-511.
houding v.h. theocratisch koningschap t.o. de -, 505-508.
sociale leven, het - en de voetwassching, 205, 206.
Socrates, - en Christus, 204, 348-350, 447, 458.
Sodom, 120, 141.
spontaneiteit, 32.
staat, - en stand, 380, passim.
- en stand v. Christus, 330, 331, 378, 380, passim.
Stählin, Gustav, 12.
Stefanus, 96.
sterven, het -, zie: dood.
Strack-Billerbeck, 7, 128, 130.
strikvragen, - zijn leelijk òf mooi, 75.
supra-lapsarisme, 316, 317.
symboliek, - v. getallen in Christus' geslachtsregister, 475-479.
profetie in getallen -, 476-480.

T

Taraxie, 429.
Teeken, - transparant door het Woord, 102, 103, 108, 139-141.
Teellinck, Willem, 430, 431, 441.
tempelbelasting, - uit den bek v.d. visch, 123-125.
temperantie, gemeene -, 500.
Tetzel, 81.
Theologia viatorum, 99, 114.
Theophilus, 446.
[pagina 566]
[p. 566]
Théry, P.G., 426, 518.
Thomas, 289.
Toelating, - door God in Gethsemané, 517-520.
toorn, - v. God jegens Christus, 397, 432.
transcendentie, - v. Gods openbaring, 21-23.
transfiguratie, zie: gedaanteverandering.
twaalftal der apostelen, zie: apostelen; getallensymboliek.
Tyrus, profetie v. Jesaja over -, 125, 126, 130, 133, 135, 137.
Christus maakt geen reclame zooals - t.o. Jeruzalem, 126-128, 134.

U

Uitverkiezing, zie: verkiezing.
uur, het - v.d. duisternis in Gethsemané, 513-519.
wíj weten Gods - niet, 529.

V

Verantwoordelijkheid, - en praedestinatie, 245, 247, 248, 259.
id. op Christus betrokken, 251-255.
verbond (genade-), 78, 245, 246, 251.
- des vredes, zie: Raad (- des vredes).
- en vrederaad, 250, 251.
verantwoordelijkheid in het -, 363. Zie ook: verantwoordelijkheid.
- en verkiezing ook ‘probleem’ voor Christus, 245, 246, 469, 470.
verdoemenis, - niet door gebrek aan kennis, 54, 55.
verdringing, - v.d. zonde bij Judas, 238-243, 257, 260, 263, 266.
- bij Satan, 261-263, 266.
geen - bij Christus, 257, 258, 263, 264, 266, 300, 301.
vergeestelijking, - v.d. Bijbel, zie: geest.
verheerlijking, - v.d. geloovigen, 109-112.
verkiezing, - en verwerping, 199, 245, 247, 248, 251-254, 258.
- en roeping, 485, 486.
verlating (geestelijke -), 363, 364.
tijdelijke t.o. eeuwige -, 363, 364.
- v. Christus in Gethsemané, 363-368, 376, 377, 382, 421, 516, 517.
verlossing, Christus trouw aan Gods Raad over de -, 16, 21, 26, 27, 87-89, 131, 132, 135, 385, 386, 454.
- door geloof òf door eigen werken? 77, 78, 81, 82.
- niet door kracht, maar door recht, 142-144.
- door zelfontleding, 243-245.
Veronica, 34.
verraad, Judas' - v. Christus kent geen parallellen, 71, 466, 467.
Judas' - verdiept Christus' lijden, 465-468, 478-482.
Verwey, Albert, 196.
verzoeking, - door Satan en beproeving door God, 89-92, 107, 308, 313, 314.
- in de woestijn, 13, 14.
wezen der -, 107.
verzoening, 426.
- door bloed, 183.
- door voldoening, 199.
visch, de - met den stater, 123, 124.
vlucht, - v.d. discipelen, 531-533, 537-539, 548.
‘heengaan’ v.d. discipelen was een -, 534-539.
tweeërlei -, 535.
voetwassching, beteekenis v.d. -, - 187-212.
- geen intermezzo, 192.
- tegelijk liefde- en ambtsdienst, 195, 196, 198.
- verbonden a.d. instelling v.h. avondmaal, 199, 200.
- niet los v.h. Woord, 202, 205, 206.
beteekenis v.d. - voor het sociale leven, 205, 206.
doel v.d. - m.h.o. op de discipelen, 208-210.
- als beeld v.d. bekeering, 210.
tweeërlei verhouding v. Christus i.d. -, 211.
Voget, 382.
volharding der heiligen, 486.
Remonstranten en Contra-Remonstranten over de -, 212.
Vondel, J. v.d., 302, 490, 548.
voorzienigheid, - Gods, 94, 118, 172, 173.
[pagina 567]
[p. 567]

‘allerbijzonderste’ - Gods? 94.
Gods - bij Christus' vordering v.d. ezel, 118, 119.
Gods - bij den visch met den stater, 123, 124.
Vossius, G.J., 401.
vrede, het verkrijgen v.d. - volgens engelenzang èn ‘hosanna’-geroep, 146-148.
vrederaad, zie: Raad (- des vredes).
vriendschap, - bepaald door verbond, 229, 230.
vrijheid, - v. God, 396, 449, 518, 526.
v.h. jubeljaar t.o. - v.d. autonome rede, 492, 493.

W

‘Waarheid’ (tegenover figuren) 281, 282, 285.
wang, den vijand beide -en bieden, 468, 521, 522.
Warfield, B.B., 251.
wedergeboorte, 141, 197, 210, 217, 239, 242.
noodzakelijkheid v.d. -, 200, 201, 238.
- en heiligmaking, 201, 217, 239.
- en psycho-analyse, 243-245.
Wendland, 400.
werkheiligheid, v.d. farizeën, zie: farizeën.
wet, - v. Rijk der hemelen t.o. - der wereldrijken, 202, 203.
wil, (v. God), geopenbaarde en verborgen -, 90, 91, 92.
Wille, Dr J., 529.
Wittig, Joseph, 369.
Wolfius, J.C., 410, 446.
wonder(en), karakter en doel v. Christus' -, 139-141, 158, 159, 497, 501-504.
- in de apocriefen, 141, 501, 502.
- v. Christus t.o. - v.d. Antichrist, 503-505.
- v. Christus in Jeruzalem eigen beteekenis, 159.
woord, - t.o. gebaar (v.d. mystieken), 194.
Woord Gods (zie ook: evangelie; openbaring) hooren v.h. - t.o. on-middel-lijk zien, 30-33.
- geen voorwerp v. psycho-analyse, 35-37.
karakter v.h. -, 37, 38, 74, 395- 397.
- geen reeks v. stichtelijke fragmenten, 37, 38.
- werkt dood of leven, 69, 70.
- alléén kan de feiten verklaren, 91, 92.
- verklaart teeken, 102, 103, 108, 139-141.
- niet uit elkaar te rukken, 138.
‘kleinigheden’ i.h. - ook belangrijk, 388, 389, 394, 395, 397, 531.
Wijsheid, de eeuwige -, 170.

Z

Zacharia, profetie v. - over den ‘herder’, 41, 532, 533, 536-538.
profetie v. - over huurlingen en goede herders, 57, 74, 75.
profetie v. - over de dertig zilverlingen, 71, 72, 74-82.
- èn Mattheus over de dertig zilverlingen, 82, 83.
profetie v. - over Christus' komst als Koning, 138-142, 148, 149.
id. letterlijk door Christus vervuld, 148-152, 155-160.
Zahn, Th., 176, 389.
zalving, - v. Christus te Bethanië, 34-47.
beteekenis v.d. - v. Christus, 48, 49.
Zarathustra, 404.
Zedekia, 482, 485.
de eedsbreuk v. -, 506-508, 510.
zelfontlediging, - als middel tot verlossing, 243-245.
zelotisme, 155, 218.
zender, - en gezondene, 199.
ziel, de - i.h. bloed, 428, 436.
ziften, - v. tarwe i.h. Oosten, 307-309. Zie ook: discipelen.
zilverlingen, de dertig -, 78, 79, 81, 82. Zie ook: Zacharia.
zonde, verdringing v.d. - is geen wedergeboorte, 238-241.
de last v. onze -n op Christus, 432.
- v. Judas niet ‘abnormaal’, 214, 215.
Zwingli, 274.
voetnoot1)
Is, met het tekstregister, van de hand van den heer W.G. de Vries, theol. student te Kampen. Voor zijn vermoeienden en accuraten arbeid moge ik hem hartelijk danken. K.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken