Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christus in zijn lijden. Deel 3: Christus bij den uitgang van zijn lijden (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christus in zijn lijden. Deel 3: Christus bij den uitgang van zijn lijden
Afbeelding van Christus in zijn lijden. Deel 3: Christus bij den uitgang van zijn lijdenToon afbeelding van titelpagina van Christus in zijn lijden. Deel 3: Christus bij den uitgang van zijn lijden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.58 MB)

XML (1.30 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christus in zijn lijden. Deel 3: Christus bij den uitgang van zijn lijden

(1952)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 479]
[p. 479]

Register van namen en zaken

A

aardbeving, - bij Christus' dood, 439-449.
Aäron, 37.
Abel, 299, 300.
Abisaï, 181.
Abraham, 56, 62, 101-103, 126-129, 131, 132, 160, 164, 230, 319, 320, 360, 381, 422, 434, 435, 441, 444, 447-449.
Achan, 14.
actieve permissie, - v.d. zonde, 117.
Adam, 62, 311, 312, 463, eerste - en tweede -, 78, 81, 83, 84, 92, 96, 99, 100, 101, 194, 196, 197, 217, 225, 226, 238, 245, 246, 349, 351, 356, 397, 428.
bekleeding van eersten - èn ontkleeding van tweeden -, 138-142, 148, 151-153.
Christus tweede -, 249, 250, 320, 327, 369, 389, 394, 395, 426, 428, 469.
‘agapê’, 306, 307.
Akeldama, 67, 444.
Alexander, 32, 40, 452.
allegorie, 463, 464.
altaargang, - v. Christus, 133.
Althaus, P., 385.
Amalek, 86.
amen, boven-paradoxale - v. Christus, 228-263,
beteekenis van -, 229-231, 270.
Ananias, - en Saffira, 294.
Andel, J.v., 233, 268.
Anna, 442.
Annas, 14, 18.
anthropomorfisme, 349-351, 355.
antichrist, 11, 96, 117, 118, 197, 223, 431, 432.
antithese, 244.
apostel(en), 294, 303.
Apollophanes, brief aan -, 318.
arameesch, - en hebreeuwsch, 342.
Asclepius, 68.
Asjmedai, 46.
Assur, 172, 173.
Augustinus, 428.
Augustus, 37, 452.
avondmaal, 91, 92, 306, 307.

B

Babel, 96.
Bach, J.S., 54, 335.
bandieten, Christus onder de -, 122-133.
Bar-Abbas, 36, 52, 126, 130, 197, 444.
Barth, Karl, 385.
Barthianisme, 178-179, 247.
Bavinck, Dr H., 343, 344, 417, 418.
bedwelmende drank, - door Christus geweigerd, 72-84.
beeld, - uit droom van Nebukadnezar, 157.
Beëlzebul, 203, 210.
been, geen - v. Christus gebroken, 465/6.
begrafenis, - v. Christus, 461-477.
bekenden, - v. Christus bij het kruis, 457-460.
- v. Christus vernedering èn verhooging, 474, 476.
belasting, Christus betaalt -, 146-148.
Belsazar, 437.
belijdenis, - der Kerk, 118.
Benjamin, 308.
Ben-oni, 308.
beproeving, - en verzoeking, 246-248.
bergrede, - door Christus vervuld, 150, 151.
berouw, - van God, 347, 349.
betaling, - v.d. schuld door Christus, 16.
Bethlehem, - en Golgotha, 318.
‘bevelen’, - v.d. geest in Gods handen, 404.
bewust, Christus ondergaat het lijden -, 72-84.
[pagina 480]
[p. 480]
Christus ondergaat den dood -, 373, 374.
bidden, 221.
Biesterveld, P., 88.
Bileam, 220.
biografie, geen - over Christus, 397.
Blass, F., 372.
bloed en water, - uit Christus' zijde, 463, 464.
‘komen door -’, 464.
Boanerges, 297.
Bonifacius, 119.
Borg, Christus betalende -, 16, 193-195, 221, 222.
Christus als - a.h. kruis sprekend tot Zijn moeder, 308-310.
Christus als - in de drie-urige duisternis, 330.
borgtocht, - v. Christus, 15, 16, 151, 152, 221, 222.
Bouma, Dr C., 290.
broeders, - v. Christus, 293.
‘buiten de poort’, 22-25, 167, 175, 182-184, 325.
‘buitenste duisternis’, 322-327.
Bunyan, 276.
Bijns, Anna, 286, 328.

C

Calvijn, 25.
‘carpe diem’, 120/1.
Cham, 101, 134, 135, 151.
Chammata, 122.
Charles, R.H., 204.
Christus, - exlex, 7-24, 214, 215.
- exlex in de wereld en in Israël, 14, 20, 21.
- exlex bij God, 162-197.
- exlex in de drie-urige duisternis, 316-334.
- bij Zijn dood geen exlex meer, 466.
- in heel Zijn optreden gewóón, 65, 66, 396, 397.
- in het paradijs en aan het kruis, 113.
- ook aan Gods Woord gebonden ter verkrijging van kennis, 241-245, 248, 249, 253, 387.
- als auteur der Psalmen, 337, 402, 403.
- als antitype v. Melchizedek, 431, 434.
- als tweede Adam, zie: Adam.
altaargang v. -, 133.
boven-paradoxale amen v. - 228-263.
- onder de bandieten, 122-133.
- weigert bedwelmende drank, 72-84.
geen been v. - gebroken, 465/6.
begrafenis v. - 461-477.
- ondergaat het lijden bewust, 72-84.
- ondergaat den dood bewust, 373, 374.
geen biografie over -, 397.
- als Borg, 16, 193-195, 221, 222, 308-310, 330.
borgtocht van -, 15, 16, 151, 152, 221, 222.
broeders van -, 293.
- ‘buiten de poort’, 22-25, 167, 175, 182-184, 325.
- comprehensor èn viator, 395, 396.
dood van - zie: dood.
drinkbeker voor -, 72.
- edik gereikt, 371, 375, 378.
- gal gereikt, 371, 375,
- óók in verhooging een ergernis. 385.
gebed v. - a.h. kruis, 352-354.
geeseling v. -, 92.
lijdelijke gehoorzaamheid v. -, 215, 218, 219.
dadelijke gehoorzaamheid v. -, 219, 220.
- onder helschen hoon, 162-227.
het ‘wee’ v. - over Jeruzalem, 45, 46, 53, 55.
- geconfronteerd m.d. dooden Judas, 265, 279-282.
katastrofale vloek over -, 97-100.
- van kleeding beroofd, 134-153.
- als Koning, zie: Koning.
- als Priester, zie: Priester.
- als Profeet, zie: Profeet.
- en de koperen slang, 89, 159.
zeven kruiswoorden v. -, zie: kruiswoord (en).
- Kurios, 38, 39.
- als Lam, 21-26, 101, 465.
lichaam v. -, zie: lichaam.
liefde v. -, zie: liefde.
litteeken v. -, 468.
lijden v. -, zie: lijden.
lijfrok v. -, 143.
[pagina 481]
[p. 481]

- betere Middelaar dan Mozes, 189-193, 255.
- met de misdadigers gerekend, 123-125.
- en moordenaar a.h. kruis, zie: moordenaar.
twee naturen v. -, 77, 236-240, 248, 344/5.
- als offer, 100, 379, 416, 420.
laatste oordeel voor -, 93, 96, 99-101.
substitutie v. - mogelijk?, 298, 300, 301.
- in verberging, zie: verberging.
verzoeking van -, zie: verzoeking.
- als zondoffer, 23-26.
zwijgen v. - a.h. kruis, 214-228.
Claudia, 37, 58, 453.
comprehensor, Christus - èn viator, 395, 396.
conserveering, - v.d. wereld, 94-96.
Constantijn de Groote, 408.
Cremer-Kögel, 248.
crurifragium, 462, 463.

D

dag, - en nacht, 322, vgl. licht.
dag des Heeren, 52, 53, 96, 101, 113, 115, 177, 216, 217, 323, 324, 391, 392, 475.
Daniël, 157, 158.
Dante, 186.
David, 36, 38, 99, 144, 182, 313, 475.
- en Christus, 148, 149, 181, 186, 312, 314, 341, 342, 351, 445, 446, 475.
Delila, 58.
Diogenes, 260, 331.
Dionysius Areopagita, 318.
‘dochters van Jeruzalem’, tranen v.d. -, 46-54.
doeken, - van kind i.d. kribbe èn kleed v.d. man v. Golgotha, 134, 135.
donderzoon, Johannes als -, 297.
dood, tweede -, 361, 362, 369.
- door Christus overwonnen, 362. eerste en tweede -, 369, 414-419, 422-425.
noodzaak van Christus' -, 413, 414, 420, 425, 426.
- als straf op de zonde, 417, 425, 426.
Dordrecht, 121.
dorst, het ‘Mij -’ vervulling v.d. profetie, 375, 379, 380.
Drie-eenheid, 389-391.
drinkbeker, - voor Christus, 72.
Dühring, E., 223.
duisternis, drie-urige - op Golgotha, 260, 261, 316-334, 368.
drie-urige - te verklaren?, 317, 318.
- en licht, 316-318, 320-322, 331, 333, 334.
‘buitenste -’, 322-327.
- in Egypte en op Golgotha, 332.
duivelen, ‘sidderen’ v.d. - èn v. Christus in de hel, 359.
Dumachus, 122.
Dysmas, 122.

E

Eden, hof van -, 44, 45.
edik, Christus aan het kruis - gereikt, 371, 375, 378.
Egypte, 321, 332, 476.
Eisler, Robert, 207.
Elia, 329, 443, 449.
- en Christus, 106, 150, 151, 298, 332, 377, 378.
Elihu, 197.
Elisabeth, 442.
Emmaüsgangers, 253, 254, 257, 472.
Endor, 443-445.
engelen, 76, 284.
mensch boven -, 187, 441.
ergernis, - en dwaasheid v.h. kruis, 141, passim.
Christus óók in verhooging een -, 385.
ervaringstheologie, 338.
Eva, - en Maria, 299-301, 312.
Manninne - genoemd, 311, 312.
Adam en -, 463.
evolutie, - op basis van niet gevallen wereld, 94.
Ezechiël, 129, 186.
‘exlex’, Christus -, 7-24, 214, 215.
Christus - in de wereld èn in Israël, 14, 20, 21.
Christus - bij God, 162-197.
kent God den - ?, 12.
Christus - in de drie-urige duisternis, 316-334.
Christus bij Zijn dood geen - meer, 466.
extatische vervoering, 319.
[pagina 482]
[p. 482]

F

familie, - v. Christus bij het kruis, 290, 291, 294.
farizeërs, 265.
Franciscus van Assisi, 309.

G

Gabriël, 76.
Gal, Christus a.h. kruis - gereikt, 371, 375.
Gamaliël, 46.
gebed, wezen v.h. -, 119, 120, 221, 352.
- v. moordenaar aan het kruis, 265-273.
- v. Christus aan het kruis, 352-354.
geeseling, - v. Christus, 92.
geest, - v.d. mensch, 166, 168, 170.
de - in Gods handen bevelen, 398-412, 426, 428.
geestelijke, - nood v. Christus, 166, 168, 170, 233, 234, 237.
Gehinnom, 68, 131.
gehoorzaamheid, lijdelijke - v. Christus, 215, 218, 219.
dadelijke - v. Christus, 219, 220.
genadeverbond, - en werkverbond, 348, 349.
Genève, 121.
genoegzaamheid, - v.d. Schrift, 248, 249.
Gestas, 122.
Gethsemané, 165.
- en Golgotha, 184, 185, 187, 188, 259, 374.
getuige, moordenaar a.h. kruis als - à décharge van Christus, 278, 279.
gewoon, Christus in Zijn optreden heel -, 65, 66, 396, 397.
Gezelle, Guido -, 70, 135.
Goat, heuvel -, 64.
God, - ‘eerste oorzaak’ in àlle dingen, 346.
godenzoon, de benaming -, 451/2.
godsdiensthistorische school, 62.
Goede Vrijdag, - en Paschen, 98.
Goethe, 226.
Golgotha, plaats van -, 62-64, 67, 441.
beteekenis v.d. naam -, 64.
- verzwegen plek, 68-70.
- ten zegen èn ten vloek, 69, 70.
symboliek van - 67 v.v., 131.
- en Gethsemané, 184, 185, 187, 188, 259, 374.
- en verheerlijking op den berg, 329.
Gosen, land -, 332.
graf, - van Christus, 474-476, vgl. begrafenis.
Greijdanus, Dr S., 219, 290, 295, 305, 361, 380, 460, 464.
Grieksch, - en latijn in opschrift a.h. kruis, 158.
‘groene hout’, Christus het -, 44, 45, 59, 60.
Groenen, P.G., 53, 73, 288, 290, 318, 463, 464.
Grosheide, Dr F.W., 22, 32, 122, 133, 151, 202, 269, 331, 473.

H

hand, - v. God, 410.
Harduyn, Justus de, 334.
hebreeuwsch, - in opschrift o.h. kruis, 157, 158.
- en arameesch, 342.
heerlijkheid des Heeren, 329, 330.
Hegesippus, 290.
Heidelbergsche Catechismus, 27.
- vraag 12, 411.
- Zo. 5, 6, 16.
- Zo. 13, 286.
heidendom, 453, 454.
hel, 11, 12, 13, 24, 68.
hoon in de -, 172, 187, 193, 220, 225.
in de - geen exlex, 12, 13.
verlating in de -?, 339.
- onder symbolen v. worm en vuur, 361, 362.
helle, nederdaling ter -, 16-18, 24, 75, 79, 80, 170, 172-174, 185-189, 220, 221, 225, 318-363, 414, 420, 421, 425.
helletroost, 129.
hemel, - en hel, 391.
Henzel, J., 63.
Hercules, 33.
Herodes, 14, 15, 163, 165, 167, 445, 453.
herschepping, - en schepping, 94, 95.
Hinnomdal, 24.
Holtzman, 290.
kamo(i)ousios, 124.
[pagina 483]
[p. 483]
hoofdman over honderd, - bij het kruis, 412, 451-455.
hoogepriester, plaats v. - bij Christus' dood, 22, 23, 26.
hooglied, - i.d. hemel, 225.
hoogmoed, - karakter v.d. eerste zonde, 194.
hoon, - en spot, 43.
- v. Pilatus jegens joden, 123-128.
Christus onder helschen -, 162-227.
waarom - over Christus op Golgotha helsch?, 172-174, 185-188.
inhoud v.d. - op Golgotha, 201-206.
- op Golgotha berustend op apocrief boek?, 204-206.
- op Golgotha op misverstand berustend?, 206, 207.
- op Golgotha over uitroep ‘Eli, Eli’, 378, 379.
Horeb, 66, 91.
Hübener, A.G., 223, 224.
Hugenholtz, 464.

I

‘in den geest’, 319.
nederdaling ter helle nièt -, 319, 320.
inwoning, - v.d. H. Geest, 344, 345.
isolement, - v. Christus, 106, 118-120.
Israël, 89-91.
- en Rome, 90, 91.
vraagstuk v. - s verwerping (Rom. 9-11), 126, 127, 132.
Izaäk, 62, 441.

J

Jacob, 441.
- en Christus, 364, 448.
Jacobus (apostel), 295, 297, 306.
Jaïrus, dochter van -, 53.
Jeruzalem, 444, 445, 476.
waarom Christus buiten -?, 19-25 vgl. ‘buiten de poort’.
het ‘wee’ v. Christus over -, 45, 46, 53, 55.
God begint ‘van -’, 430.
Jesaja, 129, 186, 260.
Jezus, - schilderen is nièt Christus verkondigen, 54.
liefde voor - is nièt geloof in Christus, 473.
Job, 174, 197, 441.
Joël, 53.
Johannes (de Dooper), 76, 136, 142, 297, 384, 472.
Johannes (de apostel), 97, 290, 291, 303, 319, 320, 323, 333, 409, 429, 464.
Christus' woord a.h. kruis tot - inzake Maria, 290-315.
- neef van Christus, 290, 295, 306.
onderscheid - en Petrus, 304.
Jona, - en Christus, 196, 298, 332.
Jonathan, 374.
jongste dag, - voor Christus reeds op Golgotha, 97-101, 114, 141.
Josia, 24.
Jozef (in Egypte), 272.
Jozef (man v. Maria), 290, 291, 293, 298.
Jozef (van Arimathea), 468, 469, 472-474, 476.
Jozua, 36, 37.
- en Christus, 121, 159, 331.
Judas, 29, 444.
Christus geconfronteerd met den dooden -, 265, 279-282.
- en moordenaar a.h. kruis, 280-284.
justificatie, zie: rechtvaardigmaking.

K

Kaïn, 100, 117, 300.
Kajafas, 14, 15.
Kanaän, 134.
Kant, I., 236.
Karmel, 66, 201, 202.
katastrofale vloek, 92, 93, 96.
- over Christus, 97-100.
kennis, - v. Christus groeiend, 241-245, 248, 249, 253, 387.
Kierkegaard, Sören, 385, 422.
Kirn, O., 419.
klaagmuur, 63, 67.
klaagvrouwen, 48, 52.
kleeding, Christus van - beroofd, 134-153.
functie van -, 137-140.
Klopas, 290.
Koning, Christus spreekt als - tot de vrouwen van Jeruzalem, 54-58.
titel ‘- der Joden’ op het kruis, 154-161.
[pagina 484]
[p. 484]

Israëls gedachten over Messias als -, 210.
Christus spreekt a.h. kruis als - tot Zijn moeder, 305-308.
Koninkrijk, - van Christus, 268, 280-284.
koperen slang, - en Christus, 89, 159.
Korach, 14.
kruis, ergernis en dwaasheid v.h. -, 141.
vorm v.h. -, 30.
waarom Christus aan een - gestorven?, 88-90, 227.
opschrift op het -, 154-161.
idem in drie talen, 157.
vrouwen bij het -, 290, 291.
kruisiging, manier van Christus' -, 85, 86.
smartelijke van de -, 87, 88, 376.
datum van de -, 97.
kruiswoord(en), de zeven -, 104, 105.
volgorde van de zeven -, 105, 106, 261, 291, 314, 366.
eerste - (Vader, vergeef het hun...), 107-121, 183.
tweede - (Voorwaar, heden zult gij mij met Mij in het paradijs zijn), 228-263, 264-286.
derde - (Vrouw, zie uw zoon...), 287, 315.
vierde - (Waarom verlaat Gij Mij...?), 199, 200, 232, 233, 258-261.
vijfde - (Mij dorst), 335-363.
zesde - (Het is volbracht), 383-397.
zevende - (In Uw handen beveel Ik Mijn geest), 398-412.
Kurenaios, 33.
Kurios, Christus -, 38, 39.
Kuyper, Dr A., 419.

L

Lam, Christus als -, 21-26, 101, 465.
lanssteek, - in Christus' zijde, 467.
Lazarus, 201, 358, 359, 380, 381, 445, 447-449.
Levi, - en Melchizedek, 431, 434-436.
lichaam, eischen van het - t.o. wil v.d. ziel, 78.
- van Christus uiteengerukt, 92.
- v. Christus door Hem den Vader overgegeven, 367, 414, 415.
- v. Christus door God bewaard, 466.
licht, en duisternis, 316-322, 331, 333, 334.
liefde, - v. Christus in de hel, 225, 226.
- v. Christus aan het kruis, 264, 265.
natuurlijke - (philein) t.o. geestelijke - (agapaan), 309, 310.
litteekenen, - van Christus, 468.
Logos, 186, 308, 309, 337.
lot, - over Christus' kleeding, 144, 145.
Lucifer, 196.
lijden, vrijwilligheid van Christus' -, 176, 177, 179.
- niet alleen zaak van bloed, maar ook van geest, 233, 234, 237.
- v. Christus oneindig in eindige tijd, 322-325, 341, 420, 421.
aard van Christus' - in drie-urige duisternis, 321-324.
rechtsgeldigheid v. Christus' - in drie-urige duisternis, 324-327.
helsche - v. Christus voor menschen verborgen, 333.
lijdensgang, drie momenten in - v. Christus, 167, 168.
lijfrok, - v. Christus, 143.

M

Malchus, 117.
Mara, 60, 296.
Maria (vrouw van Klopas), 290, 291.
Maria (moeder des Heeren), 15, 56, 76, 83, 267, 293, 409.
- bij het kruis, 287, 288, 290, 291.
Christus' woord a.h. kruis tot -, 287-315.
- en Eva, 299-301, 312.
- geen speciale plaats als ‘moeder des Heeren’, 302, 303.
- en Rizpa, 313, 314.
Maria (v. Bethanië), 29, 38.
Maria (Magdalena), 290, 291, 303.
masjaal, 298.
- v.d. af-te-breken tempel, 92, 102, 201, 207-209, 218, 227, vgl. tempel.
Melchizedek, 476.
- en Levi, 431, 434, 436.
[pagina 485]
[p. 485]
menigte, ‘berouw’ v. - bij het kruis, 455-457.
mensch, hoon v. - zwaarder dan spot v. duivelen, 187, 188.
- boven engel, 187.
Christus waarachtig -, 236-240.
menschheid, verhouding - en Godheid in Christus, 236-240, 248.
Messiaansch zelfbewustzijn, - v. Christus, 110.
Messias, Israëls gedachten over - als Koning, 210.
Michaël, 76, 196.
Michal, 406.
Middelaar, Christus betere - dan Mozes, 189-193, 255.
misdadigers, Christus met de - gerekend, 123-125.
moeder, Maria als - des Heeren ter zijde gezet, 302, 311.
Moloch, 24.
moordenaar, de twee -(s) a.h. kruis, 122-133, 272.
Christus' ‘voorwaar’ tot - a.h. kruis, 228-263.
bede v. - a.h. kruis, 265-272.
antwoord v. Christus aan - a.h. kruis, 273-286.
- a.h. kruis en Judas, 280-284.
Moria, 66.
Mozes, 60, 63, 86, 88, 89, 164, 329, 441, 443, 449, 465, 469.
- en Christus, 79, 91, 106, 120, 121, 159, 189-193, 254-256, 364, 445.
‘Mij dorst’, 364-382, 421.

N

naaktheid, schande v.d. -, 136, 137.
Naomi, 296.
naturen, verhouding v.d. twee - v. Christus, 77, 236-240, 248, 344/5.
Nebe, A., 14, 209, 272.
Nebukadnezar, 157.
nederdaling, - ter helle, 16, 18, 24, 75, 79, 80, 170, 172-174, 185-189, 220, 221, 225, 318-363, 414, 420/1, 425.
- ter helle niet ‘in den geest’, 319, 320.
de term - ter helle, 470.
negativisme, 223, 224.
Nero, 452.
Nicea, 121.
Nicodemus, 76, 472-474.
Niebergall, 290.
Nietzsche, 223, 224, 316.
Noach, 26, 135.
Noordtzij, Dr A., 211, 370, 387, 402, 465.
Nijhoff, M., 103.

O

offer, Christus als -, 100, 379, 416, 420.
oneindig, lijden v. Christus -, 322-325, 341, 420, 421.
onkunde, is - excuus voor zonde?, 111, 117.
onrecht, onderscheid in -, 7, 8.
‘oogenblik’, ‘het -’, 396.
oordeel, laatste -, 93, 96.
aan het kruis laatste - over Israël, 102.
aan het kruis laatste - over menschheid en natuur, 102.
nadering v.h. laatste -, 117, 118, 121.
oorzaak, God ‘eerste -’ in alle dingen, 346.
Openbaring, Gods - niet adaequaat, 9, 10.
Gods - niet paradoxaal, 246-248, zie: Woord.
Openbaring van Johannes, 97.
opstanding, - v. vele dooden bij Christus' dood, 440-447.
‘opus operatum’, 48.
Origenes, 318.
Ornan, 38.
Oudaen, Joachin, 438.
overdrijving, - mogelijk v. Christus' lijden?, 171, 185.
‘overgeven’, - v. rechtszaak aan God, 219, 220.

P

Paaschlam, 465, 476, zie ook: Lam.
paradox, - in Christus' lijden, 178-184, 191, 192, 194, 197-200, 241, 243, 244.
- bij Christus mogelijk?, 237-243. wezen v.d. -, 244.
Christus berust niet in de -, 243-247, 249.
[pagina 486]
[p. 486]
- niet normaal, 246-249.
Paradijs, ‘heden zult gij met Mij in het - zijn’, 274, 275, 280-284.
Paschen, 153, 262, 304, 305, 310, 317, 368, 394, 410, 426, 441, 449.
Paulus, 46, 66, 114, 115, 127, 129, 152, 232, 233, 319, 320, 333.
perfectum, - v. Christus' werk, 391-395, 411, vgl. volbracht.
Petrus, Simon, 76, 79, 80, 118, 146/7, 260, 333, 451, 474, 476.
Phlegon, 318.
Pilatus, 14, 15, 19, 58, 82, 113, 122-132, 153-160, 163, 165, 167, 215, 326, 453.
Pinksteren, 39, 161, 302, 304, 305, 332, 435, 437, 446, 457, 458.
Polycarpus, brief aan -, 318.
Pompeii, 70.
Prediker, 116.
priester(s), - in Israël, 311, 436.
plaats v.d. - bij Christus' dood, 22, 23, 26.
Priester, Christus handelt als - jegens vrouwen van Jeruzalem, 58-61.
Christus als - de bedwelmingsdrank weigerend, 82.
Christus als - onder de bandieten, 133.
Christus als - a.h. kruis sprekend tot Zijn moeder, 304, 305.
Priester-Koning, Christus als -, 36, 144, 159, 160, 268, 447.
priesterschap, - v. Christus een vergeten hoofdstuk, 212, 213, 218, 222, 225, 267, 268, 472.
principes, werking van -, 93.
Profeet, Christus als - sprekend tot de vrouwen v. Jeruzalem, 50-54.
Christus als - a.h. huis sprekend tot Zijn moeder, 302, 303.
profeten, 115.
Psalmen, Christus auteur der -, 337, 402, 403.
pseudo-christ, 223.
‘punt des tijds’, verandering in een -, 419, 423-425.

R

Rachel, 308, 312.
Rafaël, 196.
reactie-christendom, 223, 224.
rechtvaardigheid, paradox tusschen - v. Christus èn helsche kwelling, 175-184.
rechtvaardigmaking, - v. Christus, 393-397.
rede, Christus' laatste publieke -, 49.
remplaçant, - voor Christus, 298-301.
requisitie-recht, - v. Christus, 34-37, 144, 146, 305-307, 474.
- v. Christus weersproken, 37, 38, 43, 145, 147, 150.
ressentiment, 223, 224.
geen - bij Christus, 224.
Ridderbos, Dr J., 123, 124, 275, 417.
Rizpa, 14, 15, 312, 313.
- en Maria, 313, 314.
Robertson-Grosheide, 371, 451.
Rome, 14, 68, 88-91, 476.
Roomsche Kerk, 27.
- over Maria, 302.
rouwgeklag, - v.d. vrouwen van Jeruzalem, 48, 49.
Rufus, 32, 40.
Ruth, 296.
rijke man, gelijkenis v.d. -, 445, 446, 449.

S

sabbath, - veranderd in Zondag, 392, 446.
Salome, 5, 269, 290, 305, 306, 310.
Salomo, 36, 204, 207.
Samuël, 443-445.
Sanhedrin, 14, 49, 52, 100, 116, 163-165, 167, 275, 326, 408, 473.
Satan, 38, 39, 53, 58, 59, 77, 79, 81, 83, 117, 124, 145, 224, 247, 248, 252, 262, 282, 303, 320, 343, 359, 391, 431-433, 476.
Saul, 15, 36, 181, 182, 186, 312-314, 443, 445, 446.
Saulus, 46.
Scheler, Max, 223/4.
schepping, 321.
Schilder, Dr K., 24, 179, 419.
Seth, 299, 300.
Simei, 181, 182, 184, 186.
Simeon, 442.
Simon van Cyréne, 28-43, 60, 145, 150.
gegevens over -, 29-34.
Simon de Toovenaar, 452.
[pagina 487]
[p. 487]
Simson, - en Christus, 58, 315.
Sion, 66, 68, 131.
Söderblom, Nathan, 63.
spot, - en hoon, 43.
- op Golgotha, zie: hoon.
inhoud v.d. - op Golgotha, 201-204.
spotters, - bij het kruis, 209, vgl. hoon.
spijs, - en hart (verband tusschen -), 71, 72.
Stalpaert v.d. Wiele, Joh., 315.
staties, Roomsche, 27.
Stefanus, 115, 207.
sterven, noodzaak v.h. - v. Christus, 413, 414, 420.
rechtsbeteekenis v.h. - v. Christus, 416-419.
stervenswoord, - v. Christus, 398-412.
stilstand, Christus in schijn v. - bij Zijn dood, 450-460.
Strack-Billerbeck, 32, 73, 402.
straf, - op de zonde, 418.
substitutie, - v. Christus mogelijk?, 298, 300, 301.
- v. Christus door Johannes, 298, 299.
synagoge, 48.

T

Talmud, 49.
teeken, vraag om een - bij het kruis, 196, 203, 210, 252.
- van Jona, 332.
- (en) bij Christus' dood, 429, 430 v., 439, 440 v., 445.
tempel, Christus' lichaam als - afgebroken, 92, 102, 201, 207-209, 227.
- en tabernakel, 207-209.
gordijn v.d. - gescheurd, 429-438.
tempering, - v.d. vloek, 10, 11, 113, 137.
- v.d. vloek èn v.d. zegen, 11, 137.
Thallus, 318.
Thomas, 304, 468.
Titus, 122.
tranen, - v.d. vrouwen v. Jeruzalem voor Christus beproeving èn verzoeking, 50-59.
- naar God èn nièt naar God, 56, 61.
- v. Christus over Jeruzalem, 59.
‘trappen’, - i.d. vernedering en verhooging v. Christus, 98, 167, 168, 184/5.
‘tusschentoestand’, - voor Christus, 427.

V

‘van nu aan’, 100.
‘van stonde aan’, 95, 96.
verberging, - v. Christus door derde kruiswoord, 296-298, 301, 302.
- v. Christus' lijden, 333.
- v. Christus door zesde kruiswoord, 396, 397.
- v. Christus door zevende kruiswoord, 408-410.
v. Christus door opstanding v. dooden bij Zijn sterven, 448, 449.
- v. Christus door Zijn begrafenis, 471, 472, vgl. vernedering.
verbond, wezen v.h. -, 347, 348, 354, 355.
genade- - en werk- -, 348/9.
vereeniging, - v.d. twee naturen in Christus, 77, 236-240, 248, 344, 345.
‘vergeten hoofdstuk’, Christus' priesterschap als -, 212/3, 218, 222, 225, 267, 268, 472.
vergeving, Christus' gebed om - voor Zijn moordenaars, 107-121.
Stefanus' gebed om - voor zijn moordenaars, 115.
beteekenis v. -, 108, 109.
verheerlijking, - op den berg, 329, 333, 449.
verhooging, - v. Christus aan het kruis, 64, 65, 88, 89, 159, 470, 474.
- v. Christus in ‘trappen’, 98.
begrafenis voor Christus -, 474-476.
verkiezing, - en verwerping, 131, 133, 285.
verlating, - v. Christus, 183, 199, 228, 325-327, vgl. nederdaling ter helle.
- v. Christus in drie-urige duisternis, 334-363.
algeheele - op aarde mogelijk?, 339.
[pagina 488]
[p. 488]
geestelijke -, 340/1.
- negatief en positief, 343-346.
vernedering, - èn verhooging in ‘trappen’, 98.
‘trappen’ i.d. - v. Christus, 98, 167/8, 184/5.
Christus in -, 276, 277, 425.
begrafenis voor Christus -, 470-476.
Veronica, 28, 40.
Verwey, Albert, 61.
verzoeking, tranen v. vrouwen v. Jeruzalem - voor Christus, 50-59.
bedwelmende drank - voor Christus, 75-80, 83, 84.
moordenaars a.h. kruis - voor Christus, 126-128.
- en beproeving, 246-248.
- in de woestijn, 252.
via dolorosa, 27, 28.
fantasie over -, 28, 29.
viator, Christus comprehensor èn -, 395/6.
vicieuze cirkel, 93, 94, 116.
visch, - als symbool v. Christus, 147, 153.
- met stater in de bek, 146-148, 153.
vleeschwording, 298.
vloek, - over de zonde, 11, 12, 80, 81.
- v.d. kruisdood, 7, 89, 90, 175/6.
- v.h. hangen a.e. hout, 7, 13, 14.
katastrofale -, 92-96.
katastrofale - over Christus, 97-100.
tempering v.d. - in het paradijs, 113.
tempering v.d. - door Christus, 113.
tempering v.d. - èn v.d. zegen, 137.
- vrijwillig door Christus aanvaard, 176, 177, 179.
v.d. duisternis, 321.
Voerman, de, 33.
volbracht, Christus' werk -, 366-370, 376, 377, 411.
‘het is -’, 383-397.
het woord - in begin, midden en einde der historie, 388.
Vondel, J.v.d., 287, 288.
voorhangsel, scheuren v.h. - in den tempel, 429-438.
- v. Christus' vleesch, 436.
‘voorwaar’, - v. Christus, 228-263.
voorzienigheid Gods, 90, 91.
‘vreeze en beven’, - v. Christus, 359.
‘vrouw, zie uw zoon...’, 287-315.
vrouwen, - bij het kruis, 290, 291.
vrije gedachte, - aan Christus ontnomen, 168-170.
vrijwillig, offer v. Christus moet - zijn, 421.

W

weeën, - in de wereldgeschiedenis, 96.
wereld, conserveering v.d. -, 94-96.
werkverbond, 426.
- en genadeverbond, 348, 349.
wet, functie v.d. -, 8-10, 401.
prediking v.d. - genade, 10.
grenzen v.d. -, 12, 13, 325.
Christus gehoorzaam aan vijfde gebod v.d. -, 291-293.
wil, verborgen en geopenbaarde - v. God, 194, 237, 238.
Wittenberg, 121.
wonder(en), - v. Christus, 203, 210.
vraag om - aan het kruis, 196, 203, 210.
- bij Christus' dood, 429, 430, 439, 440 v.
Woord boven -, 448-450.
Woord Gods, ook Christus groeiende kennis v. -, 242, 243, 248, 249, 253, 387.
- kent geen paradoxen, 247, 248.
genoegzaamheid van -, 248, 249.
- boven wonder, 448-450.
wraakpsalmen, 112.
wijsheid, - v. God en v.d. wereld, 205.
Wijsheid, Boek der -, 204-206.
Wijzen uit het Oosten, 453, 454.

Z

Zacharia, 62, 144, 159, 442.
Zahn, Th., 445, 463, 464.
Zarathustra, 316.
Zebedeus, 295, 306.
Zedekia, 36.
zegen, - en vloek, 95, 96.
zeloten, - en ‘idioten’, 281.
Zoathan, 122.
zon, 121, 331.
Zondag, de christelijke -, 392, 446.
[pagina 489]
[p. 489]
zonde, actieve permissie v.d. -, 117.
- brengt scheiding, 309, 310.
bezoldiging v.d. -, 425, 426.
zondeloosheid, paradox tusschen - v. Christus en helsche kwelling, 175-177, 180-184, 235, 236.
zondeval, 194, 417.
zondoffer, Christus als -, 23-26.
Zoon des menschen, 157, 275, 408.
Zwaan, J. de, 454.
‘zwakheid’, - v. Christus als mensch, 216, 244, 245.
zwijgen, - van Jezus a.h. kruis t.o. spot, 214-228.

 

∗


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken