Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dictaat dogmatiek (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dictaat dogmatiek
Afbeelding van Dictaat dogmatiekToon afbeelding van titelpagina van Dictaat dogmatiek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dictaat dogmatiek

(1938)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Deel I]

Locus de peccato.

Hoofdstuk I
Oorsprong der zonde.

Paragr. 1

Dat er van oorsprong der zonde gesproken kan worden.

 

Bavinck begint del. 3 cap. 6: ‘De wereld in zijn gevallen staat’ Hij verdeelt dan voorts:

1.de oorsprong,
2.de verbreiding,
3.wezen en werken der zonde,
4.de straf der zonde.

Kuyper behandelt in zijn dictaten dit onderwerp op een zelfde manier. Wel geeft Kuyper in de eerste 2 pagina's een etymologische afleiding van het woord, maar gaat dan dadelijk door over de zonde in het paradijs. Daarna spreekt hij pas over het wezen der zonde. Deze manier van behandelen van beide is typeerend. Men kan hieruit afleiden, welke grondgedachten zij hebben over de wijze, waarop wij de zonde kunnen leeren kennen. Er is hier een dubbele Voraussetzung: le dat de zonde een oorsprong heeft in de geschiedenis d.w.z. na de schepping; dus ook dat er denkbaar is een geschiedenis zonder zonde, en 2e dat het wezen van de zonde niet alleen te kennen is uit de etymologie van het woord en ook niet alleen uit de exegese van die bijbelplaatsen, waarin de zonde als gegevenheid wordt geteekend en beoordeeld, maar ook uit de historie van de zonde zelf in het raam van de groote historie in het algemeen, m.a.w. Kuyper en Bavinck gaan beide uit van een zeker axioma, dat de zonde oorsprong heeft in de tijd. Deze veronderstelling past geheel in de tijd waarin beide optraden. Zij is ook te vinden in de dogmatieken vóór Kuyper en Bavinck van orthodoxe zijde; zij is ook uitgesproken in belijdenisschriften van orthodoxe belijders:

le Erlanthaler Bekenntnis 1562: Hierin wordt eerst gesproken de lapsu en daarna de peccato: ‘Ante lapsum ex libertate lapsus est et peccavit Adam, non ex necessitate neque ex ordinatione Dei cogente’.

2e Zwingli's Fidei ratio 1530: ‘Scio tritavum illum nostrum primun parentem philautia, hoc est sui ipsius amore hue tractum, suggerente perniciesum consilium per invidiam diabolo ut Dei par fieri cuperet. Hoe crimen cum designasset vetitum ac perniciosum ponum depransus est, quo in culpam reatumque capitalis supplicii incidit per duellis et hostis Dei factus’,

Gelijke uitspraken in: Baseler Bekenntnis 1534. Confessio Helvetica prior 1536. Confessio Helvetica posterior 1562. Confessio Gallica 1559. Confessio Belgica 1561. Canones Dordraceni. Hongaarsche belijdenis 1562. Waldenser belijdenis 1655. Groote Westminster catechismus 1647. Kleine Westminster catechismus 1647. Boheemsche belijdenis 1609. Frankfurter belijdenis 1554. Heidelbergsche catechismus. En ook nog in de belijdenis van de Calvinistische-Methodisten 1823, en de Amerikaansche belijdenis van de Congregationalisten 1583. Revisie van de Westminster confessie 1902. In twee belijdenisschriften wordt maar niet stilzwijgend voorbijgegaan, maar bewust, polemisch en

[pagina 2]
[p. 2]

antithetisch, de vraag ter sprake gebracht, in hoeverre loochening van het strikt historische feit van de zondeval zich verdragen kan met bijbelsche en rechtzinnige gedachten. Het eerste geval vinden we in de Confessio Belgica, en het tweede in de belijdenis van de synode van Debreczin 1567. Wat de confessio Belgica betreft, deze strijdt in art. 12 tegen de dwaling der Manicheeërs: ‘qui asserunt diabolos ex se ipsis originem suam ducere atque ex propria sua natura atque sua corruptione malos esse. 2e De synode van Debreczin strijdt onder meer inzake de triniteit tegen Sabellius en Servet; inzake Christus' twee naturen en Godheid tegen Arius en Voltinus; en inzake da oorsprong van het kwaad en zijn verklaring tegen de Manicheeërs. Op dat punt lezen we: Damnamus hic et Manicheorum dogma, hoc est eos, qui Deum auctorem peccati ulla ratione faciunt. Nu is het merkwaardig, dat juist in beide de Manicheeërs ter sprake komen en met name het verschil van meening aangaande de oorsprong van de zonde. Hier blijkt, dat reeds toen de geesten door deze kwestie werden bezig gehouden: of de zonde ‘ulla ratione’ aan de schepping Gods inhaerent is, ja dan neen. Wanneer we naast elkaar leggen de Belgische confessie en de verklaring van Debreczin, dan zien we dat do termen van het vraagstuk scherp gesteld zijn en geformuleerd. In de eerste plaats dus of het kwaad ontstaan is niet na de scheppingsdaad Gods en daar tegenin gaande, doch gegeven is met de natuur van oenig schepsol, ja of neen, en ten tweede, dat elke verkeerde opvatting toch eigenlijk God maakt tot auteur dorzonde.

Niet alleen da Gereformeerde belijdenisschriften uit de reformatietijd, maar ook do Luthersche hebben de kwestie opzettelijk aangeraakt, of de zondeval als historisch feit, intredende na de scheppingsacte en een breuk slaande in de scheppingscontinuiteit, is te handhaven, ja dan neen. En merkwaardiger wijze hebben ook de Luthersche symbolen hier opzettelijk en nadrukkelijk zich gekeerd tegen cie Manicheeërs. De confessio Augustana bespreekt reeds in het eerste artikel ‘de Deo’ de Manicheeërs en reeds het feit dat hier hun dwaling besproken wordt in het artikel, dat over God handelt, bewijst van hoe fundamenteele beteekenis deze kwestie eigenlijk is. Zoo zegt artikel 1 der Augustana: ‘Damnant(ecclesiae) omnes haereses, contra hoc articulum exortas, ut Manichaeos, qui duo principia ponebant, bonum et malum’. Ook de Formula oncordiae, die de eenheid tusschen de Luthersche theologen herstelde, bespreekt en veroordeelt de Manicheeërs, met name in verband met hun ‘falsum dogma, cum doceretur peccatum originis tamquam quiddam essentiale atque substantiale a satana in naturam esse infusum, et cum eadem permixtum quem ad modum venenum et vinum miscentur (1.17 cf 1.26). Ook in deal 2.45 van caput 1 wordt gezegd: ‘erge peccatum originis non potest esse ipsemet homo,...........qua re impium est et auditu horrendum, quod peccatum originale in nomine sacrosanctae trinitatis baptizetur, sanctificetur et salvetur et si quae sunt alia huius farilae prorsus pradoxa, quae in scriptis recensiorum Manichaeorum leguntur’. In deze laatste uitspraak wordt gesproken van nieuwere Manicheeërs en deze aanduiding geeft meteen reeds aan, hoe men er toe kwam in de reformatietijd het manicheisme juist te bestrijden. Want verscheidene nieuwere stroomingen in de tijd der reformatie hebben ten aanzien van de zondeval en zijn verhouding tot de schepping veelszins opvattingen verdedigd die herinneren aan de dwaling der Manicheeërs, gelijk ook aan die van het gnosticisme. Omdat nu do leer van Mani, die

[pagina 3]
[p. 3]

in 276 gestorven is, en wiens leer een mengsel was van Babylonische, gnostische en christelijke gedachten, in allerlei opzicht een vernieuwing was van gnostische grondgedachten tevens een vermenging van Oostersch heidendom en Westersche christelijke theologie, daarom stond in de reformatietijd zooveel op het spel. Immers vier punten maakten de strijd der geesten in die dagen van beslissende beteekenis:

1.

De uitlichting van de zondeval uit het proces van de geschiedenis, zooals die in de schepping der wereld door God was gegeven en haar loop had genomen. In plaats van de bijbelsche gedachte, volgens welke de zonde storend inwerkt op de schepping en haar continuiteit, treedt hier de neiging op een parallel te ontwerpen tusschen een kosmisch drama van de zonde en val eenerzijds en een bovenkosmisch drama van gelijke tendenz anderzijds.

2.

Treedt hier op het spel van de coincidentia oppositorum. Want goed en kwaad hebben beide oorspronkelijke krachten beide even groote kracht. Het goede en kwade beginsel vermengen zich echter en uit die vermenging ontstaat de zichtbare wereld, volgens Mani.

3.

Ook is van beteekenis, uit dogmen-historisch oogpunt, de inwerking van het Oosten op het Westen. Want bij Mani, geboren in Babylonië, zijn Indische invloeden en Iranische mystiek niet te miskennen.

4.

Komt hier nog bij een vermenging van filosofie, die de bijbel niet als fundament erkent, en theologie, die met de bijbel opereert. De kwestie van het Manicheisme heeft in de reformatietijd de geesten zoozeer geboeid, dat over en weer het verwijt van Manicheisme door de eene richting aan de andere werd voorgeworpen. Met name de vraag of God de auteur van de zonde was, stelde daarbij de cardo quaestionis. De Remonstranten verzetten zich ten tijde van de Dordtsche synode tegen de praedestinatiegedachte omdat deze h.i. o.a. manicheistisch was. En vele Luthersche theologen zeiden hetzelfde van de Calvinistische. Zoo schreef Affelmamus een ‘Trias syllogismorum anti alvinistieorum’, en ontwikkelde daarin deze stellingen: ‘Deus Calvinisticorum est

1.auctor et causa peccatorum,
2.vere peccator,
3.et magis quidem quam homo,
4.et hypocryta et delusor pessimus,
5.et iniquissimus et iniustissimus,
6.et diabolus,
7.diabolo deterior.

Zoo was dus in de reformatietijd het verwijt van de een tegen de ander, dat hij de oorsprong van de zonde aan God zelf toedichtte, hetzij dan door die oorsprong te stellen in Gods verkiezingsdaad, hetzij ook door een scheppingstheorie te geven, waarbij goed en kwaad aan de schepping zelf inhaerent gemaakt werd. Het feit, dat de Katharen in de M.E., door hun Oostersche afkomst ook reeds aan de gnosis en het manicheisme verwant bleken, had deze strijd in de dagen van de reformatie reeds voorbereid.

Doel van het voorafgaande was, er in het kort aan te herinneren, dat in de reformatietijd de Gereformeerde theologie tegen bepaalde gevaren te strijden had, wilde zij kunnen vasthouden aan de zondeval als historisch feit. Nu treft het ons dat, zij het ook onder veelszins ander aspect, toch ook in onze dagen de Gereformeerde theologie tegen gelijke gevaren heeft te strijden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken