Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Diktaat ethiek van Jan. '34 - Juni '37 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Diktaat ethiek van Jan. '34 - Juni '37
Afbeelding van Diktaat ethiek van Jan. '34 - Juni '37Toon afbeelding van titelpagina van Diktaat ethiek van Jan. '34 - Juni '37

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Diktaat ethiek van Jan. '34 - Juni '37

(1946)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Het tiende gebod

Par. 1. De eenheid v.h tiendegebod.

Het tiende gebod komt voor in tweeërlei redaktie: Ex. 20:17 en Deut. 5:21, In Ex. wordt als verboden objekt van begeerte voorgesteld het huis, in Deut. de vrouw van de naaste. Bovendien kent Ex. slechts één woord voor ‘begeren’ n.l. ‘lo tachmood’, terwijl Deut. dit woord afwisselt met een tweede ‘lo tidawen’.
Deze redactieverschillen naast andere verschillen hebben van ouds verschil van mening gebracht, in betrekking tot de indeling der 10 geboden en de omvang daarvan. De eerste neemt op de eerste tafel vier, op de tweede zes; de ander op de eerste drie, op de ander zeven geboden.
De indeling van 3 en 7 schijnt op Augustinus terug te gaan, en wordt bij hem gelegitimeerd met een beroep op de verscheidengheid van de verboden objecten van begeerte, gelijk ze in het tiende gebod voorkomen. Augustinus grenst tegen elkaar af de begeerte van de vrouw van de naaste tegen de andere begeerten van het huis en voorts de genoemde begeerten van des naasten goederon. Zo wordt dus het verbod van de vrouw van den naaste bij hem het 9e en voorts bevat bij hem het tiende de rest. Tot deze voorstelling is Augustinus geleid door zijn bekende en gevaarlijke voorliefde voor de allegorie. Op de eerste tafel wil hij drie geboden houden omdat dit hem schijnt verband te houden met de Triniteit. Terwijl hij 1 en 2 samenvoegt, ziet hij daarin de eenheid Gods (afgoderij en beeldendienst). Onder het gebod, dat bij ons het 3e is doch bij hem het tweede, zoekt hij Gods waarheid (de naam) en in het Sabbathsgebod Gods wil. Daarna volgen 7 geboden van de tafel (2) die te tellen zijn als drie plus vier. Het getal drie correspondeert dan weer met de menschelijke ziel, want deze is naar oud-philosofisch schema
epithumètikè, thumikè, logikè. Het getal vier ziet dan op het menselijk lichaam.
Zanchius noemt terecht deze indeling een ‘ratio puerilis’.

Behalve deze allegorische, kwamen ook nog dogmatische en ethische ondenscheidingen in het geding. Zo herinnert Thomas Aquinas eraan, dat volgens Augustinus het begeren van de vrouw van de naaste is een ‘concupiscentia carnis’, terwijl het begeren van de andere genoemde objekten zou zijn een ‘concupiscentia oculorum’.

Bij Augustinus sloten zich aan Bela, Bernardus, Lombardus, Thomas en de Scholastici.
Vooral Thomas heeft hier een beslissend woord gesproken. Hij geeft toe dat weliswaar alle cocupcentie, onverschillig welk objekt ze heeft, onder èèn gezichtspunt valt, doch ‘quia tamen in speciali diversae sunt rationes concupiscendi, ideo Augustinus distinguit diversa praecepta de non cupiscendo differunt enim specie concupiscentia secundum diversitatem actionum vel concupiscibilium, ut phiosophus dixit’.

Thomas beroept zich hier in de stijl van Augustinus op Johannes en Aristoteles. Aristoteles was bedoeld met de naam ‘philosophus’ en van Joh. wordt het woord aangehaald waarin de tegenstelling van de begeerlijkheid van het vlees en de beggerlijkheid der oogen uitkomt (1 Joh. 2:16).

Naast de poging om de concupiscentia carnis te onderscheiden van de concupiscentia oculorum, treedt ook nog een andere onderscheiding tussen concupiscentia boni secudi (de vrouw) en de concupiscentia boni utilis (goed. huis). Men verdedigt deze onderscheiding o.a. in de kring der scholastiek, o.m. op deze

[pagina 2]
[p. 2]

grond, dat men dan een parallel krijgt met het 7e gebod en het 8e. Want het 7e verbiedt dan ook de concupiscentia boni iucundi (echtbreken) en het achtste de concupiscentia boni utilis (stelen). De meeste Roomsen, hebben op deze en dergelijke gronden de indeling gehandhaafd, waarbij dus de le tafel 3 geboden overhoudt en ons 10e gebod gesplitst wordt in een 9e en een 10e.

Ze vertelt De Moor in het bezit te zijn geweest van een catechisatieboekje, dat de 10 geboden op rijm gaf. De eerste twee regels luiden:
‘Bovenal bemint énen God’ (afgoderij en beeldendienst als gebod) ‘ IJdelijk en zweert niet noch spot’ (hier 2e gebod).

De laatste regels zijn:
‘En begeert niemands beddegenoot’ (9e gebod)
‘noch ongerechtelijk iemands goed’ (10e gebod).
Luther heeft zonder al te veel denken bij deze indeling van zijn jeugd aangesloten en de Luthersen zijn hem daarin doorgaans gevolgd al geven zo zelf herhaardelijk toe (b.v. J.Nissen ‘Unterrendungen uber den kleinen Catechismus Luthers’, 1871), dat bijna ieder het in dezen opneemt tegen Luther en de indeling volgt van de Ger vier plus zes.

Deze indeling zal dan wok wel gehandhaafd moeten worden. Men beroept zich wel op verschillend gebruik van de Hebreeuwse verbs in Deut. 5, duch reeds ont enkele feit dat in Ex. èèn woord voorkomt snijdt hier alle speculatie de pas af. De Moor merkt heel torecht op dat men op deze manier een heel onderscheid zou kunnen maken in het gebod van den beeldendienst, omdat daar ook twee woorden voorkomen:
‘zich neerbuigen’ on dienen’.

Voorts pleit nog voor de Ger. indeling, ook inzake het bewaren van de eenheid in het tiende gebod, het volgende:

a.Vanouds reeds is Augustinus' opvatting weersproken. (Ook de Gr. Kath. Kerk, Philo en Josefus hebben onze indeling).
b.Het gaat om één begeerte (Rom. 7:7)
c.Het verschil van de objekten van begeerten is geen grond voor splitsing, evenmin als de grote verscheidenheid van afgoden en beelden zulk een splitsing sanctioneren zou.
d.In Ex. staat het huis voorop, in Deut. de vrouw. Blijkbaar laat ook al de bijbel zelf de objekten van verboden begeerten onder één gebod staan.
e.De vers-indeling heeft nergens een incisie in de tekst van het begeertegebod.
f.Nog vandaag zign de R.K. en de Luth, onzeker. De roomsen nemen als 9e gebod het woord inzake de vrouw, en als 10e gebod inzake het huis, etc. De Luth. echter als 9e het woord inzake het huis en als tiende dat inzake de vrouw, slavin, slaaf, etc. Terwijl de Roomsen dus hun indeling motiveren door de strenge onderscheiding van onkuisheid (vrouw) en de aantasting van het eigendomsrecht (huis, etc.), daar wordt bij de Luth. de vrouw gecoördineerd met slaaf, slavin, os en ezel, etc. en gesepareerd van het huis.
g.Het is dus een Israelitische gedachte het huis te isoleren van de vrouw, slaven, vee en omgekeerd.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken