Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geen duimbreed! (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geen duimbreed!
Afbeelding van Geen duimbreed!Toon afbeelding van titelpagina van Geen duimbreed!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.56 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure
non-fictie/theologie
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geen duimbreed!

(1936)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Een synodaal besluit inzake 't lidmaatschap van N.S.B. en C.D.U.


Vorige Volgende

§ 8. Onchristelijk humanisme in Brochure III.

Als we nu terugzien, en, in het licht van wat reeds behandeld werd, verder lezen, dan stuiten we op de brutaalste uitingen van onvervalscht humanisme en heidendom.

‘Door het denken is de mensch bestemd om zijn dierlijkheid tot menschelijkheid op te heffen’ (III, 10).

‘Redelijk handelen is hetzelfde als zedelijk handelen’ (ib.).

Men moet ‘zich’ (denk hier aan het woordje ‘zich’ in de continuïteitsgedachte) ontwikkelen tot ‘geestelijk leven’ (God, de wedergeboorte, is weg).

‘Geestelijk leeft de mensch eerst in zijn waarheid’ (zijn waarheid!) (ib.).

Godsdienst onderdeel van cultuurleven.

‘De mensch moet willen zichzelf te zijn’; ‘de mensch, die wil, is de waarlijk vrije mensch’.

Een wilsverheerlijking treedt hier op, die de vrijheid niet kent als gebondenheid, naar het Woord, aan de wet van God.

En een valsche filosofie der ‘vrijheid’ geeft straks haar spreuken: ‘vrij is hij, die zich (!) bestemt tot het verwerkelijken van eigen bestemming’. ‘Vrij is men, als men eigen wezen (!), begrepen als het wezen en de algemeene bestemming der menschheid, wil verwerkelijken, d.i., als de individueele wil zijn eigen algemeenheid wil’.

Hier komt de idee-filosofie, met haar hypothese van den ‘alge-

[pagina 38]
[p. 38]

meenen wil’, tot haar hoogmoedigste consequenties. Ze brengt ons in een totaal ander klimaat, dan waarin men hooren kan naar de stem, die spreekt: indien de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, dan zult gij waarlijk vrij zijn. Hier hoort ge wéér de tegenwerping: wij zijn vrij, wij hebben nooit iemand gediend, hoe zegt gij dan: gij zult vrij zijn? (Joh. 8).

Terecht spreekt Prof. Anema hier van een balanceeren tusschen een onpersoonlijke wet en wettelooze persoonlijkheid. ‘De ware vrije wil’, zoo lezen we in de N.S.B.-literatuur, ‘is de wil, die de eenheid is van den bijzonderen en den algemeenen wil’. Maar die algemeene wil, zelf product van de hegeliaansche modulatie der idee-filosofie, is een pure fictie; hij is de werkhypothese, waarmee elke tyran-dictator zijn eigen persoonlijke en clubs-ideeën aan anderen opleggen komt, onder beroep op hun algemeen karakter, dat het ringelooren der massa door een heidensche of sectarische élite moet helpen aandienen als haar vrijmaking.

En van hieruit wordt nu ook het staatsbegrip duidelijk.

De staat, - wat vermag hij voor het begrip van brochure III? Hoor het antwoord: ‘in den staat is de eenheid van zedelijk en redelijk willen’. Want er is een ‘algemeene wil’, gelijk er ook een ‘algemeene menschelijkheid’ is. Nu is de staat de belichaming van dezen hypothetischen algemeenen wil. Wat de ‘leider’ met zijn getrouwen gelieven te proclameeren als den algemeenen wil, dat wordt nu in hun staat belichaamd; dus kan die staat slechts dàn zijn taak vervullen, als hij deze heeren aan zijn hoofd zet, als herders van het Groote Huisgezin.

Het huisgezin, - want de staat heet hier een eenheid van het huisgezin en de maatschappij, ‘het groote nationale gezin’.

Nu verder. Hoe wordt die staat nu goed? Wel, dat gaat heel makkelijk - op filosofenpapier, tenminste. ‘In het goede, het ware huwelijk wordt niet gesproken van rechten en plichten, maar geschiedt vanzelf het rechte in de sfeer van huiselijke liefde’. Dit om te beginnen. ‘In het huisgezin geldt de eenheid van de bijzondere belangen’ (belangen!) ‘der leden met het algemeene gezinsbelang; zelfbeheersching, ware vrijheid, zedelijkheid heerscht in het ware of goede gezin vanzelf’.

Zoo ongeveer gaat het dan ook in de goede maatschappij; en daarna in den goeden staat. ‘De strijd van allen tegen allen heeft het accent van onzedelijkheid’.

Ja, wel, maar niet de strijd van gehoorzamen tegen ongehoorzamen, van wet tegen zonde, van reformatie tegen revolutie, aldus interrumpeert hier het christelijk geloof. Dat ‘goede huisgezin’

[pagina 39]
[p. 39]

van daareven, - waarin 't ‘vanzelf’ goed gaat - is wel een mooi ding, om verder over te fantaseeren, maar de staat heeft nu eenmaal volgens artikel 36 der nederlandsche geloofsbelijdenis te maken met de kwaden. Trouwens - afgedacht daarvan: het is niet waar, dat ergens ‘vanzelf’, ‘zonder spreken van rechten of plichten’ de zaak in orde komt. Het goede komt nergens tot stand, zonder het opzettelijk spreken over rechten en plichten, het indenken daarvan. Wat ‘vanzelf’ groeit, dat wordt onkruid. Dat is zelfs de vóór-onderstelling van ‘artikel 36’. Maar al de vóór-onderstellingen van de staatsleer van brochure III zijn ontleend aan een hoogmoedig humanisme, dat zich stellen wil op de basis van - zichzelf: het kenmerk van alle humanisme.

Daarom leidt dit alles tot practische staatsvergoding.

Men moge tegen de beschuldiging van staatsabsolutisme zich te weer stellen, maar als wat brochure III wil, niet dàt is, wat is het dan wèl?

‘Elke burger is mede de staat’ (wat wij betwisten) ...‘maar als het ware’ (wat is dat?) ‘en algemeene (???) van de burgers is hij als de beheersching der afzonderlijke burgers de overheid (het regeerende en bevelende) tegenover de enkele burgers, die als geregeerden den plicht tot gehoorzaamheid hebben’ (III, 15/16).

Voor een regeeren naar den wil Gods blijft op dit standpunt geen mogelijkheid meer over. Is toch ‘de algemeene wil’ (III, 16) de staat, de overheid, en moet de enkeling zich laten richten, ook berechten, door ‘het algemeene’ (deze pure abstractie), dan laat men zich feitelijk slechts richten en berechten door een mythe, waarmee nationaal-socialistische valsche profeten de massa vooraf hebben geïnfecteerd.

En als we dan de hoogdravende lyriek van brochure III verder over den staat hooren peroreeren, houden we ons hart vast.

De staat, ‘onze ethische waarde en waarheid’! ‘De staat is het tot zelforganisatie gekomen Recht, de hoogste vorm van recht, als welke organisatie de staat tevens boven het recht staat, d.i. dit vaststelt, verandert, opheft.’ Hier wordt de tot macht gekomen regeerder-burger, die ‘het algemeene’ vertegenwoordigt, tenslotte boven het recht gesteld; maar als ‘het algemeene’ is hij een fictie, en dan een god-looze fictie. Intusschen zal de concrete dictator-van-vleesch-en-bloed, die natuurlijk met dit ‘het’ niets anders te maken heeft, dan dat hij er door op het kussen kwam, zich een macht van rechts-vaststelling toemeten, die in elk geval zijn staat absolutistisch maakt, en hem zelf proclameert tot personificatie van de menschelijke autonomie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken