Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geen duimbreed! (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geen duimbreed!
Afbeelding van Geen duimbreed!Toon afbeelding van titelpagina van Geen duimbreed!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.56 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure
non-fictie/theologie
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geen duimbreed!

(1936)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Een synodaal besluit inzake 't lidmaatschap van N.S.B. en C.D.U.


Vorige

§ 16. Besluit.

Wij zien ervan af, in den breede de gronden aan te geven, waarop wij de algemeene richtlijnen, die voor de procedure der kerkelijke tucht door de synode aangegeven zijn, meenen te moeten billijken. Wij gelooven dat deze voor zichzelf spreken. Voorop stelde de synode de in het gereformeerde kerkrecht ter zake van de tucht gestelde algemeene principes. En voor het overige achten wij, indien eenmaal de juistheid van onze algemeene beoordeeling der C.D.U. en der N.S.B. mocht erkend zijn, de synodale conclusies, voor wat de bedoelde richtlijnen betreft, in overeenstemming met het gereformeerde kerkrecht.

Slechts één ding zij nog opgemerkt.

Terecht is men in de gereformeerde kerken beducht voor de opstelling van een index van ‘verboden vereenigingen’. De vraag, inhoeverre de vaststelling van zulk een ‘zwarte lijst’ op de

[pagina 88]
[p. 88]

roomsche lijn zou liggen, laten we nu maar rusten; o.i. is men wel eens ietwat te haastig met het toekennen van dit praedicaat. Persoonlijk zien wij in de vaststelling van zulk een index vooral hierom een gevaar, wijl a. elke lijst te kort zou zijn, omdat het aantal van afkeurenswaardige organisaties oneindig groot is; b. een vereeniging slechts voorzoover zij de kerkelijke aandachtssfeer raakt, door een kerkelijk vonnis mag getroffen worden, waarom men in kerkelijke decreten dan ook nimmer zulk een vereeniging als zoodanig, en dus alle haarzelf interesseerende programpunten en doelstellingen moet behandelen; c. de kerkelijke vermaning en tucht nimmer in de buitenkantskwesties van niet-kerkelijke organisaties, doch in de binnenkantskwesties der kerkelijke samenleving zelf haar uitgangspunt moet nemen, wil ze niet mechanistisch de conscientie der kerkleden drukken.

Men vergete evenwel niet, dat met het bovenstaande slechts negatief gesproken werd. En dat moet niet. Weigering van een index van verboden vereenigingen worde geen sta-in-den-weg voor de soms noodzakelijke indicatie ervan. Er kunnen gevallen zijn, waarin bepaalde organisaties, of bewegingen, zóó diep in het leven der kerk ingrijpen, dat de kerk waarschuwen moet, wil zij in haar profetisch getuigenis en priesterlijk vermaan en koninklijk regiment contemporain zijn. N.S.B. en C.D.U. nu zijn zulke bewegingen: politieke vereenigingen zijn het niet, gelijk we hebben trachten aan te wijzen. Bovendien zijn niet deze organisaties als zoodanig (incluis haar politieke en sociale en wetenschappelijke of quasi-wetenschappelijke bemoeiingen in vollen omvang) door de synode veroordeeld, doch ze zijn door haar beoordeeld naar Schrift en belijdenis, en daaraan getoetst op die punten, die de kerk als zoodanig moeten interesseeren; daaruit bleek, voor wat de algemeene karakteristiek betreft, dat ze uit kerkelijk en confessioneel oogpunt te veroordeelen waren; en tenslotte is het lidmaatschap, de aansluitingsdaad gezien als oorzaak van wel geduldige, maar toch waakzame en werkzame kerkeraadsbemoeiing.

En daarom achten wij het besluit der amsterdamsche synode het tegendeel van ‘roomsch’; het legt niets van boven af òp, en zoekt, met medische bedoeling, de conscientie, voorts wakende voor de heiligheid der kerk en voor de eer van Christus, den Koning.

Gezegend zij de genade Gods, die in Nederland zulk een medisch optreden der kerk tegenover haar eigen leden nog mogelijk laat: in Duitschland kan dat niet meer; daar kan men trouwens de kwade gevolgen zien van een kerkelijk praxis, die den op zichzelf goeden regel, dat de kerk niet het terrein der politiek betreden

[pagina 89]
[p. 89]

moet, heeft gemaakt tot een oorkussen des duivels, een motief voor traagheid en passiviteit. Of het ‘beginsel der christelijke politiek’ ook urgent is! Waar het onbekend was, daar legden ook de leden der kerk onwetend het hoofd in den strop.

Wat het synodale besluit uitwerken zal? Wij weten het niet. Eén ding staat vast: indien met name de N.S.B. voet bij stuk houdt, dan zal zij uit eigen aandrift de bij haar aangesloten gereformeerden moeten verzoeken, heen te gaan (vgl. bl. 14). De vrees is uitgesproken, dat de N.S.B. misschien na een synodaal vonnis tot een ‘mantel-organisatie’ toevlucht nemen zou; er zouden dan kerkelijke N.S.B.-leden blijven, die niet openlijk voor hun lidmaatschap zouden uitkomen. Of zoo iets werkelijk gebeuren zal? Wij wagen ons aan geen enkele voorspelling. We weten alleen, dat een dergelijke manipulatie kwalijk zou strooken met de pretentie der N.S.B., dat ze het geweten der natie is, en evenmin met haar program, dat opvoeding tot karaktervastheid eischt. En voorts weten we dat, indien gereformeerde kerkleden zich zóó gingen ‘bemantelen’, hun hypocrisie angstwekkend zou zijn, en de noodzakelijkheid der tucht zou demonstreeren juist in haar ontwijking.

Maar wat vragen wij naar de gevolgen? We weten geen enkele kerkelijke daad te noemen, die van N.S.B.-zijde een behoorlijke reactie zou in 't leven roepen; dàt heeft de pers dezer Beweging ons wel duidelijk gemaakt. Laat de kerk harerzijds ‘zien in het gebod’, en de uitkomst verder aan Hem overlaten, die de geschiedenis maakt. Hij heeft ons in Zijn Woord een toekomst geteekend, waarin de antichristelijke macht de christenen zal ‘uitschakelen’ en hun naar het leven staan. Een toekomst evenwel, waarin ook zijn getuigen hun getuigenis zullen ‘voleinden’, er uit halende, wat er in ligt (Openb. 13 en 11). En het blijft een obligeerend voorrecht, een kerk te mogen toebehooren, waarin de ‘opperste wijsheid’ nog een tribune kiezen wil, om haar stem te verheffen naar het breede leven ‘op de straten’.

Samenvattend, spreken wij als onze meening uit, het lidmaatschap der N.S.B. en der C.D.U. en het nationaal-socialisme kerkelijk veroordeelenswaardig te achten,

en zulks met name om deze redenen:

a.dat noch in de N.S.B., noch in de C.D.U. voor leden eener gereformeerde kerk in haar gegeven organisatievormen gelegenheid bestaat, om zooveel het aan hen staat, op te komen met woord en daad voor het koningschap van Christus, weshalve de aansluiting bij deze ‘Beweging’ of ‘Unie’ zelve in strijd is, en steeds meer in strijd brengt met Schrift en belijdenis, welke beide dit
[pagina 90]
[p. 90]
opkomen voor Christus' koningschap van Zijn knechten eischen;
b.dat daarentegen zoowel de N.S.B. als de C.D.U., hetzij door het voorstaan van onchristelijke beginselen, hetzij door het ontbreken van een christelijken grondslag, het opkomen voor Christus' koningschap en de rechten Gods metterdaad verhinderen;
c.dat het ‘leidend beginsel’ der N.S.B. en het door haar gehuldigde principe der inschakeling, alsmede de theoretische en practische behandeling van de zaken van godsdienst- en gewetensvrijheid en van de opvoeding als aangelegenheden ‘der cultuur’ volgens nationaal-socialistische opvatting, benevens het ‘leidersbeginsel’ volgens nationaal-socialistische opvatting, gelijk het nationaal-socialisme in het algemeen, in strijd zijn met Schrift en belijdenis;
d.dat de verbreiding van deze beginselen en de steunverleening aan een ‘beweging’ of ‘partij’, die ze verbreiden en tot heerschappij in het volksleven voeren wil, niet alleen het nationale leven beinvloedt op een wijze, welke principieel ingaat tegen artikel 12 en artikel 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis, doch ook het leven der kerk en haar gehoorzaamheid aan Christus, haar Koning, rechtstreeks in gevaar brengt en nog verder brengen wil, met name door den vanwege de N.S.B. gestelden eisch tot onderdrukking van leerstellingen, instellingen en handelingen, die de eenheid der natie naar nationaal-socialistisch begrip zouden aantasten, en door het laten vallen van den eisch tot bescherming van den christelijken godsdienst in de buiten Europa gelegen deelen van het Rijk, alsmede door het willen brengen van de opvoeding der jeugd onder de directe bemoeiing van een volgens nationaal-socialistische beginselen geleiden staat, en de vernietiging van het christelijk-politieke partijleven;
e.dat de aantasting van het privaat bezit, gelijk deze door de C.D.U. in de concrete situatie van dezen tijd en in de gegeven werkwijze van haar een christelijken grondslag missende organisatie bepleit en zoo mogelijk voorbereid wordt, feitelijk in strijd komt met wat artikel 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis tot recht en roeping van overheid en burgers rekent, en rechtstreeks gevaarlijk is, in haar doorwerking, voor de kerk en voor wie den Heere Christus wil dienen met zijn goederen;
f.dat de verwerping van den oorlog als middel ter beslechting van internationale geschillen, gelijk deze verwerping door de C.D.U. feitelijk geschiedt, in strijd is met Schrift en belijdenis.

En, lettende op het steeds vaker voorkomen van dit veroor-

[pagina 91]
[p. 91]

deelenswaardige lidmaatschap, en overwegende, dat noch de N.S.B., noch de C.D.U. ‘politieke partijen’ of ‘vereenigingen’ zijn, doch dat ze integendeel op heel het nationale, ja, op het wereldleven ingrijpen willende bewegingen en organisaties zijn, die van de verst strekkende gevolgen willen wezen,

meenen wij de hierboven reeds afgedrukte conclusies der synode juist en noodzakelijk te moeten noemen.

Want niet alleen in betrekking tot het onderwijs, doch ook in zaken van politieke en maatschappelijke ordening, en a fortiori van ‘het wereldleven’, blijve de consciëntie opgescherpt door het woord, waarmede Dr A. Kuyper op 20 October 1880 de Vrije Universiteit opende: ‘Och, geen enkel stuk van onze denkwereld is hermetisch te scheiden van de andere deelen; en geen duimbreed is er op heel 't erf van ons menschelijk leven, waarvan de Christus, die áller Souverein is, niet roept: “Mijn!”.’ -


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken