Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heidelbergsche catechismus. Zondag 8-9 (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heidelbergsche catechismus. Zondag 8-9
Afbeelding van Heidelbergsche catechismus. Zondag 8-9Toon afbeelding van titelpagina van Heidelbergsche catechismus. Zondag 8-9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.24 MB)

XML (1.62 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heidelbergsche catechismus. Zondag 8-9

(1950)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 488]
[p. 488]

Register van namen en zaken.

AALDERS, Dr W.J., 44.
AANBIDDING, - v. God, 25, 36, 37.
AANGEBOREN IDEEËN, 236/7.
AANGEBOREN WETSKENNIS, 331/2.
AARD, ‘naar zijn -’, 426, 460.
AARDSTRALEN, 297.
AÄRON, 286.
ABICHT, Jo. Georgius, 444.
ABRAHAM, 171/2, 181, 345.
‘ABSOLUUT’, 266.
ABSTRACTIE, - in Christus geoorloofd?, 20, 21; - in de Drie-eenheid geoorloofd?, 21-24.
‘ABSTRACTIONISTEN’ EN ‘KONKRETIONISTEN’, 21/2, 24.
ADAM, 96, 156, 181, 273, 311, 349, 363, 366, 425, 441, 447; eerste en tweede -, 177, 192, 195/6, 244, 288, 406, 422, 439; val van -, 389, 390, 394-396; - ‘publiek persoon’, 95, 96, 101, 392, 422.
ADOPTIANISME, 45, 46.
AETERNITEIT, 113, 371; - en aeviterniteit, 113-116, 175, 446/7. Zie verder: eeuwigheid.
‘AEVUM’, 113-117.
AFFECTEN, - in God?, 83, 127.
‘AFGROND’, 368/9.
‘AGAPÊ’, - t.o. ‘eros’, 247, 255, 411.
‘AGENÊTOS’, - en ‘agennêtos’, 105, 183/4.
‘AHA-ERLEBNIS’, 470/1.
AHIA, 345.
ALBERTUS MAGNUS, 11.
ALEXANDER (v. Alexandrië), 164.
ALEXANDER (v. Constantinopel), 164.
ALGEMEEN, -, gemeen, en bizonder, 238/9.
ALGEMEEN GELOOF, - en bizonder geloof, 244/5.
‘ALGEMEENE GENADE’, 219v., 223-245, 257, 336, 437.
ALGEMEEN GETUIGENIS v.d.H. GEEST, 242.
ALGEMEENE VERZOENING, 362, 375.
ALGEMEENE WETTEN, 444.
ALLEGORIE, 270, 345.
ALMACHT, - v. God, 400.
ALOMTEGENWOORDIGHEID, - v. Christus vlgns Lutherschen, 32.
ALSTED, 99, 367.
ALTHAUS, P., 10, 357.
ALVAREZ, Did., 257.
ALVAREZ, Iac., 365.
AMBROSIASTER, 164.
AMBROSIUS, 10, 164.
AMBT, - v.d. mensch, 443.
AMESIUS, 130.
AMMONIETEN, 54.
AMSTERDAM (1936), Synode van -, 227.
‘ANALOGIA ENTIS’, 83, 267.
ANDRONIKOF, Const., 27, 425.
ANGELUS SILESIUS, 137.
[pagina 489]
[p. 489]
ANGST, Heidegger over - als oorspr. oergegeven, 393-397; Kierkegaard over -, 394-396.
‘ANHYPOSTATISCH’, 31, 37-49, 99.
ANIMISME, 289, 290, 293.
ANSELMUS, 195.
ANTHROPOLOGIE, - van verschillende Gereformeerden, 69-79; - van M. Heidegger, 385-401.
‘ANTHROPOPATHISME’, 461.
ANTINOMIEËN, K. Jaspers over -, 413/4, 420/1.
ANTITHESE, 70.
ANTOINE DE S. MARTIN DE LA PORTE, 344.
‘APHORMÊ’, 461-463.
APOLLONIUS v. TYANA, 302.
APOLOGIE v.d. AUGSBURGSCHE CONFESSIE, 332-334.
APOSTOLICUM, indeeling v.h. -, 7-32; nadere détailleering v.h. -, 14, 15, 18.
ARCHAEOLOGIE, 315/6.
‘ARCHETYPISCH’, - en ‘ectypisch’, 216.
ARCHITECT, God - èn Aannemer, 426.
ARIANEN, 156-160, 164, 183, 185, 187, 191.
ARISTOTELES, 10, 12, 40, 110, 301, 461.
ARITHMETIEK, - en geloof, 90.
ARIUS, 26, 44, 94, 156, 158, 176, 263.
ARMINIUS, 83, 129-131.
‘ARMOEDE’, - v. God, 148/9, 268, 373.
‘ARNHEMSCHE ARTIKELEN’, 240.
ARNOLD, G., 357.
‘ARTOS EPOUSIOS’, 316.
‘'ASAH’, 371/2.
ASSEN (1926), Synode van -, 270.
ASSYRIËRS, 321.
ATHANASIUS, 27, 154, 156-161, 164, 183, 185, 382; geloofsbelijdenis v. -, 182.
ATHENAGORAS, 184.
ATTRIBUTEN, - v. God, 362/3, vgl. eigenschappen.
AUGUSTINUS, 10-12, 21, 33, 67, 164, 174, 225/6, 268/9, 344, 352, 358, 359, 362, 368, 371, 375, 380, 382, 394/5, 461.
AUGUSTINUS TRIUMPHUS, 80.
AVONDMAAL, Luther over het -, 355; tegenwoordigheid van Christus i.h. -, 355/6.
AVONDMAALSLEER, - der Lutherschen èn der Gereformeerden, 180.
BAÄL, 54.
BABEL, 19, 433.
BABEL-BIBEL, 374.
BABYLONIËRS, 321.
BACCHUS, 208/9.
‘BADAL’, 320, 369, 378, 426/7, 434.
BAKEL, 272.
BANG, W., 380/1.
‘BARA’, 304, 371/2.
BARDY, G., 80, 176-178, 184, 454.
BAR KOCHBA, 57.
BARMHARTIGHEID, - v. God, 432-437.
BARNIKOL, Ernst, 193/4, 196.
BARTH, F., 141.
BARTH, Karl, - over triniteit, 15-19, 52, 88/9, 261; - over evolutieleer, 278-284, 303, 305, 390, 431; - over religie, 284-287; - over schepping, 283-287, 317-320, 362-384, 394, 426/7; - over rechter- en linkerhand Gods (‘eigen’ en ‘vreemd’ werk v. God), 317-321, 334, 342, 347/8, 350, 358-367, 401-405, 430-433; - over ‘larve’ v. God, 334, 345/6, 350-357; - over liefde en toorn v. God, 428-437; - over verkiezing en verwerping, 363/4, 373/4, 382, 429-431, 434.
[pagina 490]
[p. 490]
BARTHIANISME, 50, 51, 160.
BARTMANN, 363.
BASTARDEERING, 301.
BASTIAN, H., 290.
‘BATHOS’, - Gods, 102/3.
BAUDRY, L., 80.
BAUER, W., 27/8, 135, 150, 164, 168, 173, 219, 459, 473.
BAVINCK, Dr H., 72, 77, 150, 155, 189, 227-229, 235-238, 240, 243, 245, 450, 454, 469, 470, 473.
BAVINCK, Dr J.H., 48.
BAYLE, P., 10, 11.
BÉDA RIGAUX, 64.
BEELD GODS, 247/8.
BEGIN, - i.d.H. Schrift, 146/7.
BEGINNE, ‘in den -’, 221, 298-303, 315, 392-396, 406; ‘in den -’ bij Linnaeus, 298-300; mensch-van-den-beginne, 392-396.
‘BEGINSELEN’ (‘stoicheia’), - der wereld, 196-199.
BEGRIPSVORMING, generaliseerende en individualiseerende - vlgns Rickert, 443/4.
BEHM, 424.
BELIJDENIS, nadere détailleering v.d. - noodzakelijk, 14, 15, 18; - en doxologie, 25, 51.
BENTHEIMER BELIJDENIS (1613), 68.
BERCHORIUS, P., 266, 449.
BERGSON, 385.
BERNARD VAN CLAIRVEAUX, 10, 336-343, 348.
BERNHART, Joseph, 112/3, 117, 132.
BERNOULLI, Daniel, 308.
BERNOULLI, Jacques, 308.
BEROUW, - v. God, 86/7.
BESLUIT, verschil tusschen - en besluitsexecutie?, 470/1.
BESLUITEN, - van God, 84-87, 134, 162, 187, 260, 314, 379-382, 434, 455, 462/3/4, 470, 472, vgl. supra-lapsarisme; schets v. Gods - door Beza (reproductie), 466/7.
‘BESTAAN’, - v.d. wereld, 217-226.
‘BETAAMT’, het - God, 457-459.
BETH, K., 293.
‘BEWAREN’, - v.d. wereld, 212-226, 245-257, vgl. ‘conserveering’.
BEWUSTZIJN, - en dood, 403.
BEZA, 11, 198/9, 200, 263, 373, 424, 452, 463-468, 470, 472, 477; schets bij - v. Gods besluiten, 466/7.
BEZOLDIGING, - der zonde, 442, 451/2.
BILDERDIJK, W., 359.
BILLERBECK, P., 145, 168/9.
BILLIUS PRUNAEUS, Iac., 29.
‘BINA & SIBI CONTRARIA’, 368.
BISTERFELDIUS, 313.
BLIKSEM, Menicheeën over -, 380.
BLOEMEN, - i.d. allegorie, 335-338, 340.
BOCKENSKI, J.M., 282.
BOEDDHA, 137.
BOEDDHISME, 107, 137.
BOERHAVE, 302.
BOËTHIUS, 80, 108, 110-113, 116/7, 122/3, 126-130, 203/4, 268, 313, 371, 476; - definitie van Gods eeuwigheid, 116, 127/8, 129, 447.
BOGOMIELEN, 315/6.
BÖHME, Jacob, 15, 374.
BOLKESTEIN, 98.
BOLL, Franz, 197.
BOLLAND, G.J.P.J., 232/3.
BONAVENTURA, 11.
BONDSBOEK, 256/7.
[pagina 491]
[p. 491]
BORROMEUS, 343.
BOS, T., 229, 235.
BOSCO, 344.
BOUILLET, 268.
BOULGAKOF, Serge, 27, 425, 454.
BOUSSET, W., 197.
BRAENTSCH, 55.
BRANDT, G., 197.
BRAUCHWITZ, Von, 322.
BRAUNIUS, 262/3.
BRÉHIER, Emile, 113, 202, 207, 211/2, 215.
BRENTIUS, 11.
‘BRON’, God geen -, 200-212.
BROOD, ‘dagelijksch -’, 316.
BROUILLON, 309.
BRUNNER, E., 199, 280/1, 289.
BUBER, Martin, 97.
BUCER, 67.
BÜCHNER, 274.
BÜCHSEL, 63, 105.
BUDDEUS, J.F., 10, 29, 358, 372.
BÜHLER, Paul, 334, 348, 351/2, 354, 358.
BULTMANN, 139, 141-143, 145, 147, 150, 152/3, 163-165, 167/8, 169.
BURDACH, 394.
BURNEY, C.P., 168.
‘BUTHOS’, 102/3.
CAJETANUS, 115, 117.
CAJORI, Florian, 303.
CALCAGNO, Franc. Xav., 424.
CALVIJN, 20, 55, 143, 156, 261, 319, 337, 360, 378, 461, 463; - over den mensch, 385-388, 397, 403.
CANISIUS-BIJBEL, 18, 33, 53, 118, 157, 318, 346/7, 424, 462.
CANUS, Melchior, 12.
‘CARNALIA’, 329, 337v., 376.
‘CARO’, 331.
CARTESIANEN, 122.
CARTESIUS, 122/3, 307/8, 385.
CASSIRER, Ernst, 302, 306/7, 310.
CASTELLIO, 463.
CASTRO, Alf. à, 342.
CERINTHIANEN, 63.
CERINTHUS, 62-64.
CHAINE, Jos., 63.
CHALCEDON, Concilie van -, 38, 44, 99.
CHALDEËN, 321.
CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE, 289, 291.
CHAOS, Barth over -, 303, 318-320, 347/8, 358, 363, 365-382, 426/7; ‘-’ en ‘vorm’, 421.
CHARLES, R.H., 53/4.
CHEMNITZ, 29, 31-36.
‘CHIROGRAPHON’, zie: ‘handschrift’.
‘CHOOREIN’, 26, 120.
CHRISTUS, - Middelaar naar één of twee naturen?, 20/1, 25/6, vgl. ‘emperichoorése’; verhouding van de twee naturen van -, zie: naturen; ‘totus -’ en ‘totum Christi’, 25/6; verhouding van de twee naturen v. - vlgns de Lutherschen, 32/3; heeft - onpersoonlijke menschelijke natuur?, 37-49; - Zoon èn Heer v. David, 57-60; - bij gnostiek, 106/7; - als Woord (Logos), 137-181, 345, 453/4; - als Logos in het O.T., 144/5, 167/8, 171; Arianen over Zoonschap van -, 156-160; komen van - i.h. O.T., 171/2; - de hoogste engel?, 191-195; tegenwoordigheid v. - i.h. avondmaal, 355/6.
[pagina 492]
[p. 492]
CHRYSOSTOMOS, 163/4, 343, 361.
CHURCHILL, Winston, 443.
CLEMENS ALEXANDRINUS, 185.
COCCEJUS, 329; - over supra- en infralapsarisme, 456/7, 460-463.
COCCIUS, Iod., 11.
COCK, Helenius de, 237, 244.
‘COGITO, ERGO SUM’, 385.
‘COINCIDENTIA OPPOSITORUM’, - i.d. Openbaring?, 52/3.
COMMUNE GRATIE, zie: ‘algemeene genade’.
COMMUNE LOCI, 12-14, 18/9, 22/3, 236.
‘COMMUNICATIO IDIOMATUM’, - bij Lutherschen, 32/3.
COMMUUN, 236/7; -, algemeen en bizonder, 238/9.
CONSCIENTIE, zie: geweten.
CONCUPISCENTIE, 257, 332.
CONCURSUS, - v. God, 344, 379, 480.
‘CONDERE’, 371/2.
CONFESSIO GALLICANA, 68.
CONFUCIUS, 137.
CONSERVEERING, - v.d. wereld, 217-226; id. vlgns Barth, 365/6.
CONSTANTIE, - v. God, 258-288, 311-316, 371; - v.d. wereld, 258, 259.
CONSUBSTANTIATIE-LEER, 180, 353.
CONTRAIRE PRINCIPES, 368.
CONTRASTEN-TAFEL, 376.
‘CONTRITIO’, - en ‘attritio’, 365.
‘CONTRITIO CORDIS’, 331, 363.
CORDATUS, Konrad, 325.
CORNELIUS, 147.
CORVINUS, 83.
COX, S., 433.
‘CREARE’, 371/2, vgl. schepping.
CREATIANISME, 40, 47.
CRELLIUS, 101, 313.
CREMER-KÖGEL, 435.
CULTUUR, - en natuur, 310, 311.
CUNOW, H., 295/6.
‘CURA’, 394/5.
CURCELLAEUS, Steph., 127/8.
CUSANUS, 276.
CUVIER, 302, 304/5.
CYRILLUS ALEXANDRINUS, 164, 382.
‘DABAR’, 144.
‘DAG’, - en ‘nacht’, 360, 369.
‘DAGELIJKSCH BROOD’, 316.
DALMAN, 473.
DAMASCENUS, Joh., 10, 29, 33/4.
DANAEUS, Lambertus, 32-36, 316, 367/8, 371, 375.
DANIEL, 308.
DARWIN, Charles, 271/2, 287/8, 300/1, 352.
‘DASEIN’, het - vlgns M. Heidegger, 384-401, 404-407.
DAVENPORT, Marcia, 344.
DAVID, 156/7, 171, 181, 333; Christus Zoon en Heer van -, 57-60.
DEISSMANN, A., 452.
‘DELERE’, 365.
DELITZSCH, 374.
DELLING, 447.
DENZINGER, 43/4, 122.
DESTREZ, Jean, 336.
‘DETERMINATIO’, 378.
‘DEUGD IN HET MIDDEN’, 342.
DIAGORAS, 124.
DIALECTIEK, 402-405.
[pagina 493]
[p. 493]
DIALECTISCHE THEOLOGIE, - over evolutie-leer, 278-284, 303-305, 390, 431.
‘DIALECTISCHE’ VERKIEZING, 430/1.
DIBELIUS, M., 142/3.
‘DICHOTOMIE’, - v.d. mensch, 69-79.
DIELS, 197.
‘DIEPTE’, - Gods, 102/3, 371.
‘DIERCHOMAI’, 438.
DIEREN, hebben - religie?, 289; verschil tusschen menschen en -, 448.
DILTHEY, 385.
‘DINGEN’, - zonder meer niet ‘rechts’ of ‘links’, 361-364.
DIONYSIOS, godheid -, 208.
DIONYSIUS AREOPAGITA, 29, 34/5, 199, 212, 338.
DODS, M., 169.
DOEDES, J.I., 81, 289.
DOGMATIEK, M. Heidegger over Christelijke -, 385/6.
DOOD, de -, 359-361, 383/4; - vlgns M. Heidegger constitutief voor de wereld, 387-389, 397-406; Hegel over -, 402-404; - van Christus, 403-406; de Bijbel over den -, 405/6, 427/8, 438/9, 449; Max Scheler over den -, 407-412; - en leven ‘van den beginne’?, 383/4, 427/8, 437-442, 445, 452; - een ingedrongen vijand, 438 v.; verhouding zonde en -, 438-442, 451/2; - iets anders dan zonder-existentie-zijn, 444-450; eerste en tweede -, 450; - als bezoldiging der zonde, 451-453.
‘DOODEN’ EN ‘LEVENDEN’, 444-450.
DOOP, Luther over den -, 325.
DOOYEWEERD, Dr H., 72.
DORDTSCHE LEERREGELS, V, 14, 339, 342, 350.
DOXOLOGIE, - en belijdenis, 25, 51.
DREIGING, - in het Woord, 339, 340, 342, 350; - in het paradijs, 349-351.
DRIE-EENHEID, de - Gods, 7-64, 87-101, 120-132; - werkzaam in de geschiedenis, 7, 8, 12-19, 22-24, 65; ‘sporen’ der -?, 9-12, 16/7, 25, 131; beelden van de -, 10, 11; Hegel over de -, 15; Barth over de -, 15-19; abstractie in de - geoorloofd?, 21, 22; - gedefinieerd als ‘emperichoorése’, 25-37; - vlgns Kohnstamm, 50-53, 96-98; Schriftbewijs voor de -, 53-66, 150-155, 261; verhouding Vader-Zoon binnen de -, 103-109, 138-155, 174-186; oudste belijdenissen over de -, 182/3.
DRIESCH, H., 212.
‘DRONKEN’, - in de H. Schrift, 207-209.
DUALISME, - in God?, 343-346.
DUHM, 333.
‘DUISTERNIS’, 360, 368/9.
DUNS SCOTUS, 10, 11, 29, 30, 34, 365.
EASTON, 475.
EEDEN, Frederik van, 158.
EENIGHEID. - v. God, 53-55, 89.
EENVOUDIGHEID, - v. God, 19, 20-22, 30-37, 67-69, 79-96, 455/6, 460, 470, 480; - v.d. ziel?, 69-79, 114; - vlgns Plotinus, 204/5.
‘EERSTE-HANDS-WERKEN’, - en ‘tweede-hands-werken’, 372.
EEUWIGHEID, - v. God, 110-132; Boethius' definitie van Gods -, 116, 127-129, 447; - v. God vlgns Socinianen, 124-127; - v. God vlgns Remonstranten, 125-131.
EFESE, concilie van -, 99.
EFFICAX, - en efficient, 434, 440.
EGYPTE, 19.
‘EIGEN’ EN ‘VREEMD’ WERK, - v. God, 317-382, 402-405, 426/7, 431-437, vgl. rechter- en linkerhand.
EIGENSCHAPPEN, - v. God, 90, 423/4, 454, vgl. (wezen v.) God.
‘EINDIGEN’, 398/9.
EINDIGHEID, - en oneindigheid vlgns M. Heidegger, 404/5.
EISLER, Rud., 202, 267, 309.
EKKEHARD, 97, 100, 132, 314.
[pagina 494]
[p. 494]
‘ELEMENTEN’, 376/7.
‘ELEOS’, 435.
ELIA, 54, 408.
EMANATIE-LEER, 148/9, 200-226, 245/6.
‘EMPERICHOORÉSE’, 25-37, 65, 106, 120-122, 158.
ENGELEN, 446; - ‘eenvoudig’?, 69, 263.
‘ENGELCHRISTOLOGIE’, 191-199.
ENGEL DES HEEREN, de -, 171.
ENGELS, 275/6, 295/6.
‘ENHYPOSTATISCH’, 31/2, 38, 45/6.
ENJEDINUS, G., 67.
‘ENTMYTHOLOGISIERUNG’, 360.
‘EPHESIS’, 245-247.
EPIPHANIUS, 63.
EPISCOPIUS, S., 82, 129, 130, 313, 357.
ERASMUS, 461.
ERFZONDE, 389, 390; Kierkegaard over -, 394-396.
ERLAUTHALER BELIJDENIS, 202.
‘EROS’, 246/7.
‘ERUDITIO’, 343.
ES, A.H.G.P. van den, 173 (zie err.).
ESAU, 338, 383.
‘ESCHATOLOGIE’, 370.
ETHIEK, 367.
EUCHARISTIE, 449.
EVA, 96.
EVACUATIE, 360.
EVANGELIE, - en wet bij Lutheranen, 325-348, 434, 435; - en wet bij Barth, 434/5.
‘EVENREDIGHEID’, - v. God, 459.
EVOLUTIE-LEER, 268-316, 349, 371, 431; M. Heidegger over -, 390-394; K. Barth over -, 278-284, 303-305, 390, 431.
EWALD, 55.
EXEGESE, - en dogma, 298, 371.
EXISTENTIALISME, 99, 378, 383/4.
EXISTENTIE, hoedanig - te kwalificeeren?, 217-226; - iets anders dan leven, 224, 437, 442, 444-450.
‘EXISTENTIEELE ONTOLOGIE’, - van M. Heidegger, 384-401.
EXTASE, 208/9.
d'EYPERNON, Taymans, 107.
FABER, Bas., 265, 351.
FETISJISME, 290.
FICHTE, 290.
FIDEI RATIO, - v. Zwingli, 68.
‘FINITUM NON CAPAX INFINITI’, 280.
FISCHER, Kuno, 10, 267, 303, 308.
FLACIUS ILLYRICUS, 257/8.
FLORENCE, concilie van -, 121.
FLOSS, H.J., 10.
‘FOCUS IMAGINARIUS’, 307.
‘FOMES’, 365.
FORERIUS, 344.
FRANCISCUS PICCOLOMINEUS SENENSIS, 342.
FRANKFORT (794), concilie van -, 44.
FRANKFURTER BEKENNTNIS, 68.
FRAZER, J.G., 290, 293.
FRICK, Heinrich, 293.
GAUTIER, J., 63/4.
GEBOORTE, - en dood, 384.
GEDULD, Barth over - van God, 362/3, 377.
[pagina 495]
[p. 495]
GEEST, - en materie, 308.
GEEST (de Heilige -), - ‘woont’ in ons, 34, 35; - geen ‘kracht’, 94; 11e concilie v. Toledo over -, 104; - de ‘roeach’ v. Gen. 1:2, 286/7.
GEISMAR, E., 394.
GELOOF, het - ondeelbaar, 19-25, 36/7; - en denken, 24; - en natuurwetenschap, 305-307, 310/1.
GEMEENE GRATIE, zie: ‘algemeene genade’.
GEMEENSCHAP, 251-254.
‘GEMINA’, de praedestinatie -?, 357/8, 361/2, 430.
GEMSER, 58.
GENADE, algemeene, gemeene en bizondere -, 238/9; - en natuur, 242/3, 335, 337; definieering van -, 242/3, 257.
GENEBRARDUS, 262.
GENERALISEERING, gevaar van -, 444/5.
GENERATIE, - van den Zoon, 135-186; de term -, 155/6, 182/3; - is geen ‘maken’ v.d. Zoon, 182-185.
GEOMETRIE, Gods gerechtigheid zaak van -?, 330, 342, 436/7.
GERECHTIGHEID, - èn goedheid v. God, 343, 362, 377, vgl. toorn (en liefde); id. vlgns Strigelius, 330/1, 432, 436/7.
GERHARD, Johannes, 336.
GESCHIEDENIS, 287/8; Drie-eenigheid werkzaam in de -, 7, 8, 12-19, 22-24.
GESENIUS-ROBINSON, 55, 459.
GESNER, I.M., 265.
GETUIGENIS, het - van Vader, Zoon en H. Geest, 62-64.
GEWETEN, 331-333.
‘GEZUIVERD’, 360.
GIDEON, 171.
GIESENERS, 356.
GILLEBERTUS, 341.
GILSON, E., 338.
GNOSTIEK, 44, 62/3, 102/3, 106/7, 148, 245, 315/6, 318.
GOD, - slechts uit Zijn Woord te kennen, 12; drie-eenigheid van -, zie: Drie-eenheid; Hegel over -, 15; - ondeelbaar, 19-22; Wezen van -, 28-30, 88-128, 476-478, zie ook: drie-eenheid e.a. eigenschappen; mededeelbare en onmededeelbare eigenschappen v. -?, 90; ‘persoonlijkheid’ v. -, 92-101; id. te kennen door ‘ontmoeting’?, 97/8; ‘schoot’ (‘schatkamer’) van -, 103-110, 121; - geen ‘wordende’ god, 118/9, 186/7, 267/8; veranderlijkheid in -?, 124/5, 186/7, 258; - als Schepper, 182-305; - Váder, geen ‘bron’, 200-212, 263-265; onderscheid - en wereld, 258/9; onderscheid - en mensch, 423-425; evolutie in -?, 431; de-altijd-royale- -, 336, 437; affecten in -, 83, 127; ‘armoede’ van -, 148/9, 268, 373; besluiten van -, 84-87, 134, 162, 187, 260, 314, 379-382, 434, 455, 462-464, 470, 472, vgl. supra-lapsarisme; ‘diepte’ v. -, 102/3, 371; eigenschappen v. -, 90, 423, 424, 454, vgl. hier wezen; ‘evenredigheid’ v. -, 459; geduld v. -, 262/3, 377; gerechtigheid v. -, zie aldaar; haat v. -, 464-468; ‘identiteit’ v. -, 260, 265-268, 311-316, 429; ‘ingewanden’ v. -, 331; kennis v. -, 12, 13; liefde en toorn v. -, zie aldaar; - als ‘Maker’, 182-200; oeconomie v. -, 374/5, 383; paedagogie v. -, 331/2, 339; Raad v. -, zie aldaar; - altijd royaal?, 336, 437; toorn v. -, zie aldaar; ‘verberging’ v. -, 334, 345/6, 350-357; wil v. -, 160, 365, 373, 427; wijsheid v. -, 423-425, 453-459, 476.
GODSDIENSTHISTORISCHE SCHOOL, 53/4.
GOETHE, 370, 411, 418.
GOLGOTHA, 324, 333, 341, 355.
GOMARUS, F., 66/7.
GÖRRES, Jos. v., 132.
GRABMANN, M., 313, 336.
GRAND, L. le, 121.
GRANDERETH-KIRCH, 121.
GREGORIUS, Nyss., 347, 353.
GRENSSITUATIES, K. Jaspers over -, 413-422.
[pagina 496]
[p. 496]
GRENZEN, door God gelegde - in de schepping, 301-303.
GREIJDANUS, Dr S., 56, 62/3, 138-155, 163-173, 182, 184/5, 187-191, 193/4, 241, 243/4, 257, 438, 450, 474.
GRIMM, 426, 461.
GRISEBACH, 415.
GROSHEIDE, Dr F.W., 41, 163, 262, 474.
GUNKEL, 287.
GÜRTLERI, Nic., 184.
GUYAU, 422.
HAAT, - v. God, 464-468.
HAECKEL, Ernst, 89, 101, 272, 275, 291, 297.
HAGAR, 171.
HAITJEMA, Th., 357.
HALLEY, Edmund, 309.
‘HAMMABDIL’, 303, 319, 320, 358, 426/7.
‘HAMARTIGENIA’, 388.
HAND DES HEEREN, zie: rechterhand.
‘HANDSCHRIFT’ (Kol. 2:14), 327, 333.
HANNA, 325.
HARNACK, A.v., 62.
HARTWIG, Theodor, 276.
HASTINGS, 352, 454.
HAUCK, 107.
HAUZEUR, 344.
HAYMONIS, 198.
HECKENWAND, Umons, 107.
HEFELE, 122.
HEGEL, G.W.F., 10, 15, 94, 115, 275/6, 280-283, 297, 305, 360, 362, 366, 370, 374, 422; - over dood, 402-404.
HEIDEGGER, J.H., 257, 313, 352.
HEIDEGGER, M., 305, 378, 383-407, 410, 437.
HEIDELBERGSCHE CATECHISMUS, Zo. 1, 325, 341; Zo. 3, 4, 370; Zo. 18, 29; Zo. 34, 19; Zo. 41, 34, 35.
HEILIGMAKING, 349.
HEINIMANN, F., 258, 260.
HEITMÜLLER, W., 170.
HEMEL, - en hel, 254-256, 422, 479.
HEL, 254-256, 363, 367.
HENNEMAN, J.J., 310.
HEPP, Dr V., 31, 40-43, 47/8, 72/3, 230-232, 235/6, 240-242, 244.
HEPPE, H., 30/1, 456, 460.
HERACLITUS, 267.
HERBART, J.F., 309.
HERDER, J.G., 276.
HERMES TRISMEGISTOS, 11.
HESSHUSIUS, 21, 472.
‘HIDRYSE’, 34.
HIERARCHIE, - der dingen, 211-216.
HIERONYMUS, 164, 344.
HILDUINUS, 34, 199.
HISTORIE, 287/8, 291/2, vgl. geschiedenis.
HISTORISCH MATERIALISME, 275, 295/6.
HITLER, 329.
HIZKIA, 330, 408.
HOBBES, Thomas, 271/2, 316, 318.
HOCEDEZ, E., 80.
HOEKSTRA, Dr T., 48, 72.
HOLDERUS, Wuilh., 356.
HOLLAZIUS, Dav., 29, 372.
HOLTZMANN, 141/2.
HOLWERDA, Prof. B., 54, 58.
[pagina 497]
[p. 497]
HOLZINGER, 55.
‘HOMOOUSIOS’, 43, 104.
HONGAARSCHE BELIJDENIS, 202.
HONIG, Dr A.G., 39, 41/2, 46, 72, 240.
‘HOOGE GODEN’, 277, 290, 295.
‘HOOGSTE GOED’, God als -, 245/6.
HOOR, F.M. ten, 366.
HOORNBEEK, Joh., 86.
HORSTIUS, I.M., 341.
HOTTINGER, J.H., 221, 287, 319, 371.
HUGO v. ST. VICTOR, 30.
HUNNIUS, Aeg., 356, 372.
‘HUREN’, 347/8.
HUSSERL, 385.
HUTTERUS REDIVIVUS, 27, 267.
HUSELEY, 297.
HUYGENS, 307/8.
‘HYPOSTASE’, 93, vgl. persoon.
IBSEN, 437.
‘IDEAE INNATAE’, 236/7.
‘IDENTITEIT’, - van God, 260, 265-268, 311-316, 429.
IERSCHE ARTIKELEN, 202.
‘IGNOREEREN’, 375.
IMLE, Fanny, 29.
IMMANENTIE, - en transcendentie Gods, 261.
INCARNATIE, zie: Vleeschwording.
‘IN DEN BEGINNE’, 221, 298-303, 315, 392-396, 406.
INDULGENTIE, 344.
INFRALAPSARISME, 468-470, vgl. supra-lapsarisme.
‘INGEWANDEN’, - v. God, 331.
‘INITIUM’, 303.
‘INTELLECTUM’, ‘vexatio dat -’, 333-337, 342-346.
INTERPRETATIE, velerlei - v.d. belijdenis mogelijk?, 14, 15, 18.
‘IRA’, 428-437.
IRENAEUS, 178, 375.
ISELIN, Izak, 276.
ISIDORUS, 10.
ISRAËL, 329.
IZAK, 345.
JACOB, 156, 171, 345, 353-355, 383.
JACOB, B., 217, 221, 286/7, 318, 366, 368/9, 374.
JACOBIETEN, 121.
JACOBUS DE VORINAGE, 336.
JAHWE, 19, 260.
JAMBLICHEUS, 212.
JANSE, A., 73.
JASPERS, Karl, 412-422.
JAVET, J.S., 196-198.
JEANS, James, 307.
JEFTA, 53/4.
JELLES, J., 307.
JEREMIAS, Alfred, 274, 287, 297.
JEROME, 475.
JERUZALEM, 433.
JESAJA, 321-324.
JOHANNES (de discipel), 140.
JOHANNES (de Dooper), 170.
JONATHAN, 156.
JOSAFAT, dal van -, 344.
JOSEPHUS, Flavius, 352.
[pagina 498]
[p. 498]
JOÜON, Paul, 319.
JOZEF, 181.
JOZUA, 57, 171, 444.
JUDAS, 331, 436.
JULIANUS, 257.
JUNIUS, 45.
JUSTINUS (MARTYR), 183, 353.
KABBALISTEN, 313.
KAIN, 363.
KALMA, J., 300/1.
KAMOS, 54.
KANT, Imm., 75, 302, 306-308, 310, 313, 315.
KASTEELE, R.P.v.d., 307.
KASTIJDING, - of straf?, 359, 360, 364.
AL-KASYARI, 381.
‘KATASTROFES’, 304.
KAWEREN, G., 21.
KECKERMANN, B., 10, 11.
KEHRBACH, Karl, 309.
KEIL, 475.
KEITH, Sir Arthur, 270/1, 297.
KENNIS, - v. God, 12, 13.
KIERKEGAARD, Sören, 19, 115, 280-282, 334, 358, 419, 420; - over angst, 394-396; - over zonde en dood, 395, 441.
KITTEL, Gerh., 49, 51, 54, 63/4, 105, 107, 139, 142, 144/5, 382, 424, 438, 447.
KITTEL, Rud., 55.
KLEYN, H.G., 122.
KOEP, W., 253.
KÖHLER, 470.
KOHNSTAMM, Dr Ph., 50, 96-98.
KÖNIG, Ed., 333.
KONINGSCHAP, - v. Christus, 228/9.
‘KONINKLIJKE WEG’, 342.
KOOPMANS, Dr, 99.
‘KOPOS’, 448.
KRAAN, Dr E.D., 437.
KRINGLOOP, eeuwige -, 349.
KROMSIGT, J.Ch., 357.
KRONOS, godheid -, 208-211.
KÜHLER, 125/6.
KU-KLUX-KLAN, 352.
KUYPER Sr, Dr A., 13, 31, 42, 70, 72, 74-76, 78, 81, 226-235, 237, 238, 240-245, 366.
LABBIS, Phil., 265.
LACTANTIUS, (zie err.), 185.
LAGERCRANTZ, 197.
LAGRANGE, M.J., 209.
LAM, 328, 346.
LAM, Dr H.J., 269, 270, 298-305.
LAMBOT, D.C., 107.
LANG, A., 29, 80, 276, 290/1.
LANG-LECHNER-SCHMAUS, 336.
LAPIDE, Corn. à, 300, 344.
LAPLACE, 307/8, 315.
‘LARVE’, Barth over - van God, 334, 345/6, 350-357, 361.
LAVOISIER, 310.
LEBRETON, Jules, 27, 177/8, 183.
LECHNER, J., 29, 80.
LEEUW, Dr G.v.d., 291/2.
[pagina 499]
[p. 499]
LEIBNITZ, G.F., 10, 297, 303, 308.
LEONTIUS v. BYZANTIUM, 80.
LESSING, 276.
LEUVEN, Bijbelvert. v. -, 336.
LEVEN, Christus het -, 166/7; - iets anders dan existentie, 224, 437, 442, 444-450; zin van het -, 248-256; verhouding - en dood, 383/4, 427/8, 437-442, 445, 452; Max Scheler over -, 407/8.
‘LEVENSFILOSOFIE’, 385-406.
LEVIATHAN, 271, 316, 318.
LEWY, H., 208.
LICHAAM, - èn ziel tempel v.d.H. Geest, 34, 35; verhouding - en ziel, 69-79; waardeering v.h. -, 212v., 328-338, 376.
LICHAAMSDEELEN, - v. Christus, 337.
LICHAMELIJKHEID, - en ‘eenvoudigheid’, 68, 69.
LICHT, Christus als het -, komende i.d. wereld, 166-173.
LIDDELL-SCOTT, 220.
LIEFDE, - en toorn in God, 347/8, vgl. gerechtigheid; M. Scheler over - en toorn in God, 411/2; K. Jaspers id., 417/8; K. Barth id., 428-437.
LIMBORCH, Ph. à, 83, 85, 129, 130.
LINDEBOOM, Prof. L., 75, 78.
LINNAEUS, 298-301.
‘LITURGEN’, - v. God, 263/4.
‘LOCI COMMUNES’, 12-14, 18/9, 22/3.
LOGICA, - en geloof, 24, 51.
‘LOGOS’, 385.
‘LOGOS’, Christus als -, 137-181, 345, 453/4; - vóór de vleeschwording, 144/5, 167/8, 171; verschil tusschen - en ‘Rhêma’, 176/7, 262/3, 353; ‘logos endiathetos’ en ‘logos prophorikos’, 178/9, 206; Plotinus over -, 205/6.
LOMBARDUS, Petrus, 338.
LONPRÉ, Ephrem, 29.
LOON, 452/3.
LOS, Dr S.O., 40, 46-48.
LUCAS TUDENSIS, 257.
LUGO, 344.
LULLUS, R., 11.
LUTHER, 157, 179, 475; - over ‘eigen’ en ‘vreemd’ werk v. God, 321-326, 334-348, 352, 358, 363-365, 375/6, 432, 434; - over ‘larve’ Gods, 334, 345/6, 350-357, 361.
LUTHERANEN, 26, 32/3, 179, 180.
LIJDEN, 359, 360, 364; M. Scheler over - en dood, 407-412; K. Jaspers over - 414-417.
MAC ARTHUR, 443/4.
MACCOVIUS, 101.
MACEDONIANEN, 164.
‘MACTATIO MYSTICA’, 449.
MADOZ, J., 104.
MAGIE, 293.
‘MAKER’, God als -, 182-200.
MAKKABEEËN, 57.
MALCHION, 80.
MALON, 344.
‘MANDATUM ADIUNCTUM’, 353.
MANICHEÏSME, 164, 202, 357-375, 380/1.
MANSI, J., 342/3, 347/8.
MARCION, 388.
MARCKIUS, 199.
MARESIUS, 101, 442.
MARIA (moeder des Heeren), 40, 42, 181, 184, 345, 444.
MARTIN, R.M., 33.
[pagina 500]
[p. 500]
MARX, Karl, 275/6, 295, 297.
‘MASKER’, - v. God, 334, 345/6.
MATERIALISME, 274/5.
MATERIE, - bij neoplatonici, 212-216, 245/6.
MAUPERTIUS, 302.
MEDEDEELBARE EIGENSCHAPPEN, zijn er - èn onmededeelbare eigenschappen Gods?, 90.
MEER, Hubertus van der, 123.
MELANCHTHON, 326/7, 331, 333-336, 436.
MELCHIZEDEK, 12, 58-60.
MELSEN, A.G.M. van, 310.
MELUN, Rob. de, 33.
MENSCH, ‘primitieve’ -, 277/8, 288-296, 390-394, 416; Heidegger over den -, 384-401; Calvijn over den -, 385-388; transcendentie van den -?, 385-388, 403, 410; onderscheid God en -, 423-425; - -van-den-beginne, 392-396.
‘MÊ-ON’, 347.
MENTZER, Balthasar, 356.
‘MERIMNA’, 394/5.
MESSIASVERWACHTING, - bij de Joden, 57-60.
MICHAELIS, W., 191-196, 199.
MIDDELAAR, de - vlgns Osiander, 20, 21; de - vlgns Stancarus, 20, 21.
MIGNE, 10, 12, 28, 33, 63, 121, 262, 300, 353.
‘MINAE’, 339, 340, 342, 349-351.
MINGES, Parth., 10-12, 365.
‘MINIM’, 426.
MIS, de Roomsche -, 449.
MISKOTTE, Dr K.H., 50/1, 283/4, 321, 334, 375.
‘MODICUM’, 356/7.
MOGELIJKHEDEN, - bij God, 379-382.
MOLESCHOTT, 274.
MONISME, 272, 275.
MONOTHEÏSME, - en polytheïsme, 53, 54.
MONNIER, 141.
MOOR, B. de, 31, 87, 101, 357, 454.
MORE, Henry, 303.
MORNAEUS, Ph., 10, 11.
‘MORTIFICATIE’, - en ‘vivificatie’, 328-337.
MOTTE, Andrew, 303.
MOZART, 113, 378.
MOZES, 57, 171, 353, 408.
MÜLLER, E.F.K., 7, 53, 68, 261.
MULLER, F., 173.
MÜLLER, J.T., 333-335.
MUNZ, Rom., 340.
MUSCULUS, Andreas, 11, 13, 424.
MUSEON, 380/1.
MYSTERIE, Drie-eenheid een -, 25-32, 36/7, vgl. Drie-eenheid.
MYSTIEK, 132, 137, 212v., 246, 336-338, 341/2; Oostersche -, 368.
MYSTIEKE UNIE, 179, 180.
MYTHOLOGIE, Gen. 1 -?, 359, 360.
‘NACHT’, 360, 369.
NAHLOWSKY, 309.
‘NATURALIA’, 361-364.
NATUREN, vereeniging van de twee - van Christus, 20/1, 25/6, 31-37v., 62-64, 80, 94-96, 180/1; id. vlgns Lutherschen, 32-35, 180.
NATUUR, - en cultuur, 310/1; bezit Christus een onpersoonlijke, menschelijke -?, 37-49; - en persoon v. God vlgns Schelling, 103/4; - en genade, 242/3, 335, 337; - ‘naturans en naturata’, 201; ‘van nature’, 118.
‘NATUURKRACHTEN’, functie v.d. -, 262/3; - en God, 267.
NATUURLIJK LICHT, 110/1, 235-237, 424.
[pagina 501]
[p. 501]
‘NATUURLIJKE’, het -, 329, 337v., 376.
NATUURWETENSCHAP, - en H. Schrift, 446; - en geloof, 305-307, 310/1.
NAUMANN, Leopold, 337.
NAZIANZENUS, 452.
‘NECESSITAS’, 358, 364/5, 372.
NEDERLANDSCHE GELOOFSBELIJDENIS, - art. 1, 68, 90; - art. 9, 182; - art. 12, 201/2, 212, 216, 247, 310; - art. 14, 337; - art. 19, 78; art. 36, 240; - art. 37, 78.
‘NEGATIE’, 370-374, 378.
NEO-DARWINISME, 274.
NEO-MANICHEÏSME, 357-375, 434.
NEO-PLATONISME, 148, 200-216.
NEO-PYTHAGOREEËN, 376.
NESTORIUS, 45/6, 121, 184.
NEWTON, Is., 303, 307-309.
NICEA, geloofsbelijdenis van -, 182.
‘NICHTIGE’, het -, 358-370, vgl. ‘niets’.
NICOLL, W.B., 109.
‘NIETS’, het - 305, 348, 358-360, 366, 384, 390, 401, 404/5.
‘NOACHIETISCH VERBOND’, 234/5.
NOMINALISME, 338, 372.
NOORDTZIJ, A., 260, 368, 374, 459.
‘NOUS’, - en ‘materie’, 212-216.
NOVALIS, 137, 310, 360.
NOVATIANUS, 185.
NOWACK, 55.
‘OBEX’, 365.
OCCAM, Willem van, 80, 358.
‘OCCASIES’, 461/2.
ODE, J., 263.
OECONOMIE, - van God, 374/5, 383.
OEDERUS, G.L., 125.
OEPKE, 64.
OER-MONOTHEÏSME, 277, 290/1, 294/5.
OFFER, - vlgns M. Scheler, 409-412.
‘OFFICIUM’, 443.
OHASAMA, Schûej, 107.
‘OIKONOMIA’, zie: oeconomie.
OLEVIANUS, 57.
ONDEELBAARHEID, - v.d. drie-eenigen God, 19-22, vgl. eenvoudigheid.
ONDERHOUDING, - der wereld, 212-224, 245-258.
ONEINDIGHEID, - van God, 114; het begrip -, 115, 122/3.
‘ONGEWORDEN’, beteekenis van -, 105, 183/4.
‘ONPERSOONLIJKE MENSCHELIJKE NATUUR’, - v. Christus?, 37-49.
ONREINHEID, Jaspers over -, 418.
ONSTERFELIJKHEID, - van God èn v.d. mensch, 69, 114; - der ziel?, 69-79, 114.
‘ONTMOETING’, Gods persoonlijkheid te kennen door -?, 97/8.
ONVERANDERLIJKHEID, - van God, 186/7, 258, 267.
OPENBARING, Barth over -, 15-18; ‘coincidentia oppositorum’ i.d. -?, 52/3.
OPPERWEZEN, de naam -, 158.
‘OPSOONIA’, 451/2.
OPSTANDING, eerste en tweede -, 450v.
‘OPSTIJGING’, - tot God, 245-247, vgl. mystiek.
‘OPUS ALIENUM’, - en ‘opus proprium’, 317-382.
ORELLI, Conr. von, 290.
ORIGENES, 33, 149, 153, 185, 270.
OSCILLATIE, 308-310, 378.
OSIANDER, Andreas, 20.
[pagina 502]
[p. 502]
OSTWALD, Wilhelm, 272, 275.
OTTO, Rudolf, 137, 277, 291.
OUDE TESTAMENT, verhouding - en N.T., 329, 334.
OURANOS, 208, 210/1.
‘OUSIA’, - naam voor den Zoon, 176.
‘OVERGEVEN’, het - v.d. mensch door God vlgns Barth, 436.
‘PACTUM SALUTIS’, zie: vrederaad.
PAEDAGOGIE, - van God, 331/2, 339.
PANAETIOS, 43.
PANDOCHUS, 357.
PANTHEÏSME, 100, 103/4, 118/9, 137, 148/9, 200-216, 309-311.
PAPE, W., 173.
PAPPIUS, Ioh., 356.
‘PARADOX’, 376/7.
PARADIJS, dreiging in het -, 349-351; toestand v.d. mensch in het -, 385-394, 406, 448; paradijs I en paradijs II, 448.
PARADIJS-VERHAAL, 416, 420-422.
PAREUS, 261.
‘PAROOL’, 347.
PAULUS, 192, 197, 321, 323, 397, 436.
PAULUS VAN SAMOSATA, 67, 80, 176, 184.
PAULY-WISSOWA, 352.
PEDERSEN, J., 426.
PELAGIUS, 126, 225/6, 257.
PELLIOT, Chavánnes, 381.
PÉQUIGNY, 33.
PERAZIM, 303, 344/5.
‘PERFECTUM PRAESENS’, 90, 110.
PERFORATIE-DOOD, 449, 450.
‘PERICHOORÉSE’, 26-37, 120-122, 356, zie: ‘emperichoorése’.
PERSONEN, God, drie - één Wezen, 24-35, 100/1, vgl. drie-eenheid. ‘emperichoorése’.
PERSONALISME, - en universalisme, 72.
‘PERSONA PUBLICA’, 95, 96, 101, 392, 422.
PERSONEELE UNIE, - van Christus' twee naturen, 20/1, 25/6, 31-35, 37v., 62-64, 80, 94-96, 180/1, vgl. ook onpersoonlijk.
PERSOON, - en natuur, 30, 72; id. bij Schelling, 103/4; beteekenis v.d. term -, 41, 47/8, 93-96, 99, 101, 136; - van Christus, 180/1.
‘PERSOONLIJKHEID’, - v. God, 92-101.
PETAVIUS, Dionysius, 10.
PETERSEN, 334.
PETRUS, 147, 331.
PETRUS LOMBARDUS, 338.
PEYRÈRE, Isaac de la, 273, 441/2.
PHAENOMENOLOGIE, 400, 401.
‘PHANTASMA’, 352.
PHILIPS, G., 225.
PHILO, 138, 145, 191, 342, 376, 454.
‘PHLOGISTEN-THEORIE’, 310.
‘PHUSEI’, 118.
‘PHYSICO-THEOLOGIE’, 367.
PISCATOR, Joh., 347, 364.
PIUS XII, 272, 310, 311.
PLANT, - en dier, 302.
PLATO, 11, 40, 70, 76/7, 81, 110, 113, 206/7, 215, 251, 268, 316.
PLOTINUS, 112-114, 117, 202-208, 210-215, 224, 245, 246, 251, 255, 268.
PNEUMATOMACHEN, 164.
PNIËL, 345, 352-355.
‘POIEIN’, - en ‘prattein’, 347/8.
POIRET, P., 10.
POLAK, L., 412, 415, 422.
[pagina 503]
[p. 503]
POLANUS A POLANSDORF, 30, 360.
POLARITEIT, - v.h. leven vlgns Jaspers, 414.
POLITIEK, 329.
POLYGENISME, 273, 311.
POLYTHEÏSME, - en monotheïsme, 53, 54.
PORPHYRIUS, 269.
‘POSSESSIO TOTA SIMUL’, 110-128, 371.
‘POTESTAS MAIOR’, 359.
‘POTESTAS ABSOLUTA EN ORDINATA’, 365, 372/3.
PRACTISCH SYLLOGISME, 327.
PRAE-AETERNITEIT, 125.
PRAEDESTINATIE, 126/7; ‘dubbele -’, 357/8, 361/2, 430; Barth over -, 363/4, 382, 429-431.
PRAE-HISTORIE, 291, 292.
‘PREPEIN’, 457-459.
PREYSS, Chr., 13.
‘PRIMITIEVE’ MENSCH, 277/8, 288-296; M. Heidegger over -, 390-394; K. Jaspers over -, 416.
‘PRIMITIEVE’ RELIGIE, 274, 289-297.
‘PRINCIPIUM’, 121, 303.
PRINS, Dr P., 236.
PRODUS, 212.
‘PROTOLOGIE’, 370.
PRUDENTIUS, 10, 108, 351, 388, 395.
PRZYWARA, Erich, 266/7.
PTOLEMAEUS, 159.
PUECK, Henri Charles, 316.
‘PUER AETERNUS’, 136/7, 159, 175.
PIJN, - als weldaad, 359.
PYTHAGORAS, 10, 257.
‘QUADREEREN’, 318, 319.
QUENSTEDT, J.A., 11.
QUINTILIANUS, 319.
RAAD, - v. God, 134/5, 379, 380, 463, 478-480, vgl. besluiten; - èn daad v. God, 359-362.
RAKOUSCHE CATECHISMUS, 125.
RAUFT, 267.
‘REACTIE-THEORIE’, 421, vgl. antinomieën.
REBEKKA, 383.
‘RECHT SNIJDEN’, 329.
RECHTER- EN LINKERHAND, - van God, 317-382.
RECHTSGEDINGEN, - tusschen God en mensch, 440.
RECHTVAARDIGING, Luther over -, 363.
REDE, - bij neoplatonici, 246; M. Heidegger over -, 385.
REDELIJKHEID, - v.d. creatuur, 78.
‘REFLEX’, Barth over -, 437.
RELIGIE, ‘primitieve’ -, 274, 289-297; Barth over -, 284-287.
REMONSTRANTEN, 82-87, 160, 178, 236; - over eeuwigheid Gods, 125-131; - over identiteit Gods, 312/3.
RESCH, A., 141.
RETARDATIE, 349.
‘RHÊMA’, Christus ‘Logos’ of -?, 176/7, 262/3, 353.
RICH, 351.
RICHARD DE MIDDLETON, 80.
RICHARDSON, 309.
RICKERT, H., 250, 443/4.
RIDDERBOS, Dr H.N., 458.
RIDDERBOS, Dr J., 48, 73, 239, 333.
RIDDERBOS, Dr S.J., 336, 437.
RIGAUX, Béda, 64.
[pagina 504]
[p. 504]
RIGGENBACH, 262.
RITSCHL, A., 439.
RJAZANOV, D., 276.
‘ROEACH’, 286/7.
ROUËT DE JOURNEL, 185, 382.
ROMANTIEK, 104, 150, 309, 310, 330.
ROME, 4e concilie van -, 43.
ROMEINEN, 352.
ROOMSCHEN, - over God, 100, 344; - over evolutie, 310, 311.
ROSKOFF, G., 290.
ROTHACKER, Erich, 288.
ROYAAL, God altijd -?, 336, 437.
RUBEN, 156.
RULER, A.A. van, 280, 345.
RUNCIMAN, S., 316.
RÜSSINIUS, 472.
SABELLIUS, 35, 43/4, 93.
SABUNDE, Raym. de, 10.
SALOMO, 156, 171, 265, 336.
SAMENHANG, - èn samengang der dingen, 251-254.
SAMOSATA, Paulus van, 67, 80, 176, 184.
SAMUËL, 325.
SARTRE, J.P., 305, 378, 383, 437.
SATAN, 102, 255, 316, 347, 360, 421, 439, 471/2.
SATANAËL, 316.
SATURNALIA, 352.
SAUL, 156.
SAUMUR, school van -, 362.
‘SCHADUW’ (-ZIJDE), 359, 369, 370, 372, 375, 379, 380, 435.
SCHAEDER, 97/8.
‘SCHATKAMER’, - v. God, 103-110, 121.
‘SCHEIDING’, God maakt -, 303, 319, 320, 358, 426/7.
SCHELER, Max, 385, 407-412, 415, 422, 437.
SCHELLING, 103, 104, 212 267, 360.
‘SCHEMA’, 361.
‘SCHEPPEN’, woorden voor -, 221.
SCHEPPER, God als -, 182-305.
SCHEPPING, 201-226, 245-262, 270-272, 287, 296-304, 348-351, 379-382, 423-426, vgl. evolutie-leer; - of emanatie, 148/9, 200-226, 245/6; verschillende belijdenissen over -, 202; werk van den Logos bij de -, 187-196; - vlgns K. Barth, 283-287, 317-320, 362-384, 394, 426/7; - ‘uit niets’, 305, 348; - en verbond, 440-442; wijsheid v. God in de -, 453-459.
SCHEPPINGSMIDDELAAR, de Logos -?, 190-196.
SCHEPPINGSVERHAAL, 270-272, 297-299, 304.
SCHEVEN, Richard, 116.
SCHILDER, Dr K., 52, 219, 220, 225, 304/5, 328, 349, 368, 459, 470.
SCHLATTER, A., 168/9.
SCHLEIERMACHER, 104, 137, 150, 281/2, 297, 309, 310.
SCHLIER, 199, 382, 424.
SCHMAUS, M., 29, 80.
SCHMIDT, P.W., 277, 290-296.
SCHNEIDER, 63, 438.
SCHOETGENIUS-LIGHTFOOT, 263.
SCHOKKING, H., 357.
SCHOLASTIEK, 29, 129.
‘SCHOOT’, - en ‘schatkamer’ van God, 103-110, 121.
SCHOTSCHE BELIJDENIS, 136.
SCHOTT, E., 401.
SCHÜEPP, O., 303, 305.
SCHULD, M. Heidegger over -, 389-394; K. Jaspers over -, 418-420.
[pagina 505]
[p. 505]
SCHÜRER, 454.
SCHÜTZ, 266.
SCHWARTZ, Ed., 42, 99.
‘SCIENTIA MEDIA’, 344, 471.
SCOTISTEN, 115/6, 313.
SCOTUS ERIUGENA, Joh., 212.
SEEBERG, R., 62, 357.
SEYSS INQUART, 323.
SHEED, F.J., 90.
SICHEN, G.v., 266.
SIMEON, 23.
SIMON TORNACENSIS, 80.
SIMSON, 171.
SIRKS, M.J., 303.
‘SJAMAR’, 366.
‘SKANDALON’, 458.
SNEEK-UTRECHT (1944), Synode van -, 329.
SOCINIANEN, 101, 122, 424; - over eeuwigheid Gods, 124-127, 313; - over identiteit Gods, 312/3.
SOCINUS, Faustus, 124/5.
SOCRATES, 81.
SOEFISME, 212.
SOFISTEN, 327.
‘SOORT-BEGRIP’, 298-301.
‘SPEL-MOMENT’, 345.
SPENCER, Herbert, 290.
SPENER, Ph.J., 195, 334.
SPENGLER, O., 409.
SPINOZA, 97, 103, 307, 378.
‘SPOREN’, - der drie-eenheid?, 9-12, 16/7, 25, 131.
SPRUYT, Dr C.B., 237.
‘STAAT DER RECHTHEID’, 385-394, 406, 421/2, 447.
STÄHLIN, Gustav, 458.
STANCARUS, 20.
STAPHYLUS, Fredericus, 21, 22.
STAUFFER, 54.
STEEN, Dr H., 41, 48, 72.
‘STERESE’, - t.o. ‘terese’, 212-224, 245-256, 348.
STERNBERGER, Adolf, 401-407, 437.
STERVEN, - en overlijden, 399, 400, vgl. dood.
STIPENDIUM, 442, 452.
STOA, 394.
‘STOICHEIA’, - der wereld, 196-199.
STRACK-BILLERBECK, 57.
STREMPF, Ch., 394.
STRIGELIUS, V., 327-332, 432, 436/7.
STRIJD, - als grenssituatie, 417.
SUAREZ, Fr., 117, 342, 344.
SUBORDINATIE, - v.d. Zoon aan den Vader, 153/4.
SUBSTANTIALITEIT, - der ziel, 69.
‘SUBSTANTIE’, 93, 99.
‘SUBSTRAAT’, 477-479.
SUPRA EN INFRA-LAPSARISME, 455-480.
SWANN LULL, Richard, 301.
SWEDENBORG, Em., 302/3, 307/8, 365.
SYMPATHIE, - en antipathie v. God, 330, 437.
SYNERGISME, 327-329.
SYNOPSIS PURIORIS THEOLOGIAE, 47, 95.
TAULER, 337/8, 348.
TEGENGESTELDE PRINCIPES, - bij de schepping?, 368, 375-378, vgl. chaos.
[pagina 506]
[p. 506]
TEGENWOORDIGHEID, - v. Christus in het Avondmaal, 355/6.
‘TEHOOM’, 368/9, 374.
‘TELOS’, 452.
‘TERESE’, zie: ‘bewaren’; - en ‘sterese’, 212-224, 245-256, 348.
‘TERREINEN-LEER’, 229-231.
TERTULLIANUS, 194.
TESTIMONIUM SPIRITUS SANCTI, 98.
THALHEIMER, 276.
THEILER, Willy, 269.
THEODICEE, 409.
THEODORETUS, 164.
THEODOTION, 475.
‘THEOGONIE’, 267, 311.
‘THEOTOKOS’, 184.
THÉRY, P.G., 26, 34, 199.
‘THESAUROS’, 106-111.
THOMAS (DE DISCIPEL), 157.
THOMAS VAN AQUINO, 69, 79, 80-84, 112, 113, 115-117, 204/5, 266, 286, 344.
THORA, hypostaseering v.d. -, 177/8.
TIELE, C.P., 289.
TIELE-SÖDERBLOM, 274, 289, 290.
TIELE-WUNDT, 290.
TITIUS, Arthur, 272, 301/2, 304.
‘TOELATEN’, - v.d. zonde, 380/1, 388.
‘TOHOE-WABOHOE’, 368, vgl. ‘chaos’.
TOLEDO, 11e concilie van -, 104.
TOLSTOY, 417.
TOORN, - v. God, 428-431; - v. God t.o. barmhartigheid als ‘vreemd’ t.o. ‘eigen’ werk, 428-437.
‘TOTA SIMUL’, 110-128.
TRANSCENDENTIE, - en immanentie v. God, 261; - bij den mensch?, 385-388, 403, 410.
TRENCH, 55.
TRENTE, concilie v. -, 262, 265, 344.
TRINITEIT, zie: Drie-eenheid.
TROUW, - v. God, 259, 260, 266.
TÜBINGERS, 356.
TURRETTINUS, Fr., 30, 472, 474.
TWAALF ARTIKELEN, zie: Apostolicum.
TWISSUS, G., 83, 87, 130, 434.
TIJD, - en eeuwigheid, 115, 116.
TYLOR, E.B., 290, 293.
TYPEN, - i.d. Bijbel, 12.
UNIVERSALISME, metaphysisch -, 118, 119; - en personalisme, 72.
‘UNIVERSUM’, 375.
URSINUS, 55, 57, 95, 180, 262.
‘UTERUS’, 103-108.
VADER, verhouding - en Zoon in de Drie-eenheid, 103-109, 138-155, 174-186, vgl. Drie-eenheid, generatie; God is -, géén ‘bron’, 200-212.
VADERSCHAP, - v. God, 263-265.
VAILLANT, André, 316.
VALENTINIANEN, 160, 161, 375.
VALENTINUS, 103, 159.
VALETON, J.J.P., 260, 262.
‘VAN DEN BEGINNE’, 221, 298-303, 315, 392-396, 406.
VASQUEZ, 115, 116.
VERANDERLIJKHEID, - in God?, 124/5, 186/7, 258.
‘VERBERGING’, - v. God?, 334, 345/6, 350-357.
VERBOND, 254-256, 433; - en schepping, 440-442.
[pagina 507]
[p. 507]
VERBONDSWRAAK, 329.
VERKIEZING EN VERWERPING, Barth over -, 373/4, 429-431, 434, vgl. praedestinatie; grond van de - vlgns Gereformeerden, 430/1, 463-468.
VERZOENING, - door God, 439.
‘VESTIGIA TRINITATIS’, 9-12, 16, 17, 25, 131.
‘VEXATIO DAT INTELLECTUM’, 333-337, 342-346.
VICTORIA, Rich. a, 10.
VILLETANUS, Lud. Io., 265.
‘VINGER GODS’, 382.
‘VIRTUEEL’, 363.
VITRINGA, C., 347, 364.
VITUS, S., 357.
‘VLEESCH’, 337.
VLEESCHWORDING DES WOORDS, 37-49, 62-64, 138-184.
VLOTEN (v.) - LAND, 307.
VOETIUS, G., 30, 101, 238, 245.
VOGEL, Dr C.J. de, 27, 157-159, 181, 183.
VOGEL, Heinrich, 430, 431.
VOGT, 274.
VOLLENHOVEN, Dr H.Th., 39-46, 49, 70, 79.
VOLTAIRE, 346/7.
VONDEL, J.v.d., 92, 132.
VOOR-KENNIS, - v. God, 426.
VOORZIENIGHEID, - v. God, 220, 221, vgl. conserveering.
VORSTIUS, 125.
VOSSIUS, G.J., 82, 99, 182, 226, 265.
‘VOX’, - of ‘verbum’, 347.
VREDE, de door God geschonken -, 439.
VREDERAAD, 65, 85.
‘VREEMD’, - en ‘eigen’ werk v. God, 317-382, 402-406, 426/7, 431-437.
‘VREEMDE TALEN’, 321-323.
‘VROOLIJKHEID’, - v. God, 453/4v.
‘VRIJHEID’, - v. God, 371-375, 423-425.
VRIJMETSELAARS, 206.
VULGATA, 157, 162, 300, 342, 356, 394/5, 449, 459.
VIJANDEN, ‘toen wij nog - waren’, 439.
WAARDE-ONWAARDE, K. Jaspers over -, 413, 414.
WAARDEFILOSOFIE, 248-250.
WAGENMANN, 21.
WAGENMANN-KAMERAN, 328.
WALAEUS, Ant., 130.
WALDENSER BELIJDENIS, 68, 202.
WARICHEZ, J., 80.
WATERINK, Dr J., 41, 47/8, 72.
WEDERGEBOORTE, 451.
WEISS, B., 169.
WENDT, H.H., 141.
WERELD, Cartesius over de -, 122, 123; - vlgns neoplatonici enz., 201-224, 244, 245; onderhouding der -, 212-224, 245-258; constantie der -, 258, 259; waardeering v.d. - door God, 455, 457/8, 478-480.
WERNER, Martin, 62/3, 191-199.
WESTCOTT-HORT, 459.
WESTERHOVIUS, A.H., 357.
WESTMINSTER CONFESSIE, 68, 202.
WET, - als hypostase bij de rabbijnen, 177, 178; - en evangelie bij Lutheranen, 325-348, 434, 435; - en evangelie vlgns Barth, 434, 435; aangeboren -skennis, 331/2; zijn er algemeene -ten?, 444.
WETENSCHAP, - en geloof, 307.
WHITTAKER, Thomas, 302, 305.
WIGANDUS, Ioh., 20-22, 114, 356.
[pagina 508]
[p. 508]
WIGGERS, Ioh., 115, 116.
WIL, - v. God, 160, 365, 373, 427.
WINCKELMANN, Joh., 356.
WINDELBAND, W., 282, 443.
WINKLER, T.C., 271.
WINKLER-HARTOGH HEYS v. ZOUTEVEEN, 299.
WISSOWATIUS, 10.
WITASSIUS, Carolus, 10, 28, 30.
WITTE, Petrus de, 126.
WOORD, Christus als het -, 138-181, zie: Logos.
‘WORDENDE GOD’, 118/9, 186/7, 267/8.
WUNDT, Wilhelm, 291, 293.
WIJSBEGEERTE DER WETSIDEE, 70-72, 78, 79.
WIJSHEID, Gods Zoon als de -, 145, 207/8, 425, 453/4; - van God, 423-425, 453-459, 476; - èn wetenschap v. God, 454.
ZAHN, Th., 147, 150, 151, 164, 167, 170, 262.
ZALIGHEID, grond v.d. - een andere dan v.d. verkiezing, 430, 431.
ZANDEN, Dr L.v.d., 236.
‘ZELUS’, 329, 343, 344.
ZENO. 257.
‘ZETTEN’, - v. vijandschap (Gen. 3:15), 373, 374.
ZEUS, 208-211.
ZIEL, 110-112, 272; - ‘eenvoudig’?, 69-79; - onsterfelijk?, 69-79; verhouding - en lichaam, 69-79; definitie van -, 70, 71.
ZIN, - van het leven, 248-256; beteekenis v.h. woord -, 248-252.
ZON, - en maan, 443, 444.
ZONDE, plaats v.d. - in de wereld, 252-256, 440; mogelijkheid v.d. -, 379-382; ontstaan v.d. -, 388, 389, 440; erf- -, 389, 390, 394-396;
verhouding - en dood, 440-442, 451/2.
ZONDEVAL, 288, 389, 390, 438-442; K. Barth over -, 362, 370, 379, 380.
ZONDVLOED, 304, 305.
ZOON, verhouding - en Vader in de Drie-eenheid, 103-109, 138-155, 174-186; generatie v. den -, 135-181; Athanasius èn Arianen over den -, 156-160.
‘ZORG’, 394, 395.
ZUBIZARRETA, V., 83.
ZUIDEMA, Dr S.U., 80.
‘ZWEVEN’, - v.d. Geest in Gen. 1:1, 286, 287.
ZWINGLI, 68.
‘ZIJNDE’, M. Heidegger over het -, 384-401, 404-407.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken