Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Profeten en evangelisten (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Profeten en evangelisten
Afbeelding van Profeten en evangelistenToon afbeelding van titelpagina van Profeten en evangelisten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.05 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Profeten en evangelisten

(1994)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Een bloemlezing uit de ‘Schriftoverdenkingen’


Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

De inconsequentie van den vaderloze

Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem: gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb? Zo moest gij dan mijn geld den wisselaren gedaan hebben, en ik, komende, zou het mijne wedergenomen hebben met woeker.
Math. 25:26, 27.

In de gelijkenis der toevertrouwde ponden, waaruit we hierboven een enkel tekstwoord ontleenden, treedt daar die éne knecht op, die onwillige. Hij kon, dacht hij, met één woord zijn heer typeren: die was een despoot. Een ander buitte hij uit ten bate van zich zelf. Wij echter weten, dat in de gelijkenis de heer der knechten type van den Vader in den hemel is. De knechten zijn degenen, die voor Hem te werken krijgen. En zie, nu kent die éne knecht den eigenaar van heel den hof alleen maar als despoot, en niet als Vriend en Vader.

O, ‘op zichzelf’ is dat woord despoot nog zo verschrikkelijk niet. De bijbel zelf gebruikt het, b.v. Openb. 6:10, om God ermede te eren als den volstrekten soeverein, die alleen heerst, allen in dienst neemt, en niemand rekenschap verschuldigd is. Maar diezelfde bijbel beveelt ons, onzen Despoot, die in de hemelen is, ook aldus aan te spreken: onze Vader, die in de hemelen zijt. Slechts in de verbintenis van deze beide namen kent men Hem recht, en spreekt men recht Hem aan. Wie Gods despotie losmaakt van zijn Vaderschap, die houdt de leugen in de hand. Hoe hardnekkiger nu zo iemand dat begrip ‘despoot’ gaat

[pagina 154]
[p. 154]

abstraheren van het vaderschap, en deze despotie dus ‘op zichzelf’ beziet - als ware zo iets mógelijk! - des te schrikkelijker is zijn dwaling. Want hij denkt God te beoordelen, en ach: het is maar een ‘gedachtending’. Straks wordt zijn levenshouding al valser, en al armoediger blijkt hij in zijn...inconsequenties.

Zie het maar weer aan den knecht. Hij gaat het geld, den schat, die hem is toevertrouwd, niet verdoen, en evenmin verkwisten of verduisteren. Slechts doet hij er niets mee, hij brengt de som niet in het verkeer. Hij bergt het netjes op, het ligt daar renteloos. Straks kan de eigenaar het nemen, en de historie gaat hém verder niet meer aan.

Ter verantwoording geroepen, verschuilt hij zich achter het motief van vrees. Hij wist, dat de patroon despotisch optrad, als iemand een fout begaan had. Welnu, hij had den schat verborgen, dan kon de heer hem niet verwijten, dat hij het geld verloren had.

Maar dit excuus wordt door zijn heer straks afgewezen. Hij stelt een aanklacht: traagheid was het, luiheid! En hoor, nu houdt de heer den knecht eens aan diens eigen woord. Wist de employé, dat zijn patroon despoot was? Dat hij een ander voor zich zaaien liet, om dan zélf aan het end te maaien? Dat hij het met tranen zaaien aan de knechten overliet, om juichend zelf te maaien? Maar als dat waar is, dan had de man niet vrezen moeten voor het verliezen van de som, doch veel meer voor het niets er mede doen! Als de patroon alleen maar maaien wil, dan zal een elk, die hem ontziet met angst en beven, slechts voor één ding zorgen: dat hij vooral wat af te leveren heeft! Dát is tenminste vrees-in-stijl!

Indien de man het heus geméénd heeft, dat de heer despoot was, en niets anders, waarom heeft hij dan niet gezweet, gezwoegd, waarom dan niet zich moeizaam voortgesleept tot aan de grens van het veld, waarop men wenend zaait en egt en ploegt en

[pagina 155]
[p. 155]

dorst? Dan zou de despotische groot-grondbezitter aan den anderen kant van deze grens de rijke overwinst, verkregen uit het zweet der arbeiders, tot zich genomen hebben. Hoe dwaas de man toch is, juist op zijn eigen ‘standpunt’. Ja, het heette deftig zo: een stándpunt: de leer der despotie van den ‘groot-grondbezitter’! Maar op dat ‘standpunt’ heeft de man geen ogenblik gestáán. Het was eigenlijk géén ‘stand’punt. Het was maar een leus.

Hier spreekt een diepe levenswet. Er zijn er ach zo velen, die ook niet weten van het Vaderschap van God, ze kennen slechts een Drijver met een roede. Een God, die drijft en jaagt: of die geschikt embleem is voor tirannen. Despotie werkt in de wereld; en een ánder ‘principe’ kennen zij niet. Het evangelie der vrije genade greep hun geweten niet. En waren deze mensen nu maar consequent! Ze zouden dan niet rusten kunnen, geen dag en geen nacht. Dat bekende lekenrijmpje van ‘des drijvers geweldige roede, die rusteloos ons voortjaagt op ons pad’, zou dan hun enige levenswijsheid moeten zijn: hun enige maar dan ook hun volkomene. Maar is er ook maar één, die zo doet? Is er ook maar één, die aldoor arbeidt, aldoor zweet, aldoor zwoegt? Ach neen, het geloof in de volstrekte despotie als oergrond, die de wereld draagt, vindt nergens consequente leerlingen. Die leer maakt zorgeloze en goddeloze mensen. En deze zorgeloosheid is inconsequent, want indien de despotie de duistere grond der wereld is, dan blijft maar één ‘moraal’ meer over: werken en nog eens werken. Wie maakt zich diets, dat het despotisme van het universum zou gebroken worden op zijn eigen lijdelijk verzet? Tót God niet ‘Vader’ zeggen in een aanspraak, maar over Hem alleen maar in een objectiverende theorie, zeggen: Hij is despoot, dat meent geen mens ooit gróndig.

Slechts één ding geeft het leven stijl: geloof. Slechts één macht weert de zorgeloze en goddeloze mensen: het is de kennis van

[pagina 156]
[p. 156]

de vrije genade, en het deel hebben daaraan. Want wie gelooft, wéét, als het werk gedaan is, dat er geschreven staat, dat ‘onze vrucht uit God gevonden is’. Dat dus, als het er op áán komt, de Vader, die Despoot, gemaaid heeft, waar Hijzelf gezaaid heeft. O levensstijl, o denkstijl! Het is zo goed, bij Vader méns te worden, uit één stuk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken