Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kapitein van de lijfgarde. Deel 1 (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kapitein van de lijfgarde. Deel 1
Afbeelding van De kapitein van de lijfgarde. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De kapitein van de lijfgarde. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kapitein van de lijfgarde. Deel 1

(1888)–H.J. Schimmel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 205]
[p. 205]

Derde boek.

[pagina 207]
[p. 207]

I.

Een oude kreupele vrouw zat op een der rotsen, welke de baai van Torbay beschutten, neer, en staarde met de rood ontstoken oogen in zee. 't Was 16 November, maar in het heerlijke klimaat van Devonshire en bij een wind, welke van Noord-Oost zoo als hij vier dagen lang was geweest, sinds van morgen Zuid was geworden, scheen het wel lente om haar heen en deed haar het zoele windtjen zelfs behagelijk aan, daar het de ontstoken oogen afkoelde en het zweet, dat haar van de wangen gudste, zachtkens deed droogen.

Al was 't ook minder zoel geweest, toch zouden de teekenen van warmte en vermoeidheid zich even duidelijk bij haar hebben vertoond. Haar wandeling was van verre geweest en haar gang was moeielijk! Ellen Stoves, de profetesse van Exeter, zoo als ze door het landvolk genoemd werd, was een der warmste aanhangelingen van den Hertog van Monmouth geweest, die hier twee jaren geleden bij zijn inval tot redding van het Protestantsche Geloof was verslagen. Zij had haar drie zonen voor de goede zaak de wapenen doen opvatten, daar zij getuigd had

[pagina 208]
[p. 208]

van de overwinning zeker te zijn. Zij had ze alle drie verloren: twee op het slagveld, een door beulshand; 't was de jongste, nauwelijks achtien jaar, die voor haar oogen werd gevierendeeld en wiens bloed haar in het aangezicht was gespat. Zij zelve werd gespaard. Maar de Lord Opperrechter Jeffreys wilde weer eens een grap hebben, na al dien ernst van radbraken en hangen, dat met op elkaâr geklemde lippen en starre blikken door de honderden rebellen werd ondergaan.

‘Ze is een profetesse!’ dus klonk het uit zijn mond met een lach, die zoo menig ter dood gemartelde de laatste stuiptrekking nog folterender maakte. ‘We zullen haar laten profeteeren maar op éen been voortaan; ze moet hinken; sla haar de teenen van het rechterbeen af!’

En toen het vonnis was uitgevoerd, schaterde hij van de spierbeweging van het oude gelaat en de dikke tranen, druppelend uit de groen grauwe oogen. Met den voet de arme verminkte schoppend, snauwde hij haar toe: Profeteer nu naar hartelust van je verlosser en vraag hem je verloren teenen terug!’

Barmhartige buren verpleegden haar. Zij stond nu alleen op de waereld. Haar wonden heelden. Ze was ook met vaster handen en door scherper geslepen staal geslagen dan den beul te Londen in de laatste jaren ter dienste stond. De algemeene liefdadigheid voorzag in de geringe behoeften der arme, die in den omtrek van Newton Abbot verpleging vond en van profetesse bijna tot simpele scheen verlaagd. Toch bleef het denkbeeld, dat haar jaren lang

[pagina 209]
[p. 209]

had beheerscht, haar bij. Zij bleef van den verlosser gewagen, die uit het Zuiden zou komen. In plaats dat de voorzegging tot moed stemde, verhoogde zij, van zulke lippen komende, den algemeenen weemoed. Te midden eener rouwdragende menigte, te midden der stomme wanhoop uit algemeene vrees geboren, te midden der in der haast gedolven graven, welke bij iederen regenslag of fellen windvlaag de lijken der geslachte overwonnenen prijs gaven, klonk de profetie als een bespotting of als het droombeeld van den waanzin.

En uit het Zuiden nog wel werd de Verlosser voorspeld!

‘Och, Ellen was simpel geworden; reken haar dus de zotte praat niet aan, al ergert, al kwetst u die ook,’ zoo riepen de bewoners van het visschersdorp aan zee, Brixcumley, even als de pachters in den omtrek van Newton-Abbot en Chadley of de burgers van Exeter, de hoofdplaats van Devonshire, elkander toe. Nog van morgen hadden ze 't gedaan, toen ze de oude Ellen op haar kruk zagen voorbij hinken, en van deze de gebruikelijke belofte hoorden: ‘de verlosser komt!’ en ditmaal hadden er eenigen de opmerking aan toegevoegd: ‘'t is toch vreemd dat ze altijd naar zee trekt als 't Zuidenwind is. Hoe weet het arme schepsel dat zoo precies?’

Heel in de vroegte was ze van daag van huis gegaan en toen blies de wind nog uit het Oosten! De gang was voor haar een dag arbeids en werd altoos langs denzelfden weg gedaan. Dezen morgen evenwel was ze even buiten Newton-Abbot een ander pad gevolgd. Dat had haar over een akker gebracht, welke door allen geschuwd

[pagina 210]
[p. 210]

werd. Welig waren er de heesters opgeschoten; rijker takken dan elders wiegden er aan de eiken.

‘De verlosser komt!’ prevelde zij, even wachelend daar haar kruk bij het neerzetten op een hard voorwerp was uitgegleden; dat voorwerp was een verweerd bekkeneel. En 't was toen of zij het gezicht van Ezechiël indachtig werd en zij de talloze doodsbeenderen, onder dien weelderigen plantengroei bedolven, met vleesch zag overdekken en zich hereenigen tot lichamen, die uit de kolken der verderving oprezen en zich dekten met de witte gewaden der Zaligen! En eindelijk op de rotspunt aangekomen, waar zij gewoon was te zitten staren in het oneindige voor zich uit, had zij een geloofszang aangeheven uit den ouden tijd en als gewoonlijk dien besloten met de bede: ‘Kom haastelijk, Heere Jezus, kom!’

Haar zwakke oogen waren gewoon over de grenzenlooze vlakten te zwerven, doelloos, zonder iets te vinden waaraan de blik zich hechten kon. Maar nu...! Reusachtige herfstdraden vertoonden zich aan de kim! Neen, dat waren geen draden - dat waren reusachtige vleugelen...! Neen, geen vleugelen van eenig nog onbekend zeemonster! ... Dat waren de gebolde zeilen van honderden schepen en tusschen al die straks nog vale kleuren in schitterden nu lichtere vroolijker tinten. 't Blauw en 't oranje glimlachte hoog in de lucht: het blijdst en het vroolijkst in de breede banen der groote vlag, wapperend van het schip, dat de haven van Torbay het naast was gekomen.

[pagina 211]
[p. 211]

‘De verlosser is gekomen!’ zoo juichtte Ellen, de armen uitgebreid, de brandende oogen naar boven geslagen, naar den azurenboog, door het zonlicht met een lichtgouden weerschijn als overgoten. ‘Loof mijne ziele, den Heer!’

Zij haastte zich naar beneden te komen; als op gewiekte voeten snelde zij het land in. Aan de arbeiders op den akker, aan de pachters in de hoeven, aan de burgers der stad riep zij, van allen de eerste, de blijde tijding toe: ‘Hij is gekomen, de verlosser! Zoekt uwe wapenen op uit de verborgen plaatsen en treedt in het gelid!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken