Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Romantische werken. Deel 1. Bonaparte en zijn tijd. De eerste dag eens nieuwen levens. Sproken en vertellingen. Een Haagsche joffer (ca. 1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Romantische werken. Deel 1. Bonaparte en zijn tijd. De eerste dag eens nieuwen levens. Sproken en vertellingen. Een Haagsche joffer
Afbeelding van Romantische werken. Deel 1. Bonaparte en zijn tijd. De eerste dag eens nieuwen levens. Sproken en vertellingen. Een Haagsche jofferToon afbeelding van titelpagina van Romantische werken. Deel 1. Bonaparte en zijn tijd. De eerste dag eens nieuwen levens. Sproken en vertellingen. Een Haagsche joffer

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.43 MB)

Scans (16.63 MB)

ebook (3.92 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Romantische werken. Deel 1. Bonaparte en zijn tijd. De eerste dag eens nieuwen levens. Sproken en vertellingen. Een Haagsche joffer

(ca. 1870)–H.J. Schimmel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige

Besluit

Het was een schoone Oktoberdag. De zon verguldde het geelend lover van de boomen op het toernooiveld te 's Gravenhage, terwijl een koele frissche zuidoostenwind de bladeren, zoo rijk in kleurschakeering, deed trillen en beven. De najaarsdraden zweefden en dansten in de lucht. Menig venster op den kneuterdijk, dat in de laatste dagen gesloten was gehouden, werd dien dag geopend om de frissche herfstlucht naar binnen te doen stroomen. Dit was dan ook het geval in eene kleine nette woning met een stoep van twee treden voorzien, en in welker zwart geschilderde deur de bezoeker zich spiegelen kon. Hier woonde Jufvrouw Serklaas. Hoewel zij gewoonlijk achter huisde, om de voorkamer, waarin zij al haar weelde en meubelen had bijeengebracht, te sparen, - ditmaal was zij van de gewoonte afgeweken en had zij zich in haar pronkkamer, vlak voor het open venster geplaatst om zich te koesteren in de zonnestralen. De warmte scheen haar heup en dijbeen goed te doen; want welbehagelijk gleed haar hand er over heen, terwijl zij haar hoofd voorzichtig, om niet haar stijf gesteven mutsjen te krenkelen, in den rug van haar stoel had neêrgevleid. Wel mocht de frischheid der binnenstroomende lucht en het gemak, dat haar de mollige leunstoel aanbood, haar tot vrolijkheid en kalmte stemmen en haar een gevoel van rust geven, dat haar na al de doorgestane vermoeienissen zoo welkom was. Zij was op dit oogenblik niet alleen. Haar oude Jelle, een dienstmaagd, die reeds ettelijke jaren bij, eigenlijk met haar woonde, stond een eind weegs van haar af, met de opgestroken rookende armen in de zijde en een tip van het bonte voorschoot opgespeld. Wij twijfelen er aan of zij de gemoedsrust harer meesteres op dit oogenblik verhoogde, want haar gelaat had een alles behalve zachtzinnige uitdrukking.

‘En ik zeg u, Júfvrouw!’ zoo hooren wij haar luid uitroepen, ‘dat het mij te zwaar wordt om al die nukken op te volgen. Ik heb gister pas deel en marmer gewreven, zoodat een mensch er zich in spiegelen kon, en zie me nu eens in het rond. Ik zou me schamen dat er eeu christenmensch binnen kwam. Daar hebt ge me, bij me ziel! onze lieve Heer vergeef me de zonde! op de gladde tafel een kop met kamille omgegooid....’ In haar woede schoot zij op het aangeduide meubelstuk toe en begon zij met een tip van haar voorschoot de eikenhouten tafel te wrijven, terwijl zij in zich zelve mompelde: ‘Ze ontziet niets meer! Als haar zalige moeder eens kon opzien...! De vrouw zou het hier niet meer kunnen harden en zocht maar spoedig haar graf weêr op.’

‘Jelle, Jelle! zeide Jufvrouw Serklaas met de grootste zachtheid.

‘Ja, dat noemt mijn naam op zoo'n toon als maar een dominee past... Jelle, Jelle! maar die Jelle maakt ge het leven zuur! Denkt ge, dat ik mijn knoken

[pagina 572]
[p. 572]

niet voel, als ik op mijn kniën den deel lig te wrijven, of mijn arm als ik de zoldering moet ragen, om de webben weg te nemen, die gij door dat open venster naar binnen laat? In een ordentelijk huis gaat het anders toe. Daar weet men een trouwe dienstmaagd te sparen, en gaat men de pronkkamer niet onderst boven halen om een gril...’

‘Jelle, een gril? De zon schijnt zoo lief en ze doet me zoo goed...’

‘Achter heb ik vuur aangemaakt en de kussens in den armstoel opgeschud, maar de Júfvrouw verkiest nu eens haar evenmensch te plagen... Het is den Heere geklaagd... Straks komt het geklaag en geknier weêr aan en moet ik weêr zwachtelen en pappen, en dat alles omdat de Júfvrouw voor een open raam verkiest te zitten op haar gewreven deel en aan haar beste tafel... Als het nog zondag was, gaf ik het toe, maar in de week... het is dan ook maar alleen om de oude Jelle te tormenteeren...’

Daar viel de klopper op de deur neêr.

‘Ga eens zien, Jelle wie daar zijn kan! Misschien wel een bezoek..’

‘Heer in den Hemel! nu dát nog! Ik laat niemant binnen. Als ge in de achterkamer hadt gezeten wel.’

Grommend en brommend ging zij langzaam naar beneden en kwam weldra terug met een brief. ‘Vijf stuivers zeven penningen... Het is ongehoord!’ riep zij verbolgen uit, het dure stuk papier Jufvrouw Serklaas in den schoot werpend. Deze opende den brief met koortsachtige haast. Hij was van van Maldeghem en van den volgenden inhoud:

 

hooggeëerde vriendin!

 

‘Gister had in de St. Gudula de plechtigheid plaats welke mij de gelukkigste der menschen maakte. Adèle is de mijne. Zijne Eminentie de Kardinaal heeft ons vereenigd en Hare Hoogheid, de Graaf Vilain, de Hertog van Aerschot en de Prins de Chimay zijn onze getuigen geweest. De eerste gedachte die bij mij oprees, toen ik voor het outer nederknielde, behoorde u, u, de toovergodin, die de grootste vijanden wist om te scheppen in vrienden. Zijne Eminentie toch, die mij haatte, overlaadt mij thands met weldaden en omringt mij met goedheden, welke mijn wrok over het verleden zouden doen verdwijnen, indien ik onderstellen mocht dat hij het verleden werkelijk vergeten wilde.’

Jufvrouw Serklaas poosde een oogenblik. ‘De jongen zal in den strik loopen... Hij is dapper, verstandig, maar toch niet slim.’ Zij vervolgde:

‘Mijne Adèle voelt zich gelukkig en voelt zich innig aan u verbonden. Zij heeft er op aangedrongen eenige regelen hierbij te voegen.’

‘Op dit oogenblik komt er eene tijding aan, die ons allen ontstelt en mij mijn brief doet bekorten. Zijne Majesteit heeft Spinola terug geroepen... Mijn dappere generaal, mijn vriend verlaat mij! Wie is er buiten hem tegen Maurits opgewassen? Maar geene staatszaken meer, vooral niet op dezen dag! Veel liever bespreek ik die met u als ge hier zijt teruggekeerd en in het hotel d'Oultremont uw intrek hebt genomen. Wij kunnen dit toch verwachten? Adèle en Hare Hoogheid rekenen er op.’

‘Zeker om den vrede te sluiten,’ zeide Jufvrouw Serklaas glimlachend. ‘Ik was het waarlijk bijna vergeten... Spinola terug geroepen! Als ze den dommen Graaf van den Berg maar benoemen, zoo als de Heeren Staten het wenschen!’

Zij opende thands Adèles brief. Zij las de betuigingen van liefde en gehechtheid haastig over en begon met meer oplettendheid het volgende te lezen: ‘Hare Hoogheid heeft mij als haar kind aangenomen; zij had behoefte aan het hart eener vrouw dat haar verstond. Ik merkte voor eenige dagen hoe lief zij mij heeft. Zijne Eminentie, die nederig voor mij buigt, maar zeker met den haat in het hart, want die man kan vergeten noch vergeven...’

‘Zij ziet beter,’ prevelde Jufvrouw Serklaas.

‘Zijne Eminentie had er op aangedrongen, Fernando, zijn vroegeren geheimschrijver, naar Spanje terug te zenden... Hij had er eenige redenen voor bijgebracht, welke Hare Hoogheid bijkans overtuigden. Gedachtig aan uwen raad kwam ik tusschen beiden, en verwierf niet alleen dat Fernando blijven, maar dat hij een beter ambt dan dat van klerk bij den Raad van State zoude ontvangen.’

‘De arme Kardinaal!’ riep zij uit.

‘Zoo als Alfred u zeker geschreven heeft, is Don Ambrosius Spinola terug geroepen. Hare Hoogheid bloedt het hart inwendig en ontveinst niet, dat zij die terugroeping aan Zijne Eminentie wijt. Men zoekt naar een plaatsvervanger en ik heb het gewaagd den naam van den Graaf van den Berg te noemen. Hare Hoogheid was er niet afkeerig van. Zijne Eminentie komt er nu voor uit, dat hij wijlen de Valckenaere voor dat gewichtig ambt had bestemd...’

‘Zij verdient de gunst Harer Soevereine!’ riep Jufvrouw Serklaas zegevierend uit. ‘Thands eerst heb ik overwonnen... Ik moet naar Hunne Hoogmogenden... dadelijk!’

Zij riep Jelle en vroeg haar regenkleed. De dienstmaagd kon van verbazen nauwelijks spreken. ‘Uw regenkleed?’ vroeg zij. ‘Doe er uw doodshemd maar onder, want ge blijft onderweg liggen. Heb ik van me leven! Uitgaan, Juffer, en ge kunt naauwelijks staan! En het is oostenwind, en wie zal u vasthouden, als de enkel zwikt, en wie zal u oprapen, als ge neêrvalt? Neen, ge kunt niet loopen: morgen laagt ge met de beenen omhoog en moet ik den meester weêr halen en dat kost geld... Dat zal u wel niet kunnen schelen. Na de dukaten, die ge van de Heeren voor de reis hebt gekregen, schijnt het geld geen waarde meer te hebben; maar dat heeft het voor mij wel en uw zalige moeder dacht er juist over zoo als ik...’

‘Jelle, ge hebt gelijk!’

‘Krijg ik eindelijk gelijk? Wel, wel! Als ik hierin gelijk heb, dan zal ik wel in het andere ook gelijk

[pagina 573]
[p. 573]

hebben... Ga dan meê naar de achterkamer; het vuurtjen vlamt zoo vrolijk...’

‘Jelle, ge begrijpt me niet. Ik meen dat ge gelijk hebt wat het loopen betreft. Maar, trouwe ziel, haal me een karos: wilt ge?’

‘In het geheel niet! Een karos! Gij in een karos! Neen, Jufvrouw, daar hoort ge niet in... Een karos! Weet ge wel hoeveel er voor gevraagd wordt? Maar het geld heeft geen waarde meer! O die dukaten van de Heeren brengen vloek aan...! Maar wie zal u in het rijtuig tillen en wie er uit? Ge zijt immers zoo hulpeloos als een kind? En dan de tocht... Lieve Heer, als de jicht u eens om het hart sloeg...’

‘Jelle, ik wil een karos...’

‘Nu dát nog! Willen... en ik bid de Jufvrouw zoo vriendelijk om niet te willen... Jelle is oud en gebrekkig en een lastpost,’ zeide de dienstmaagd, terwijl zij met een punt van haar voorschoot de oogen begon te wrijven. ‘Ja, ik heb het al lang gemerkt dat ik voor de Jufvrouw te oud word, dat ik te lang leef. Men kan me slecht weg zenden... de menschen zouden er schande van spreken. Och was ik maar dood! Kon uw zalige moeder eens opzien!’

‘Zij snikte; de waterlanders kwamen in overvloed...

Jufvrouw Serklaas schoof op haar stoel heen en weder. ‘Bezondig je niet, Jelle! Schrei nu maar niet. Ik geloof dat je gelijk hebt... Ik zal thuis blijven... Ik vind het hier nu wat luchtig geworden... Kom, breng me maar naar de achterkamer...’

‘Nu zijt ge de oude Jufvrouw weêr,’ zeide Jelle, de tranen droogend en haar onder den eenen arm en de warme stoof onder den anderen nemend. ‘Als ge nu maar rustig voor het vuurtjen u gaat koesteren, dan zult ge morgen wel kunnen uitgaan...’

‘Nu dan morgen... maar dan zal ik ook gaan, Jelle!’

‘Ja wel, Jufvrouw! dan zult ge...’

Jufvrouw Serklaas zat spoedig in haar donkere achterkamer, uitziende op de binnenplaats, neêr, en Jelle verliet haar haastig om het venster van de pronkkamer en vervolgens deze af te sluiten.

Ware Zijne Eminentie de Kardinal de la Cueva, Markies de Bedmar het laatste half uur in Jufvrouw Serklaas' mederige woning geweest, hij zou zich gewroken gevonden hebben door de oude Jelle.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken