Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Romantische werken. Deel 2. Twee vrienden, Mary Hollis (ca. 1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Romantische werken. Deel 2. Twee vrienden, Mary Hollis
Afbeelding van Romantische werken. Deel 2. Twee vrienden, Mary HollisToon afbeelding van titelpagina van Romantische werken. Deel 2. Twee vrienden, Mary Hollis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.44 MB)

Scans (12.75 MB)

ebook (3.53 MB)

XML (2.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Romantische werken. Deel 2. Twee vrienden, Mary Hollis

(ca. 1870)–H.J. Schimmel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige

Besluit.

Achttien jaren waren voorbij gegaan sedert wij ons verhaal aanvingen. De winter van het jaar 1688 was aangebroken. Willem Hendrik van Oranje, dien we als onervaren knaap in White-hall zagen verschijnen, maar die aldaar deed gissen wat hij worden kon, had de stoutste verwachtingen overtroffen. Hij had zijn vaderland, dat hij zoo zeer liefhad, den oorlog niet kunnen besparen, dien Lodewijk XIV en zijn vazal Karel II in vereeniging met den Keurvorst van Keulen en den Bisschop van Munster wilden, maar hij had met dat vaderland in de ure des gevaars pal gestaan; hij was het plechtanker geweest van aller hoop, het vaandel waarom zich alle partijen hadden heengeschaard. Geene schitterende overwinningen had hij als veldheer behaald, maar te schitterender had hij weten te zegevieren als staatsman. Na den vrede, die de Republiek der Vereenigde Nederlanden glorierijk uit den bangen strijd deed te voorschijn treden, ging hij ten tweedemaal naar Londen, betrad hij nogmaals White-hall maar thands als het Eminent Hoofd der machtige Republiek. Schoon hij Karel, zijn oom, had bestreden met al de middelen, die hem ter dienste stonden in de raadzaal en op het slagveld, wist hij het hoofd van het huis Stuart er toe te brengen, hem de vermoedelijke erfgename van den Engelschen troon, Maria, de oudste dochter van den Hertog van York, tot vrouw te geven; wist hij te zegevieren op de talrijke partij aan het hof, die den zwijgenden,

[pagina 395]
[p. 395]

koelen, bedaarden man weerstreefde. Karel II was eindelijk gestorven en opgevolgd door zijn broeder Jakob II, die als Koning het ideaal zocht te verwezendlijken, dat hij als vermoedelijk erfgenaam reeds had nagestreefd; een ideaal, dat het gantsche geslacht der Stuarts aankleefd en dat het vonnis verklaarde dat over het gantsche geslacht was uitgesproken. Jakob II was dommer dan zijn broeder, maar was krachtiger. Met een vasten wil toog hij aan den arbeid: de vestiging van een alleenheerschappij in Engeland, de vernietiging van het Protestantisme, dat hij als hinderpaal voor zijn gezach overwinnen moest.

Zoo lang bij de vrijheden der onderdanen alleen aanrandde, behield hij nog eene talrijke partij in de vurige aanhangers van de Kerk van Engeland, voor wie het goddelijk recht der Koningen een leerstelsel was, even onwrikbaar als dat van het bestaan der Heilige Drieëenheid. Welke wetten hij ook met voeten trad, de Bisschoppen predikten het onchristelijke van een opstand tegen den gezalfde Gods, terwijl de liberalen dier eeuw - de beschaafdsten en ontwikkelsten der natie, Whigs genoemd - zoodanig waren getuchtigd en verslagen, dat hunne stem slechts fluisterend werd vernomen. Maar Jakob ging verder en tastte de heilige Kerk van Engeland aan, en dezelfde Bisschoppen, die slechts een lijdelijk verzet hadden gepredikt, predikten wel niet den opstand, maar spoorden er toch toe aan. Allen wendden zich naar Willem van Oranje, die de uitgewekenen van alle kleur en allen stand te zijnent in den Haag ontving, die zwijgen bleef, maar tevens in het ronde bleef zien met zijn arendsblik, die koel bleef bij den hartstocht rondom zich, en, hoe ook gedrongen tot den aanval, zijne ure bleef afwachten. Die ure sloeg. Zelfs toen zij nog niet had geslagen, had hij alles voorbereid, ten einde gereed te zijn op den juisten oogenblik. En welke hinderpalen had hij daarbij te overwinnen! De tocht vereischte schatten, die hij niet bezat, maar die hij verkreeg; vorderde troepen, die aangeworven moesten worden, onder de oogen van de Fransche en Engelsche Gezanten, die met Lynxoogen de minste zijner bewegingen bespiedden, moesten aangeworven worden met medeweten van de Staten Generaal, waaronder slechts weinige zwijgenden zich bevonden. En toen de troepen allen gereed waren en de vloot van vijfhonderd zielen zeilreê lag, toen kon het Kabinet van Versailles en St. James eerst volledig worden ingelicht aangaande het doel van den tocht. Een Engelsch admiraal, een uitgewekene, moest gebied voeren over de vloot der Staten; het behoorde te geschieden om Engeland alle denkbeeld te ontnemen van een verovering, en de hoovaardij der natie niet te kwetsen, maar het moest den toen niet minder trotschen Nederlander beleedigen, om het kruis van St. George van de masten zijner vloot te zien wapperen in de plaats van de Statenvlag. Het gelukte hem nochtans, en de roemrijke Evertsen verklaarde zich bereid de bevelen te ontvangen van de schier onbekende Sir Herbert.

Verrukkelijk schouwspel, bij welks herrinnering de borst van iederen Nederlander nog zwelt en gloeit, toen het mastenwoud, zoo dicht als nog geen zee had gedragen, zich voordeed aan de haven van Hellevoetsluis, toen de stijger kraakte onder het getrappel der ingescheept wordende paarden, de lucht weergalmde van het hoezee, de hooge overheid der Republiek zich schaarde om den bleeken, van den pokken geschonden, den kuchenden, maar scherp geteekenden, maar met adelaarsoog begiftigden man, die hun hartroerend en onder tranen uitgesproken vaarwel, kalm en schijnbaar onbewogen aanhoorde, maar dit toch warm beandwoordde met een kernig woord van dank en een vaste belofte om getrouw te blijven aan zijn verleden.

Het is schoon en aanschouwelijk geschetst, welke tegenspoeden die reusachtige vloot nog ondervinden moest voor zij het anker liet vallen; hoe ieder na den storm, die de schepen verstrooide, wanhoopte aan het welslagen, en Willem Hendrik van Oranje de eenige was, die dezelfde zich vertoonde als bij het afscheid of liever opgeruimder, vriendelijker, hartelijker en moediger nog dan toen; hoe hij uit den tegenspoed de stoffe putte voor den volgenden voorspoed, uit de schijnbare nederlaag de zegepraal voorbereidde, en de Hollandsche nieuwsbladen deed opvullen met overdreven verslagen van het werkelijk gebeurde, zoo dat Koning Jakob, die een oogenblik had gesidderd, de zorg verzette en van eene veiligheid droomde die niet bestond: hoe hij scheep gegaan midden in den winter, de zee tusschen Dover en Calais als bedekte met zijne vloot, thands wel tot zeven honderd zeilen aangegroeid; hoe hij de toegevloeide en wachtende toeschouwers op Albions kust het hart met blijde hoop vervulde, bij het salueeren met zijne kartouwen en het spelen van zijne vrolijke, in de verte schetterende, krijgsmuziek!

Onder gindsche toeschouwers zijn oude bekenden en deze zijn niet het achterlijkst in het betoonen hunner vreugde. Ginds staat een man van even veertig jaren, gekleed als de landlieden dier dagen en naast hem een dienaar, die oogenschijnlijk even veel jaren telt. Het is Sir Charles van Bloomfieldhouse met John Dirkens, en de jonkman, die achter hen staat en zich op de teenen heft om mede te zien wat de menigte om hem heen zoo zeer boeit, is Henry, de oudste zoon des eersten, een beeldschoone knaap zoo als menige deerne, achter hem en ter zijde, in zich zelve of tot hare gebure fluisterend zegt. De oude Sir Henry, weduwenaar sinds een tweetal jaren, was niet te oud om mede te trekken naar het Zuiden, maar de herinnering aan den Koning-martelaar was nog te levendig, en zijn geloof aan het goddelijke van het Koningschap te sterk, om den overweldiger, zoo als hij den Prins van Oranje reeds noemde, te gaan helpen.

Zijn zoon dacht echter geheel anders. Hij had alleen de herinnering van Karel II en diens hof; hij had deelgenomen aan de wenschen der verdachte Whigpartij en had met de naburen van den omtrek

[pagina 396]
[p. 396]

zich verbonden, om de goede zaak van de Engelsche Kerk en de Engelsche vrijheden te verdedigen. Ook dáarin was de invloed van Mary Hollis op haar echtgenoot niet te miskennen. De hoofden der Whigpartij hadden hem getrouw kennis gegeven van de aanstaande overkomst Zijner Hoogheid en Torbay of Dartmouth als waarschijnlijke landingsplaats aangewezen. Zoo als wij boven zagen, verraste hen te Dover reeds de vloot, hij wier aanblik zij hunne geestvervoering niet langer meester waren. hoewel zij zich daardoor aan eene groote onvoorzichtigheid schuldig maakten, daar de spionnen van den kanselier Jeffries, den beul van duizenden Whigs, hen omringden.

‘Ze kunnen morgen Torbay binnenvallen, John!’ zeide Charles, ‘de wind waait stijf uit den oosthoek.’

‘De wind kau keeren, Sir!’ fluisterde een der gehuren.

‘Wenscht ge dat? riep een derde luid.

‘Een paap, een Jezuïet onder ons!’ schreeuwde een ander, waarop allen op den onvoorzichtigen Jakobiet indrongen, die met moeite dien aanval ontkwam.

Charles en de zijnen reden nog dienzelfden avond verder en bereikten den volgenden morgen Torbay, waar zij ieder oogenblik de vloot verwachtten; maar, helaas! aan den gezichteinder werden slechts eenige stippen bespeurd, welke weldra verdwenen. De Edellieden, die met hen gekomen waren, uitten de angstigste onderstellingen, gewaagden van een waarschijnlijken aanval van de koninklijke vloot onder den Graaf van Bath en de verstrooïing van de Hollandsche schepen, welke niet in staat zonden zijn, met hun vracht van veertien duizend soldaten, den vijand het hoofd te bieden. Het hoopken, dat zich bij Torbay vereenigd had verstrooide zich en dacht alleen op zelfbehoud. Charles besloot echter te blijven tot hij nadere en zekere berichten ontving. De dag werd met eenige weinigen in telkens klimmende onrust doorgebracht. De wind was werkelijk gekeerd en uitgeschoten naar het Zuiden, hetgeen den ongeduldig wachtenden een noodlottig ongeval was. Zij wisten echter op dat oogenhlik niet, dat juist het keeren van den wind den tocht deed gelukken, daar de felle Oostenwind de vloot gedurende den nacht Torhay voorhij had doen zeilen, terwijl de Zuidenwind haar nu naar de kust van Engeland dreef. Tegen den avond zagen de dorpelingen, altijd nog op het strand de eerste zeilen. Menigeen scheen verborgen op den uitkijk te hebben gestaan, want Charles en de zijnen zagen zich weldra weder versterkt door eenige bondgenoten. John achtte thands alle voorzichtigheid overbodig en haalde uit zijn zak een oranje-bandelier te voorschijn, prijkende aan de einden met den letter W. Een daverend handgeklap volgde en al de aanwezigen schaarden zich om den moedigen man, die het eerst de kleur des redders op Engelands bodem vertoonde.

Zeil bij zeil klom uit de zee op, en een nog prachtiger gezicht dan bij Dover werd hun hier gegund.

Een groot fregat naderde de kust. Van de groote mast zagen zij een vlag waaien, op welke de wapens en zinnebeelden van den Stadhouder en diens Gemalin stonden afgebeeld, rondom welke in de Latijnsche taal de woorden geschreven stonden: ‘Voor de Protestantsche Godsdienst en de vrijheden van Engeland’ en onder welke men de zinspreuk las van het Nassausche huis: Je Maintiendrai. Een boot werd van het fregat, dat den Briel heette, uitgezet. De trompetten schetterden, het geschut knalde, de hoeden wuifden. Willem van Oranje was met eenige zijner ervaren krijgsbevelhebbers in de boot gestapt en werd naar het strand gevoerd, gevolgd door een zwerm van boten, overvuld met soldaten. Daar ging een kreet van welkom van de kust op, een daverende jubel, die een oogenhlik de krijgsmuziek deed verstommen. Vrouwen, zoo wel als mannen, liepen den redder tot in het water te gemoet en ontvingen hem met den kreet van: ‘God zegene u, God zegene u!’ Hij was aan land gestapt en zag vriendelijk groetend om zich heen. Daar was niet het heir van Engelsche bondgenoten en aanhangers bijeen, dat men hem voorspeld had; daar waren slechts weinigen om hem te ontvangen. Hij deed niets van zijne teleurstelling blijken, maar nam de aanwezigen in door zijne hartelijke begroeting. Hij reikte Charles, die het dichtst bij stond, de hand en zag hem en John, die den bandelier droeg eenige oogenblikken met doordringenden blik aan. ‘Ik heb u beiden meer gezien, vrienden! Dien bandelier ken ik. dien gaf ik eens... aan uw vader zeker, en u zag ik...’

‘Als baldadigen knaap in White-hall, toen... Uwe Hoogheid! toen we onzen tijd verkwistten met het werpen van sneeuwballen.’

‘Juist, we zullen er nu andere moeten werpen, zoo God het niet verhoedt.’

‘Zoo het noodig wordt, Uwe Hoogheid! zal ik even goed pogen te raken en mijn trouwe John Dirkens wenscht niets liever.’

De Prins knikte beiden minzaam toe en nam na de ontscheping van soldaten en paarden te hehben gageslagen, zijn intrek in een visschershut, waar hij den nacht in een armstoel doorbracht. Charles en de zijnen waren middelerwijl niet ledig. Zij zorgden voor de verspreiding van de groote tijding in de omstreken tot Exeter toe; zij verduhbelden in hunne berichten de hoegrootheid van het gelande leger en van het aantaal Engelsche Edellieden, die den Prins waren bijgevallen. Den volgenden morgen werd er in het open veld eene godsdienstoefening gehouden, en daarna opgerukt naar Exeter, dat in den aanvang zelfs een vijandige houding aannam. Weldra echter veranderde de staat van zaken. Lord Colchester, de vriend van den onthoofden Hertog Mommouth, die in zijne poging om te doen wat de Prins van Oranje thands deed, faalde en daarvoor den dood onderging, was de eerste van den hoogen adel, die zich verklaarde en des Konings zijde verliet. Lord Cornbury volgde met de meeste zijner soldaten. Daarop meldden Churchill, de later zoo beroemde Hertog van Marlborough zich aan, met den Hertog van Grafton, een van de basterts van Karel den Tweeden. De afval werd algemeen, en strekte zich

[pagina 397]
[p. 397]

uit tot aan de treden van den troon. De Prins van Denemarken, gehuwd met de tweede dochter van Jakob, verliet zijn schoonvader om zijn zwager, en zijne echtgenote, het eigen kind van den rampzaligen monarch, haastte zich dat voorbeeld te volgen. Binnen weinige dagen was leger en parlement, adel en burger rondom de banier van Willem Hendrik van Oranje vereenigd, was de laatste Koning uit den huize Stuart een vluchteling en een gast van Lodewijk den Veertienden.

De subsidiën van Frankrijk hadden vrucht gedragen; wat Karel II had voorbereid was onder Jakob II voltooid. De Stuarts konden niet leeren; het volk van Engeland begreep het eindelijk en wierp hen uit.

Nog een heeten strijd wachtte de eerste konstitutioneele Koning van Europa, van wiens regeering Engelands grootheid dagteekent. Een Fransch leger had de onttroonde Koning Jakob naar Ierland gebracht, waar het oude huis nog talrijke aanhangers telde. Koning Willem was eindelijk in staat zijn getrouwe Hollandsche regimenten met de beste van het Engelsche leger derwaarts over te voeren, en toen had de veldslag plaats, die voor goed het lot van Jakob besliste. De slag aan de Boyne deed hem weder naar St. Germain terugvluchten en Willem meester blijven van Groot-Brittanje. Het was een heete dag en voor vele der Engelsche Edellieden het eerste gevecht. Dit was het ten minste voor Charles Digby en John Dirkens. Lang stonden de kansen hachelijk. Eenige regimenten deinsden, maar daar wapperde weder in het heetst van het vuur de pluim van den Koning, daar flikkerde weder dat bezielde en bezielende oogenpaar, daar klonk weder de stem, welke thands van geestdrift vol was geworden en melodiesch! De peze ontving nieuwe kracht, het harte verdubbelden moed en voorwaards ging het over de stapels lijken heen, den voet glibberend in het bloed, het oog gericht op den vijand, tot dat deze den rug keerde.

Het zwaard van Charles was voor de tweede reize met bloed bespat, maar deze vlekken hadden de eerste, in het duel met Buckingham verkregen, uitgewischt. De oranjebandelier van Dirkens was purper geworden. De zege was behaald. De trompetten schetterden, de vaandels bogen, de pluimen wuifden. De Koning stond te midden zijner krijgsbevelhebbers en deelde de bewijzen zijner erkentelijkheid en vriendschap uit. Hier was het een handdruk die, tot het hart ging, ginder een woord of een blik, die nooit werden vergeten, verder werden nog grooter blijken van erkentelijkheid gegeven. Op het slagveld was Willem van Oranje zoo geheel anders dan in de raadzaal!

Charles Digby van Bloomfield-house werd voor den Koning geroepen, en voor het front van het regiment, aan welks hoofd hij gestreden had met den moed en de kracht van een Digby, boog hij een knie op den doorweekten grond, en stond op als Charles Digby, Viscount of Hallam.

Ditmaal had een Digby politieken takt getoond in het kiezen eener partij. Sir Henry doelde er op, toen hij bij het vernemen van Charles' verheffing uitriep: ‘Wel verdoemd, de overweldiger doet meer voor ons dan al onze wettige Koningen saâm genomen.’

Koning Willem had van den vroegen ochtend tot den laten avond te paard gezeten en toen hij eindelijk een oogenblik mocht rusten belette hem dit weder de gewone zware hoofdpijn, die hij den gantschen dag gevoeld, maar weerstaan had.

En vele zulke dagen waren hem nog weggelegd eer hij de ruste mocht genieten, die de natuur voor ieder menschenkind heeft weggelegd. Het verraad omberde hem, de ondankbaarheid wondde hem, de partijzucht beschimpte hem, de koorts verteerde hem, en nochtans volbracht hij de zware hem opgelegde taak en werd hij getrouw bevonden aan zijne roeping tot den einde toe.

Heerlijke bladen der geschiedenis, waarop zijn naam staat vermeld!


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken