Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jan Starheim (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jan Starheim
Afbeelding van Jan StarheimToon afbeelding van titelpagina van Jan Starheim

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jan Starheim

(1921)–Willem Schippers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XIII
Terug naar het vaderland

De jaren vlogen voorbij en we willen Jan Starheim niet stap voor stap volgen op den weg van zijn soldatenleven in de Oost. Genoeg is het te zeggen, dat hij rijkelijk zijn deel kreeg van de vermoeienissen en gevaren, aan dat leven verbonden.

Van Atjeh werd hij overgeplaatst naar Java, van Java naar Borneo, van Borneo naar Bali, van Bali naar Lombok, dan hier, dan daarheen; nu eens vertoevend in 't rustig garnizoen, dan weer op bivak in de wildernis. En 't ging hem, zooals hij eenmaal Wilhelm Unterwald uit ondervinding had hooren spreken: hij vond overal kameraden, maar nergens meer een vriend, zooals ééns de Zwitser voor hem was. Jan was ook dezelfde niet meer van voorheen. Het soldatenleven in de Oost, dat hem zoo aanlokkelijk had toegeschenen en dat hij daar op zijn eerste bivak op de Westkust van Sumatra in gezelschap van Wilhelm zoo aantrekkelijk vond, had al zijn bekoring voor hem verloren.

Even hard als hij eenmaal naar den militairen dienst

[pagina 161]
[p. 161]

had verlangd, zoo hard wenschte hij thans weer in den burgerstand te kunnen terugkeeren.

Toch had hij na de begrafenis van Wilhelm wel succes gehad. Spoedig daarop was hij korporaal geworden en na zijn terugkeer van Borneo tot sergeant bevorderd.

Trouw deed Jan zijn plicht, en dat maakte, dat hij geacht werd door zijn meerderen, terwijl hij bij de manschappen, die onder hem dienden, schier algemeen bemind was.

Voor den tijd van acht jaar had Jan geteekend en reeds waren er ruim zeven van om, toen bij een gevecht met inboorlingen een schot door de hand hem voor verder dienen ongeschikt maakte.

't Duurde tamelijk lang, eer de half verbrijzelde hand hersteld was, en 't was op het kantje af geweest, of men had ze moeten amputeeren. Ten slotte kwam sergeant Starheim er met een paar stijve vingers af.

Thans stond hij echter voor een moeilijke keus. Zou hij terugkeeren naar 't vaderland en daar trachten een baantje te krijgen, zooals zoo menig gepensionneerd Indisch militair! Of was het beter in de Oost te blijven en een betrekking te zoeken op een of andere plantage, iets, wat misschien wel zou lukken door den invloed van dezen of genen officier, onder wien hij gediend had!

Jan dacht er lang over, toen hij nog in het hospitaal lag, doch hij kon niet gemakkelijk tot een besluit komen, en hij bleef er over tobben, totdat hij hersteld het hospitaal verliet.

Zeker, het was de eenvoudigste en gemakkelijkste weg, in de Oost te blijven, en Jan herhaalde wel honderdmaal

[pagina 162]
[p. 162]

bij zichzelf, dat er toch eigenlijk niets, totaal niets was, dat hem aan Holland bond. Maar diep in zijn hart zetelde ondanks alles een nameloos verlangen naar den geboortegrond. De plekjes wederzien, waar hij als kind had gespeeld; op het groote kerkhof gaan zoeken, of hij de plaats nog kon vinden, waar men zijn ouders had te ruste gelegd en dan.... zou Katrien van vrouw Sparkel nog bij haar moeder in het groentewinkeltje wonen, op het oude plein in Amsterdam? Ze kon nu ongeveer vierenentwintig jaar oud en mogelijk al getrouwd zijn.

't Scheen Jan toe, alsof, indien het laatste waar zou zijn, Amsterdam voor hem niets bekoorlijks meer had. Waarom had hij ook verzuimd, briefwisseling met haar te houden, dan had hij toch zoo nu en dan eens iets uit het vaderland vernomen.

Hoe wonderlijk is toch het menschelijk hart! Wat schenen de dingen hem thans geheel anders toe dan zeven of acht jaar geleden, toen hij zijn vaderland verliet.

Het dorp, waar hij was geboren en waar de eenige zuster zijner moeder woonde, was hem destijds hatelijk geweest, en zonder aandoening had hij het verlaten en thans.... In zijn geest hoorde hij de zware stem van zijn grootvader, den ouden Borma weer; hij zag de vriendelijke, met klimop begroeide veldwachterswoning achter de bloeiende haag. 't Was alsof hij zich steeds meer begon te herinneren en alles opnieuw voor hem begon te leven.

Eindelijk stond Jans besluit vast; hij zou terugkeeren naar Holland, en als het hem daar beviel, dan bleef hij in het vaderland en zou wel zien een of anderen werk-

[pagina 163]
[p. 163]

kring te vinden. Beviel het hem niet, wel, hij had wat geld overgespaard en zag wel kans er zoo veel bij te verdienen, dat hij de terugreis naar Indië kon betalen; dan zou hij opnieuw naar de Oost gaan om nimmer weer terug te keeren.

Toen Jan eenmaal tot dat besluit gekomen was, stond niets zijn vertrek naar het vaderland meer in den weg, en spoedig daarna was hij ingescheept op een gouvernementsstoomer, die hem vrijen overtocht naar Nederland bezorgde.

Een wonderlijk gevoel van weemoed maakte zich van Jan Starheim meester, toen hij, over de verschansing van de boot geleund, Java's kust uit het oog zag verdwijnen. Met wat al verwachtingen en idealen had hij ruim zeven jaar geleden die kust betreden! Wat al droomen gedroomd van roem en geluk, die hij daar in dat wonderland zou behalen!

Zeker, het expeditiekruis en die eereteekens voor belangrijke krijgsverrichtingen op zijn borst, ze waren toch de sprekende bewijzen, dat hij zijn vaderland met eere had gediend. En dan de onderofficiersuniform, die hij droeg, was dat geen teeken van succes in zijn soldatenloopbaan?

De laatste flauwe omtrekken van Java's zonnig strand waren aan zijn oog ontrokken, maar toch bleef de soldaat nog in den zilverachtigen nevel staren, waarin de kust verdween. En hij mijmerde voort.... Die roem en eer, waarvan hij eens droomde, waren ze niet te duur gekocht? Waren ze niet met bloed betaald, het bloed van vriend en vijand?

[pagina 164]
[p. 164]

Hij dacht aan Wilhelm Unterwald, dien men daar ginder te ruste had gelegd onder de schaduw van den ouden waringinboom, in 't verlaten bivak op Atjeh.

Neen, 't geluk, dat hij zocht, had Jan in Indië niet gevonden; zou hij het vinden in zijn vaderland? De woorden van een lied, dat hij in zijn kinderjaren had leeren zingen, kwamen hem voor den geest en zacht neuriede hij:

 
‘'t Leven genieten, vol vreugd ongestoord,
 
Smachtend naar al wat het hart hier bekoort,
 
't Geeft geen geluk, 't vliedt als rook voor den wind;
 
Zalig alleen, Heer! is 't hart, dat U mint.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken