Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De spin Sebastiaan (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De spin Sebastiaan
Afbeelding van De spin SebastiaanToon afbeelding van titelpagina van De spin Sebastiaan

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.00 MB)

Scans (9.76 MB)

ebook (7.98 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Illustrator

Wim Bijmoer



Genre

proza
poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De spin Sebastiaan

(1966)–Annie M.G. Schmidt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 142]
[p. 142]

Moeder Watja, dochter Datja en de boswezens

Moeder Watja woonde met haar dochter Datja midden in een ontzaglijk groot bos, een bos waar geen eind aan kwam.

En wat deden ze voor de kost, denk je? Ze maakten jam van bosbessen en bramen en ze maakten puree van paddestoelen en die verkochten ze eenmaal per maand in de stad. En daar leefden ze van.

Ze waren heel gelukkig en tevreden, totdat er op een dag iets heel verschrikkelijks gebeurde. Precies op de zestiende verjaardag van Datja kwam er uit het bos een afschuwelijk monster en voerde haar weg.

Moeder Watja was radeloos, wrong haar handen en riep maar aldoor: O, mijn lieve Datja, o, mijn lieve Datja. Maar ze begreep wel dat ze met handenwringen niet veel verder kwam en daarom ging ze achter het monster aan om te kijken waar Datja gebleven was. En ze kwam er al gauw achter dat het monster een Boswezen was en dat hij Datja had meegenomen naar het Hol van de Boswezens. Dat waren gruwelijke wezens met nagels als klauwen en roofdiergezichten en groene ogen en grote bossen ruig haar. Ze hadden een koning, een Opperboswezen, die met Datja wilde trouwen. Dezelfde avond zou de bruiloft gevierd worden. Stel je voor, die lieve Datja.

Moeder Watja liep schreiend door het bos en wist niet wat ze moest beginnen. Een vriendelijke, jonge houthakker, die bezig was met houthakken, vroeg: Wat scheelt er aan, moedertje?

O, mijn dochtertje Datja is meegevoerd door de Bos-

[pagina 143]
[p. 143]

wezens. En nu moet ze vanavond bruiloft vieren met het Opperboswezen!

De houthakker liet zijn bijl rusten en dacht een tijdlang diep na.

Ik weet niet precies, wat ik er aan moet doen, moeder, zei hij, maar maak je geen zorgen, ik zal wel maken, dat je dochtertje vanavond weer bij je thuis is.

Moeder Watja ging naar huis, een beetje gerustgesteld en de houthakker dacht de hele dag na. 's Avonds wist hij nog niet wat hij doen moest en daarom liet hij het maar aan het toeval over. Hij nam zijn bijl en hij nam een bos touw en ging op weg.

Toen hij bij het hol van de Boswezens kwam, hoorde hij aan het schorre gejuich dat de bruiloft al aan de

illustratie

[pagina 144]
[p. 144]

gang was. Hij sloop door het struikgewas en ging achter een bosje zitten, zodat hij precies in het verlichte hol kon kijken.

In het midden was een ruwhouten tafel, daar zat het Opperboswezen. Hij was nog afschuwelijker om te zien dan de rest, hij had vuursproeiende groene ogen, een gezicht als van een beer en harige klauwen. Naast hem zat die arme Datja, heel bleek en angstig en om hen heen dansten de Boswezens een griezelige bosdans.

De houthakker kreeg zo'n medelijden met het arme meisje, dat hij ineens wist, wat hem te doen stond. Hij maakte van het touw een heleboel kleinere touwen met lussen en maakte het geluid van een wolf na, zo goed en zo echt, dat alle Boswezens ineens van schrik stil werden. Ga eens gauw kijken, waar de wolf zit, zei het Opperboswezen.

En een van hen ging naar buiten, maar nauwelijks was hij uit het hol of, floep! daar had hij een lus om zijn kop en was gevangen. De houthakker bond hem stevig vast aan een boom en wachtte op de volgende. En stuk voor stuk stuurde het Opperboswezen al zijn Boswezens het hol uit, en stuk voor stuk werden ze met een lus om hun kop gevangen, net zolang tot het Opperboswezen nog maar alleen daar zat, naast de kleine Datja.

Toen ging de houthakker dapper naar binnen, nam zijn bijl en sloeg dat lelijke Opperboswezen met één slag de kop af. Hij nam Datja bij de hand en voerde haar mee naar Moeder Watja, die dolgelukkig was.

En na een poosje trouwde de dappere houthakker met de kleine Datja en ze leefden heel lang en gelukkig met z'n drieën in het grote bos, dat bos, waar geen eind aan komt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken