Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De spin Sebastiaan (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De spin Sebastiaan
Afbeelding van De spin SebastiaanToon afbeelding van titelpagina van De spin Sebastiaan

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.00 MB)

Scans (9.76 MB)

ebook (7.98 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Illustrator

Wim Bijmoer



Genre

proza
poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De spin Sebastiaan

(1966)–Annie M.G. Schmidt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 173]
[p. 173]

Joris en de vreemde laarzen

Er was ereis een schoenlapper, die Joris heette. Hij woonde in een keldertje en daar zat hij de hele dag te kloppen en te hameren. Hij had genoeg klanten! O, hij had het zo druk! Hij kreeg kleine kinderschoentjes, en satijnen avondschoenen met hele hoge hakken, en hoge baggerlaarzen en flinke stappers voor jongens op school. En Joris vond het een prettig werk om al die schoenen weer héél en proper af te leveren.

Eens op een dag kwam er een nieuwe klant zijn keldertje binnenstappen. Het was een wonderlijke oude man. Hij droeg een bontmuts, hij had een lange zwarte jas aan, hij droeg een grijze baard, die tot op zijn buik hing en in zijn hand hield hij het wonderlijkste paar schoenen dat Joris ooit gezien had.

Kun je die schoenen voor me repareren, vroeg de vreemdeling. Maandag moeten ze klaar zijn.

Joris bekeek de schoenen. Het waren hoge laarzen met randjes grijs bont. Zilveren gespen zaten eraan, ze waren sierlijk van vorm en van het aller-allerfijnste leer gemaakt.

Dat kan wel, zei Joris, het is nu zaterdagmorgen, ik zal er direct aan beginnen, komt u ze maandag maar halen.

De vreemdeling ging weg en Joris ging meteen aan het werk en zette nieuwe zolen op de prachtige laarzen. En hoe langer hij eraan werkte, hoe mooier hij die schoenen begon te vinden. Had ik ook maar zulke schoenen dacht Joris, had ik maar zo iets moois. En toen dacht hij verder. Misschien kan ik ze morgen even

[pagina 174]
[p. 174]

aantrekken. Morgen is het zondag, dan ga ik ermee wandelen, dat ziet die oude man toch niet. Zal ik het maar doen?

De volgende morgen was het mooi weer, de zon scheen en Joris bedacht zich niet langer en trok de vreemde laarzen aan. Ze zaten hem als gegoten en hij was zo trots als een pauw. Hij trok zijn overjas aan, sloot zijn keldertje af en ging wandelen door de stille straten van het stadje.

O wat voelde Joris zich gelukkig in die prachtige laarzen met bontrandjes. Weet je wat, dacht hij. Ik ga naar de kerk, de mensen zien dan allemaal wat een prachtige schoenen ik aan heb. Dat is een goed idee.

Maar toen Joris bij de kerk kwam en erin wilde gaan... toen gebeurde er zo iets vreemds. De schoenen wilden niet gaan, waar Joris ging. Het was of die schoenen vanzelf liepen. Zo kwam het dat Joris niet de kerk binnenging maar erlangs liep. Het was zo wonderlijk, dat hij besloot om te draaien en naar huis te gaan. Maar ook dat lukte niet, de laarzen wilden niet naar huis, die wilden steeds rechtdoor lopen en of Joris nu ook nog zo hard een andere kant op wou lopen, het ging eenvoudig niet. Toen werd hij toch wel verschrikkelijk bang. Hij riep een voorbijganger aan en zei angstig: Wilt u me helpen, die laarzen uit te doen?

Jazeker, zei de voetganger, sta maar even stil.

Joris probeerde stil te staan, maar niks hoor, de laarzen liepen verder en Joris moest mee en de ander keek hem verbaasd na en haalde zijn schouders op.

Zo liep Joris verder, de hele stad door, uren en uren lang, het ene straatje uit en het andere in. Oooh, zuchtte hij, wat vreselijk, ik heb toverschoenen aan, die oude man was een boze tovenaar, nu zal ik mijn hele leven in deze schoenen moeten rondlopen en nooit

[pagina 175]
[p. 175]

zal ik meer thuiskomen in mijn keldertje. Wat moet ik toch doen, wat moet ik toch doen?

Och en hij werd zo moe, en de laarzen liepen maar door.

Toen... wat was dat, daar op een hoek van een straatje stond een zwijgende figuur. Een oude man met een baard en met een lange zwarte jas aan. De laarzen liepen vanzelf naar hem toe en de oude man keek heel verwonderd.

O, meneer, zei Joris, hier zijn uw laarzen. Toen bleven de laarzen ook werkelijk staan en Joris was zo vermoeid, dat hij op de plaats zelf op de grond ging zitten.

De oude vreemde man begon toen te lachen, te lachen dat de tranen hem over de wangen liepen. Heb je de laarzen aangetrokken om ermee te gaan wandelen? vroeg hij.

Ja, zei Joris.

En wilden ze toen niet de weg gaan, die jij wou gaan? vroeg de oude man weer.

Nee, zei Joris. Het was afschuwelijk, ik heb uren en uren gelopen.

Tja, zei de vreemdeling, dat komt ervan, als je zo ijdel bent dat je de laarzen van je klanten op zondag aantrekt.

Je moet weten, het zijn toverlaarzen, ze brengen je overal heen waar je wilt, maar... je moet er een toverwoord bij zeggen. Als je zegt ‘Flituria’ en je noemt dan de plaats waar je heen wilt, dan kom je er vanzelf.

Wil je nu met deze laarzen naar je huis? Zeg het woord dan maar en zeg erbij, waar je heen wilt. Ga je gang, morgen kom ik de laarzen halen. Joris keek eens naar de laarzen, fluisterde ‘Flituria’ en daar gingen ze.

Veel, veel harder dan hij zelf zou kunnen lopen. In

[pagina 176]
[p. 176]

een paar minuten was hij thuis en daar kon hij ook werkelijk de schoenen uittrekken...

De volgende morgen kwam de vreemdeling ze halen en Joris gaf ze met een stralende glimlach af. Hier zijn ze, zei hij. Ik ben maar blij, dat het mijn laarzen niet zijn, want ik ben er een beetje bang voor.

De oude man ging voldaan weg met de mooie toverlaarzen en Joris vertelde zijn avontuur aan iedereen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken