Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heksen en zo (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heksen en zo
Afbeelding van Heksen en zoToon afbeelding van titelpagina van Heksen en zo

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.17 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charlotte Dematons



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heksen en zo

(1997)–Annie M.G. Schmidt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

De miesmuizers

De schillenman ging langs alle deuren met zijn schillenkar en z'n paard. Hij was opgewekt en zong een liedje:

 
Daar ben ik met mijn wagen,
 
daar ben ik met mijn paard,
 
mevrouw, hier is de schillenman,
 
hebt u nog iets bewaard?
 
Aardappelschillen,
 
pereschillen,
 
of een stuk tomaat?
 
Geef het aan de schillenman
 
en gooi het niet op straat.
 
Aardappelschillen,
 
pereschillen,
 
of een ouwe korst.
 
Geef het aan de schillenman,
 
dan wordt het niet vermorst.

‘Hee,’ zei een mevrouw aan een van de deuren, ‘wat zingt u toch weer fijn! Ik wou dat mijn man ook eens een liedje zong, maar nee!’

‘Zingt uw man nooit?’ vroeg de schillenman.

‘Nooit,’ zei de mevrouw. ‘Zal ik u eens wat vertellen?’ Ze trok de schillenman naar zich toe en fluisterde in zijn oor: ‘Mijn man is een miesmuizer.’

[pagina 77]
[p. 77]

‘Een wat?’ vroeg de schillenman.

‘Ssst,’ zei ze. ‘Laat niemand het horen. Hij is een miesmuizer!’

‘Wat is een miesmuizer?’ vroeg hij.

‘Weet u niet wat miesmuizers zijn? Miesmuizers zijn ontevreden mensen die altijd klagen en mopperen en zeuren en jengelen en drenzen en brommen en vloeken en jammeren.’

‘Zo,’ zei de schillenman. ‘En zijn er veel van die miesmuizers in de stad?’

‘Veel?’ zei de mevrouw. ‘Wat heet veel? Duizenden, tienduizenden, luister maar eens goed.’

De schillenman luisterde goed. En wat hoorde hij om zich heen? Het klagen en brommen van de miesmuizers. Grote miesmuizers en kleine miesmuizers. Vader-miesmuizers, moeder-miesmuizers en kindermiesmuizers. Gejammer en gedrens. Gezeur en gejengel. Ja, wie goed luistert, hoort de miesmuizers. Ze willen:

 
niet naar school,
 
niet naar kantoor,
 
een ander leven,
 
meer snipperdagen,
 
elke week naar de Rivièra,
 
geen andijvie,
 
weer een nieuwe auto

en nog honderd dingen niet en honderd dingen wel.

‘Tjemig,’ zei de schillenman toen hij dat hoorde,

[pagina 78]
[p. 78]

‘wat ben ik blij dat ik geen miesmuizer ben. En nu is mijn wagen vol en ik ga naar huis.’

Maar juist toen de schillenman zijn wagen keerde om naar huis te gaan, kwam er uit een steegje een heel vreemd dametje naar hem toe. Een heel dun dametje was het. En ze zei: ‘Schillenman, hebt u misschien een fluitje gevonden tussen de schillen?’

‘Een fluitje?’ vroeg de schillenman. ‘Hebt u dat per ongeluk met de schillen weggegooid? Wat dom!’

‘'t Geeft niet zo erg,’ zei het dunne dametje. ‘'t Was maar een fluitje van een cent.’

‘Evengoed jammer,’ zei de schillenman.

‘Mocht u 't vinden,’ zei het dametje, ‘blaas er dan vooral níét op.’

‘Hoe zo dame?’ vroeg hij.

‘Nou, dat zou wel eens gevaarlijk kunnen wezen,’ zei het dunne dametje. En hoeps, weg was ze, het steegje weer in.

‘Hee, dametje!’ riep de schillenman nog, maar ze was weg en bleef weg.

Nadenkend stond hij bij zijn kar en graaide tussen de aardappelschillen. En warempel, daar vond hij het fluitje. Een heel gewoon fluitje van een cent. En zo nieuwsgierig was die schillenman, zo nieuwsgierig... hij kon het niet laten, hij móést er even op blazen. En toen hij erop blies, kwam er een klein gek wijsje uit dat fluitje. En meteen begon er iets te gebeuren. Overal ging de deuren open en er kwamen mensen naar buiten. Ze kwamen tegen hun zin naar buiten, ze wilden helemaal niet, ze móésten.

[pagina 79]
[p. 79]

En toen de schillenman met zijn paard en wagen de stad uit ging, volgde hem een lange sliert mensen. Het waren de miesmuizers. Alle miesmuizers moesten mee. Vreselijk, wat stribbelden ze tegen, ze schreeuwden moord en brand, ze wilden helemaal niet mee en ze riepen er een agent bij.

‘Agent, we worden meegenomen,’ riepen de miesmuizers. ‘We zitten vast!’ De agent keek eens goed en zei toen; ‘U zit helemaal niet vast.’

‘Jawel agent, we zitten vast aan een onzichtbaar touw.’

‘Ja hoor eens,’ zei de agent geprikkeld, ‘dat is nou maar onzin. De wet erkent geen onzichtbare touwen.’

Natuurlijk bleven er in het stadje een heleboel mensen achter. Iedereen die geen miesmuizer was, bleef achter. En al die achtergebleven mensen en kinderen keken sprakeloos van verbazing toe, hoe al de miesmuizers wegtrokken. Ze begrepen er niets van.

‘Daar gaan alle miesmuizers,’ zeiden ze. ‘Waarom? Hoe zo? Wie z'n schuld is dat?’ Een paar kinderen zeiden: ‘Misschien weet het dunne dametje er meer van.’ En ze riepen: ‘Dun dametje, dun dametje!’

‘Hier ben ik.’ En daar stond het dunne dametje.

‘De miesmuizers zijn weg,’ riep iedereen.

‘Wel wel,’ zei het dunne dametje hoofdschuddend. ‘En ik heb nog zo tegen de schillenman gezegd dat hij niet op dat fluitje mocht blazen. Nu heeft hij het toch gedaan.’

‘Wat zal er nu met de miesmuizers gebeuren?’ vroegen de mensen.

[pagina 80]
[p. 80]

‘Tsja,’ zei het dunne dametje, ‘die gaan mee met de schillenman naar de schillenschuit. Daar moeten ze voortaan blijven en ze krijgen niets anders dan schillen.’

Verschrikt en verslagen keken de mensen elkaar aan. ‘Da's erg,’ zeiden ze. Maar sommige kinderen riepen: ‘Erg? Juist fijn! We zijn de miesmuizers kwijt. Wat zullen we het gezellig hebben.’

‘Natuurlijk,’ riepen de anderen. ‘Geen geklaag en gezeur meer,’ Ze vormden een grote kring om de muziektent en zongen dat de stukken eraf vlogen.

Intussen zaten de miesmuizers op de schillenschuit. Ze vonden het daar ontzettend akelig.

‘Wat moeten we eten?’ vroegen ze aan de schillenman.

‘Schillen,’ zei hij. ‘Wat anders?’

‘We willen terug,’ riepen ze.

‘Ik hou jullie niet tegen,’ zei de schillenman. ‘'k Heb jullie liever niet dan wel. Ga maar.’

Toen probeerden de miesmuizers van de schuit weg te lopen, maar het ging niet. Ze zaten aan een onzichtbaar koord vast aan de schuit. En dus bleven ze daar en aten schillen. Aardappelschillen, pereschillen en de buitenste bladeren van de sla. En die dan nog verflenst. En loof van radijsjes aten ze en soms per ongeluk een dop van een tube toe.

‘Wat hadden we het thuis toch goed,’ zei een oude heer. ‘Karbonaadjes met jus!’

‘En eitjes en frieten,’ zei een jongen.

‘En een bankstel om in te zitten,’ zuchtte een mevrouw.

[pagina 81]
[p. 81]


illustratie

[pagina 82]
[p. 82]

‘En speelgoed en stripverhalen...’ huilden de kleine miesmuizertjes.

‘Ik ga naar de stad,’ zei de schillenman, ‘tot vanavond dan.’

‘Wat? Gaat u naar de stad? O, mogen we alsjeblieft mee?’

‘Je mag best mee,’ zei de schillenman. ‘Probeer het maar.’

De miesmuizers zagen hem wegrijden met z'n paard en wagen, maar ze konden niet van de schuit wegkomen. Treurig bleven ze achter. En zo ging de schillenman elke dag naar de stad om nieuwe schillen te halen en dat was nodig want de miesmuizers aten veel.

En als hij dan in de stad kwam, stonden er een heleboel mensen op hem te wachten. Er waren vrouwen die riepen: ‘Schillenman, hoe gaat het met mijn man? Hoe heeft hij het daar?’

En er waren mannen die riepen: ‘Hoe gaat het met mijn vrouw?’ Sommigen vroegen angstig: ‘Hoe maakt mijn zoontje het daar?’

‘Het gaat prima,’ zei de schillenman. ‘Ze eten lekker veel schillen vol vitaminen.’

‘Moeten ze daar voorgoed blijven?’ vroegen de mensen.

‘Ik kan ze niet loskrijgen,’ zei de schillenman. ‘Ze zitten vast aan een onzichtbaar touw. Ik denk een elektronisch touw.’

‘Maar moeten ze dan hun hele leven op die vieze schuit blijven?’

‘Hee hee, mijn schuit is niet vies,’ zei de schillenman.

[pagina 83]
[p. 83]

Maar de mensen in het stadje waren ongerust en ze keken de schillenman boos aan.

‘We willen onze miesmuizers terug!’ riepen ze.

‘Lieve beste mensen,’ zei de schillenman ongelukkig. ‘Ík kan jullie niet helpen, heus niet. Vraag het liever aan het dunne dametje.’

‘Dun dametje! Dun dametje!’ riep iedereen.

Daar stond het dunne dametje en zei: ‘Wablief?’

‘Deze mensen willen hun miesmuizers weerom,’ zei de schillenman.

‘Hoor eens,’ zei het dametje, ‘weet je nog wel, schillenman, dat ik je gewaarschuwd heb? Ik heb nog zo gezegd: Blaas niet op dat fluitje.’

‘Jawel, dun dametje,’ zei de schillenman verlegen.

‘En je hebt het toch gedaan.’

‘Helaas dun dametje,’ zei de schillenman bevend, ‘ik heb het toch gedaan.’

‘We willen onze miesmuizers terug,’ riepen de mensen. ‘Dadelijk!’

‘Wat dom van jullie,’ zei het dunne dametje, ‘'t Is nu toch veel rustiger en prettiger in de stad nu al die zeurpieten weg zijn.’

‘Dat wel,’ zei een mevrouw, ‘maar al was mijn man dan een miesmuizer, ik mis hem toch.’

‘En ik mis mijn kinderen,’ riep een moeder. ‘Ook al zijn het miesmuizers.’

‘Dan moeten jullie 't zelf maar weten,’ zei het dunne dametje. ‘Schillenman, heb je 't fluitje van een cent nog?’

De schillenman zocht in z'n broekzak en iedereen

[pagina 84]
[p. 84]

hield de adem in.

‘Nee,’ zei hij en alle mensen begonnen te schreien.

‘Misschien in je portemonnee,’ zei het dunne dametje.

‘O ja,’ zei de schillenman en hij haalde het fluitje te voorschijn.

‘Ga naar je schuit,’ zei het dunne dametje, ‘en blaas erop. Maar hou dan je vinger op het middelste gaatje van 't fluitje. Dan komt er een ander wijsje uit en dat zou wel eens kunnen helpen. Vort naar de schuit.’

De schillenman sprong op zijn wagen en liet zijn paard galopperen.

‘Nu wachten we maar af,’ zei het dunne dametje en de mensen om haar heen zeiden: ‘O, als het maar lukt. O, als ze nu maar terugkomen. Onze lieve miesmuizers. Jantje, ga eens op de toren staan en kijk eens of ze er al aankomen.’

Jantje klom op de toren en keek uit.

‘Zie je al iets komen, Jantje?’

‘Nee, ik zie niks,’ riep Jantje

‘En hoor je nog niets ook?’

‘Wacht eens... wees eens even stil...’ riep Jantje. ‘Ik hoor iets. Ik hoor een fluitje. En nu zie ik een hele drom mensen op de weg. Ze komen eraan...’

‘Hoera, hoera,’ riepen de mensen, ‘daar komen ze... daar zijn ze.’

En jawel hoor, daar kwam de lange stoet miesmuizers de stad binnen. Wat zagen ze er vreselijk verfomfaaid uit. Als je zo lang tussen de schillen hebt gezeten, word je er niet netter op. Maar ze waren zo blij en zo

[pagina 85]
[p. 85]

jolig! Niet te herkennen... het waren echt geen miesmuizers meer hoor!

De mannen omhelsden hun vrouwen en de moeders omhelsden hun kinderen, al die magere miesmuizerskinderen die dadelijk een ijsje kregen én een stripverhaal.

Er werd een reusachtig feest gevierd met bendes lekkere dingen en muziek en vlaggen en slingers en vuurwerk en het dunne dametje stond op haar hoofd.

Eindelijk zei iemand: ‘Zeg, we moeten de schillenman nog bedanken.’

‘Ik?’ zei de schillenman, ‘ik had er niks mee te maken. Ik haal morgen gewoon de schillen weer op.’

Toen dansten ze allemaal verder en het paard kreeg veertien klontjes.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken