Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heksen en zo (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heksen en zo
Afbeelding van Heksen en zoToon afbeelding van titelpagina van Heksen en zo

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.17 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charlotte Dematons



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heksen en zo

(1997)–Annie M.G. Schmidt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 119]
[p. 119]

Lakentje met een kroontje

Je weet dat de kindertjes vroeger door de ooievaar werden gebracht. Het ging voortreffelijk, want er werden toen nog niet zoveel kindertjes geboren als tegenwoordig en één ooievaar was genoeg. Die ene ooievaar heette Frederiks.

Frederiks had het razend druk, dat begrijp je wel. Hij viste de kindertjes uit een vijver, de geboorte-vijver ergens ver weg in het zuiden. In die vijver zat elke baby aan een groen steeltje en wachtte slaperig tot de ooievaar hem plukte.

Jarenlang ging het goed. Maar toen werd de wereld te vol en te druk. Er kwamen telkens meer ouders die kindertjes bestelden. Frederiks maakte afschuwelijke vergissingen. Soms bracht hij een kind bij een oud dametje, dat verschrikt achteruit deinsde, soms bracht hij er eentje bij de pastoor. Een keer bracht hij een klein Chineesje bij een mevrouw in Overschie. ‘Dat heb ik niet besteld, ooievaar!’ zei de mevrouw snibbig.

‘Ach mevrouw,’ zei Frederiks zuchtend, ‘m'n hoofd loopt om, maar ik zal het voor u ruilen.’

Toen de boel helemaal in het honderd liep, besloten de mensen om een kindertjeskantoor te vestigen vlak bij de vijver. Er werd een directeur benoemd die alle adressen keurig bijhield op witte kaartjes. Zevenendertig ooievaars werden aangesteld die hun vaste vliegroutes hadden en zich stipt aan het vliegschema

[pagina 120]
[p. 120]

hielden.

Op een dag riep de directeur de oude ooievaar Frederiks bij zich en zei: ‘Luister, Frederiks. Ik zie hier dat er vandaag een baby moet worden afgeleverd bij de hertog van Organzia. Het is dus een hooggeboren baby en ik moet er een betrouwbare ooievaar voor hebben die zijn werk prima verstaat.’

‘Ik wil het graag zelf doen,’ zei Frederiks. ‘Niemand is betrouwbaarder dan ik zelf. U moet rekenen, ik doe het al vijfentwintig jaar.’

De directeur keek weifelend naar de oude ooievaar die voor hem stond. Z'n ogen stonden een beetje dof, de zwarte veren van zijn vleugels waren wat vaal en groenig als een kale geklede jas, maar z'n poten waren nog rood en stram.

‘Het wordt een moeilijke tocht,’ zei de directeur. ‘Organzia ligt achter hoge bergen.’

‘Ik ben gewend aan de hoogste Alpentoppen,’ zei Frederiks bescheiden.

‘Ik wil het kindje niet helemaal bloot sturen,’ zei de directeur. ‘Je weet dat we vorstelijke kinderen altijd een uitzetje meegeven. Wat kleertjes en een gouden rammelaar... een zilveren kroes en een servetring, bij elkaar twee koffers.’

‘Het kind neem ik aan z'n lakentje in mijn snavel,’ zei Frederiks. ‘En dan neem ik aan elke kant van mijn rug een koffer. Ik heb het al zo vaak bij de hand gehad. Bij de keizer van China, bij de keizer van Japan, bij de sultan van...’

‘Juist ja,’ onderbrak de directeur hem haastig. ‘Nou

[pagina 121]
[p. 121]

akkoord dan Frederiks, het is het derde kind rechts in de vijver en de koffers staan klaar.’

Een uur later vloog Frederiks al boven de Adriatische Zee. In zijn snavel hield hij een bundeltje, dat was het kind in een geborduurd lakentje gebonden. Aan een riem over zijn rug hingen de koffers, aan elke kant een. Hij vloog snel, regelmatig en veerkrachtig. Pas toen hij boven de bergen kwam, werd zijn vaart minder want er kwam boos weer.

Het begon te waaien en er vielen vlokken. De wind werd een sneeuwstorm die huilend over de rotsen joeg en met ijzige rukken probeerde de arme ooievaar uit z'n koers te drijven. Verblind door de sneeuw vloog hij verder, zijn lange rode benen waren versteend van kou, zijn rafelige veren zaten vol ijs en hij werd in de lucht heen en weer gesmeten en op en neer gemept als een kinderballon. Daar heb je het gedonder, dacht Frederiks. Dat wordt een noodlanding. Maar misschien kan ik de hoofdstad van Organzia nog bereiken, het is niet meer dan een uur vliegen. En hij hield vol, ook al rukte de storm het bundeltje haast uit zijn snavel, hij vloog door want o, wat hadden die ouderwetse ooievaars een plichtsgevoel!

Eindelijk zag hij vlak onder zich de stad liggen, maar toen was hij ook duizelig, misselijk en wanhopig. Door de sneeuwstorm merkte hij de kerktoren niet op, hij vloog er met een akelige klap tegen aan en daar fladderde Frederiks als een zielig hoopje veren naar beneden. Hij gaf een schreeuw en het kindje viel van veertig meter hoog, het tuimelde, tuimelde, tuimelde

[pagina 122]
[p. 122]


illustratie

[pagina 123]
[p. 123]

en het zou zeker morsdood gevallen zijn, als het niet op de binnenplaats van een bakkerij was neergekomen, midden in een teil met deeg. Daar lag de baby dan in het zachte deeg te krijsen als een wild varkentje.

‘Mijn hemel, er valt een kind uit de lucht,’ zei de bakkersvrouw en ze holde naar buiten om het schepseltje te halen.

‘Wat een mooi kind,’ zei de bakker toen ze ermee binnenkwam. ‘Zo iets hadden we al lang willen hebben, is het niet?’

‘Jazeker,’ zei de bakkersvrouw, ‘maar kijk eens naar het lakentje. Er staat een kroontje op geborduurd. Het is een vorstenkind, waarschijnlijk voor de hertog!’

‘Bedoel je dat we het naar de hertog moeten brengen?’ vroeg de bakker.

‘Ach...’ zuchtte de bakkersvrouw, ‘laten we het stilletjes hier houden. We zullen het verstoppen.’

 

Juist op dat ogenblik liep de hertog van Organzia in zijn slaapvertrek heen en weer, keek telkens op zijn klok en zei: ‘Die ooievaar had al lang hier moeten zijn.’

‘Kijk nog eens of hij er soms aankomt,’ zei de hertogin, die een beetje ziek op de sofa lag.

De hertog ging op het balkon staan en keek uit over het dal. De sneeuwstorm was geluwd, de zon brak door, hij zag de velden en de bossen en de stad met de kerktoren, maar geen ooievaar. Het werd avond en het werd nacht en er gebeurde niets, maar de volgende ochtend kwam er een ruiter uit de stad met een brief

[pagina 124]
[p. 124]


illustratie

voor de hertog. In die brief stond dat de ooievaar met een gebroken poot in het hospitaal lag.

De hertog ging er onmiddellijk heen. Hij vond de ooievaar in een van de bedden op de ziekenzaal, helemaal in verband en met z'n poot omhoog.

‘Waar is mijn kind...’ begon hij driftig, maar de verpleegster legde een vinger op haar lippen en zei: ‘Niet te hard, hoogheid, hij is gewond en zeer zwak.’

‘Waar is mijn kind,’ fluisterde de hertog.

Frederiks sloeg vermoeid de ogen op en zei: ‘Sneeuwstorm... bergen.’

‘Is mijn kind in de bergen gevallen?’ vroeg de hertog.

‘Nee,’ stamelde Frederiks. ‘Hier in de stad. Tegen torenspits gevlogen. Nog nooit gebeurd... altijd plicht gedaan, altijd trouwe ooievaar geweest...’

‘Jaja,’ zei de hertog ongeduldig, ‘maar is mijn kind hier in de stad neergestort?’

Frederiks knikte.

‘Dan is het dood,’ zei de hertog met een snik. ‘Maar dood of levend, het moet gevonden worden. Ik laat

[pagina 125]
[p. 125]

onmiddellijk de stad doorzoeken.’

Dertig flinke soldaten gingen op zoek naar de gevallen baby. Ze vonden wel de twee koffers die bij het vallen waren opengescheurd. Overal in de straatjes lagen kanten hemdjes en zijden luiers, maar het kind zelf was niet te vinden.

‘Doorzoek de huizen,’ beval de hertog.

De dertig soldaten doorzochten ieder huis. Ze zochten bij de notaris en bij de burgemeester en bij de smid. Ze snuffelden bij alle mensen in de kelder, op zolder, achter de trap en in de gootsteenkastjes. Ze zochten bij de melkboer tussen de kazen en ze zochten ook bij de bakker.

‘Misschien in de oven?’ zei een soldaat.

Ze openden de oven, maar er sloegen rode vlammen uit en ze begrepen dat het kind daar niet verborgen kon zijn. Ze stommelden de trap op en zochten op de zolder van de bakker. Daar lag een kat met jonkies en hoog in de balken hing een papegaai in een kooi te vloeken en te krijsen.

‘Hier ook niet,’ zeiden de soldaten, maar toen ze weg waren, haalde de bakkersvrouw het kindje uit de papegaaiekooi waar het had liggen slapen onder een laagje maïs. Ze legde het in een warm bedje, gemaakt van een kartonnen doos.

‘Dat lakentje moet je verbranden, hoor,’ zei de bakker. ‘Als iemand dat ziet, zijn we verloren.’

‘Goed,’ zei de vrouw. Ze nam het lakentje om het in de oven te verbranden, maar toen ze naar het mooie geborduurde kroontje keek, vond ze het zo jammer

[pagina 126]
[p. 126]

dat ze het netjes opvouwde en in de linnenkast legde.

Zo bleef het kindje bij de bakker en zijn vrouw. Niemand merkte het. Alleen de bakkersknecht Pieter stond in de bakkerij wel eens te luisteren en zei: ‘'t Lijkt wel of ik een kind hoor schreeuwen.’

‘Dat is de papegaai,’ zei de bakker. ‘Die schreeuwt als een kind.’

In het kasteel van de hertog was het een en al droevigheid en rouw. De hertog had een prijs uitgeloofd van honderdduizend gulden voor de vinder van het kind, dood of levend. Maar niemand niemand vond het kind.

 

Een week of zes later was de bakkersknecht Pieter bezig hout te hakken voor de oven. Hij raakte per ongeluk zijn pols met de scherpe bijl en het bloedde erg. ‘Help!’ riep Pieter, maar de bakker en zijn vrouw stonden in de winkel en hoorden hem niet. Toen liep Pieter naar de linnenkast en greep een doek om het bloed te stelpen. ‘Mirakel...’ zei hij, ‘een lakentje met een kroontje!’

Hij herinnerde zich het kindergehuil en sloop de trap op naar de zolder.

‘Dacht ik het niet...’ mompelde hij. ‘En wacht 's even... honderdduizend gulden... die zal Pietertje eventjes opstrijken!’

Hij liep met het lakentje in zijn hand naar het kasteel. ‘Bij de bakker op zolder ligt de baby,’ zei hij.

Een half uur later stonden de arme bakker en zijn vrouw met gebogen hoofden voor de hertog in het kasteel.

[pagina 127]
[p. 127]

‘Jullie zijn schuldig aan een ernstig misdrijf,’ zei de hertog bars. ‘Ik moet jullie laten ophangen. In het openbaar op het marktplein. Overmorgen.’

De bakkersvrouw begon te snikken en de bakker wrong zijn wit-bemeelde handen.

‘Wacht even, liefste,’ zei de hertogin, die het kindje in haar armen wiegde. ‘Waarom hebben jullie het kind gehouden?’ vroeg ze. ‘Je had er immers honderdduizend gulden voor kunnen krijgen?’

‘We hadden zelf geen kinderen,’ schreide de bakkersvrouw. ‘En omdat dit kindje zo lief was...’

‘Hoor je dat?’ vroeg de hertogin. ‘Ze zijn dol op ons kind. Moet je mensen laten ophangen, omdat ze dol zijn op ons kind?’

‘Hm... br.... hmm,’ hoestte de hertog en wist niet wat hij verder moest zeggen.

‘Ik weet iets beters,’ zei de hertogin. ‘We houden van verse broodjes. Kom bij ons als hofbakker en hof-bakkersvrouw. Zorg voor goed brood en je mag elke dag een uur met de baby rijden.’

En zo gebeurde het.

Op het kindertjeskantoor stond Frederiks de ooievaar stram in de houding voor de directeur. ‘Je hebt nu de pensioengerechtigde leeftijd bereikt,’ zei de directeur. ‘Het is beter dat jongere ooievaars jouw werk overnemen. Maar voor vijfentwintig jaar trouwe dienst benoem ik je hierbij tot ridder in de Orde van de Navelband.’ Hij speldde Frederiks een gouden medaille op de borst.

‘Au,’ riep Frederiks, want het ging dwars door zijn

[pagina 128]
[p. 128]

veren heen. Maar hij was trots en heel gelukkig.

Nog één kindje mocht hij brengen. Hij zocht zorgvuldig in de vijver het kind uit met het allerlelijkste karakter en dat kind bracht hij bij de bakkersknecht Pieter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken