Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wat beleven we toch veel (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wat beleven we toch veel
Afbeelding van Wat beleven we toch veel Toon afbeelding van titelpagina van Wat beleven we toch veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.89 MB)

Scans (35.18 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Wiegman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wat beleven we toch veel

(1941)–Marie Schmitz–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 46]
[p. 46]

Kamperen.

En nu is het dan weer gedaan met het heerlijke rustige leventje! Helaas! Helaas! Met haar neusje diep neergebogen op haar naar binnen gevouwen pootjes, zucht de Hertogin zo diep en zwaar, dat er een trilling van over haar dikke haarvacht loopt. Ach, ach, wat een goed leventje was dat geweest, alleen met de Vrouw en de Baas, die woelwaters van kinderen van de vloer en die drukke Fiet-Fiet. Al was het ook wel eens vreemd geweest 's avonds niemand te hebben voor een gezellig praatje. Ja ja, dat had ze toch wel gemist, maar dat zou ze Fiet-Fiet maar niet vertellen, want dan kreeg hij nog meer verbeelding dan hij al had.

Acht langzame zware slagen van de klok; nu zullen ze zo meteen wel thuiskomen. De Baas, die naar de trein is om ze te halen, is al een half uur weg. Dat zal een drukte geven als de bende binnenkomt, geloof dat maar!

Stil, hoort ze goed! De sleutel in het voordeurslot? Zij spitst haar oren en licht de kop wat op. Jawel, stappen in de gang, wat een voeten! Hoor eens! Wat 'n stemmen tegelijk! ‘Moeder! Waar is Moeder?’ Dat is Jaap z'n luide stem. En lachen en praten en gooien en smijten of het huis ondersteboven moet! En dat is natuurlijk de Vrouw, die daar zo haastig de trap komt afgelopen. Wat een huis vol lawaai! 't Lijkt wel een storm. En de Hertogin schuift een beetje achteruit op haar schoorsteenhoekje, of ze bang is zo aanstonds door de stormwind van haar

[pagina 47]
[p. 47]

plekje te zullen worden geslingerd. Met een bons vliegt de deur wagewijd open. Natuurlijk is 't Jaap, die dat doet. Maar tegelijk met hem dringt de hele bende naar binnen, Elly en Bert en nog een paar vriendjes en vriendinnen. Lieve hemel, wat zijn ze allemaal belast en beladen! Tassen en manden en zakken en dekens en een groot opgerold linnen ding en nog veel meer. Mensen zijn toch wonderlijke wezens om 't zich zo druk en zo moeilijk te maken.

 



illustratie

 

‘Leg hier de boel zolang maar neer,’ zegt de Vrouw.

Jawel, neerleggen.... Hier wat gegooid en daar wat gesmeten... en allemaal schreeuwen ze door mekaar.

‘Zalig was 't!’ roept Elly, ‘En zijn we niet bruin geworden, Mams?’

‘We hebben maar één dag regen gehad, en Karel heeft zijn voeten doorgelopen!’

[pagina 48]
[p. 48]

‘En zeg, Jan kan zulke fijne pannekoeken bakken! Die gebruikt zand inplaats van meel!’

‘Maar ik kan 't nu ook en ik gebruik enkel meel en geen zand!’

‘En, o, moet u horen! Jaap heeft op een keer een nachtmerrie gehad en alles bij mekaar geschreeuwd en toen dachten we dat er onraad was en zijn we d'r met ons allen op uitgetrokken, midden in de nacht!’ Ze gieren allemaal en Japie stompt om zich heen.

Wat een herrie, wat een herrie! En tussen dat alles door holt en draaft Fiet-Fiet en keft en springt op alle stoelen en snuffelt aan alles, of hij niet een week, maar een jaar is weg geweest. Maar van hààr, de Hertogin, heeft hij nog niet eens notitie genomen! Dat onopgevoede, onbeleefde beest! Maar ze zal het hem inpeperen! Ze zegt de hele avond geen woord tegen hem! O, zal hij nu eindelijk eens naar boven kijken? Jawel, kwispel maar met je staart, je komt laat genoeg met je begroeting. Jazeker, ik zie je wel, maar nu heb ik eens geen tijd.

‘Dag!’ zegt Fiet-Fiet. Zijn blinkoogjes zijn onafgebroken op de Hertogin gericht en zijn staart zwaait met grote zwaaien.

‘Zo,’ bromt de Hertogin. ‘Eindelijk! Erg beleefd ben je ook al niet.’

Fiet-Fiet z'n staart zakt omlaag en hij kijkt een beetje sip.

‘Ja hoor, als je zo lang bent weg geweest en zoveel beleefd hebt... Allehonden-nog-toe, ik ben er nog helemaal van buiten mezelf.’ En hij gaat zitten op zijn oude plekje voor de haard en kijkt stilletjes voor zich uit, of hij alles nog eens opnieuw beleeft.

‘Kom, we gaan naar boven!’ roept Jaap en Elly zegt: ‘Moeder heeft taartjes en heerlijke limonade.

[pagina 49]
[p. 49]

Kom mee!’ En lachend en stoeiend duwen ze mekaar de kamer uit, de gang op. De kamerdeur valt dicht. Het is stil na al de drukte van zo even.

‘Hè hè’ zegt de Hertogin. Ze komt eens overeind, rekt zich op haar vier pootjes, zo hoog, dat haar rug een poortje wordt, waar je haast wel onderdoor kunt lopen, gaapt zo wijd als ze kan en gaat dan weer heerlijk op haar gemak liggen.

En daar beneden rolt Fiet-Fiet zich om en om, buitelt over zichzelf heen, bijt in het kleedje, hapt naar zijn achterpoten en naar het puntje van zijn staart en springt dan op om zich met zoveel geweld uit te schudden, dat de Hertogin er een schrik van krijgt. ‘Ga niet zo tekeer!’ moppert ze, ‘Je lijkt wel niet wijs.’.

‘Denk je, dat ik nu ineens maar doodstil kan zitten zoals zo'n ouwe dikke kat als jij bent, nu ik een hele week niks anders heb gedaan as hollen en draven? Och, wat een leventje was dat! En wat ik allemaal gezien heb en beleefd!’

De Hertogin wacht zwijgend op het verdere verhaal. Ze zal nu maar niets zeggen van dat beledigende ‘ouwe dikke kat’, want dan kan ze wel aan de gang blijven.

‘We hebben alle dagen gezwommen zeg, en bergen beklommen en wandelingen gemaakt van wel een hele dag. En ik heb mollen gezien en veldmuizen en...’

‘Ook een plezier, om je zo te vermoeien!’ snuift de Hertogin. ‘Maar vertel liever eens een beetje ordelijk en begin bij het begin.’

‘Het begin....’ peinst Fiet-Fiet, ‘hoe was dat ook? O ja, we gingen met de spoor... Ik mocht aldoor op de kleine Baas z'n knieën zitten, dat ik

[pagina 50]
[p. 50]

naar buiten kijken kon.... Eerst was het allemaal groen land met koeien, maar later kwam er bos en hei en toen bergen, hoge bergen...’

‘Wat zeur je toch aldoor over bergen?’ moppert de Hertogin. ‘Die zijn er niet in ons land, alleen maar heuveltjes.’

‘Nou, maar ik verzeker je, dat dat sekure bergen waren!’ zegt Fiet-Fiet verontwaardigd. ‘En spreek jij dat nu niet tegen, want je hebt ze niet gezien. Ik kon er geeneens in één ren tegen op hollen! Die ene keer, toen ik het toch probeerde, bleef ik halverwege steken. En daar ging ik hoor, ik kon me niet meer houen, want het was daar juist zo steil en ik rolde naar beneden, of ik een bal was. O foei, wat een akelig gevoel was dat, toen ik daar door al die stekels en prikkels rolde! Maar me ogen had ik toe gedaan.’

‘En dan ben je voor je plezier uit!’ spot de Hertogin.

Maar plezierig wàs 't, reken maar, hoor!’ Fiet-Fiet raakt helemaal in vuur. ‘Iedere morgen gingen we water halen, ik en de kleine Baas en Bert en dan maakten de meisjes het ontbijt vast klaar en na het ontbijt gingen we allemaal zwemmen in het ven.... En je had die tenten moeten zien, waar we in sliepen!’

‘Sliepen jullie in tenten?’ zegt de Hertogin ontzet, ‘zomaar buiten in een tent? Dat is dan zeker dat opgerolde ding, dat daar op de grond ligt... Nou, ik lig ook liever op een warm kussentje!’

‘Jij weet niet wat plezierig is. En zeg, 's morgens mocht ik met de meisjes mee naar 't dorp om brood te kopen en bij die bakker kreeg ik altijd vast een koekje toe en we bakten zelf vis en we maakten eten klaar en we bakten pannekoeken....’

[pagina 51]
[p. 51]

‘We... we... je praat maar aldoor van “we”,’ pruttelt de Hertogin. ‘Heb jij dan soms ook meegebakken?’

‘Ik at ze toch mee op,’ zegt Fiet-Fiet ongeduldig. ‘Nou dan!’

 



illustratie

 

‘En wat heb je nou voor mij bewaard? Wat heb je nou meegebracht? Niks! Ik zit hier maar, ik mag thuis blijven en nog geen visgraatje schiet erop over.’

‘H... hoe moest ik dat dan meebrengen?’ stottert Fiet-Fiet. ‘Ik kon het toch niet op me rug binden?’

‘Je had best wat in Jaap z'n tas kunnen stoppen, ik zou het er wel uitgehaald hebben. Maar jij denkt ook alleen maar aan je eigen!’

[pagina 52]
[p. 52]

‘Nou, als jij nou ruzie wil maken, dan ga ik weer weg!’ zegt Fiet-Fiet kwaad. ‘Daar ben ik niet voor thuis gekomen.’ Maar dan bedenkt hij opeens weer wat hij nog meer te vertellen heeft. ‘O ja zeg, en 's middags gingen we wandelen, soms tot het avond werd en dat was fijn, want dan kon je naar allerlei beesten snuffelen. Muizen heb ik toch zo veel geroken!’

‘Geróken!’ zegt de Hertogin met diepe minachting. ‘Een kat zou ze gevangen hebben!’

‘Wat heb je daar nou an?’ zegt Fiet-Fiet. ‘Muizen lust ik toch niet. Maar zeg, je had moeten voelen hoe fijn warm of daar de zon was!’

‘Die zal wel overal even warm wezen!’ bromt de Hertogin.

‘O jee nee! Dikwijls gingen we allemaal languit erin liggen. Fijn was dat! Om bruin te worden, zie je.’

‘En ze zijn allemaal bruin geworden,’ zegt Fiet-Fiet. En dan met een zucht, of hij 't spijtig vindt: ‘Maar ik alleen niet....’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken