Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wellustige tandarts & andere componisten (1985)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wellustige tandarts & andere componisten
Afbeelding van De wellustige tandarts & andere componistenToon afbeelding van titelpagina van De wellustige tandarts & andere componisten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.84 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wellustige tandarts & andere componisten

(1985)–Elmer Schönberger–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 24]
[p. 24]

Zomaar xe-xK

Wat zouden eigentijdse schrijvers componeren als zij componisten waren, en wat zouden eigentijdse componisten schrijven als zij schrijvers waren? Ik vraag me dat dikwijls af. Op dezelfde dag dat ik in het programmaboek van de Gaudeamus Muziekweek iets las over een stuk van een jonge Engelse componist dat ‘gebaseerd is op de formule xe-xK, waarbij de waarde van K de groepering van de noten en de grote lijnen bepaalt’, las ik in een weekblad hoe bestseller-auteur John Irving (The World according to Garp) een venijnige uitval deed naar het ‘kliekje intellectuelen’ volgens wie ‘fiction op moderne poëzie moet lijken, die alleen voor andere dichters toegankelijk is’, en die ‘het motto huldigen “hoe ontoegankelijker hoe beter”’. Wie is de literaire tegenhanger van de xe-xK-componist? En wie de componerende tegenhanger van Irving?

Als er al schrijvers zijn van wie een componerend equivalent denkbaar is, dan zijn het in elk geval schrijvers van boeken die op gespannen voet staan met literaire genres, die zich verzetten tegen parafrase en resumé, en waarvan de helden geen mensen maar methoden zijn. Dat zijn ook de schrijvers voor wie componisten zich als componisten interesseren. Berio componeerde ooit een Omaggio a Joyce, Boulez liet zich in zijn Pli selon pli door Mallarmé leiden. Andere schrijvers mogen meestal alleen maar tekst leveren of als inspiratiebron dienen.

De positie van de literatuur is nauwelijks te vergelijken met die van de muziek. Zomaar schrijven, dat wil zeggen: dat schrijven waarin het schrijven niet geproblematiseerd is, is nog mogelijk; zomaar componeren is dat allang niet meer. Eén programmaboek uit het archief van Gaudeamus

[pagina 25]
[p. 25]

levert al voldoende bewijs hiervoor en één uur luisteren naar Hilversum 3 is voldoende om het verschijnsel grotendeels te verklaren. Omdat de Rossini's en Straussen van de twintigste eeuw (en vooral van de tweede helft ervan) jazzen popmusici zijn geworden, is het nouveau-roman-achtige elan veel bepalender voor het naoorlogse componeren geweest dan voor het naoorlogse schrijven. En nog steeds kunnen componisten zich gemakkelijker een houding van esthetisch radicalisme veroorloven dan schrijvers, hoewel de neiging daartoe de laatste tien jaar eerder lijkt af- dan toegenomen. Het ligt voor de hand de oorzaak hiervan in een militant anti-avantgardisme bij het publiek te zoeken. Maar het vreemde is dat die vijandigheid, zeker in die mate waarin ze in de jaren zestig bestond, allang is verdwenen. A. van Amerongen wil, als hij de kans krijgt, in nrc Handelsblad nog wel eens een schimpscheut aan het adres van de ‘zogenaamde experimentelen’ geven (‘zogenaamde experimentelen’ klinkt even anachronistisch als ‘zogenaamde nozems’), maar A. van Amerongen is een vorm van folklore. Fataler dan de onverbloemde partijdigheid waarmee men eertijds vóór of tegen de nieuwe muziek in het krijt trad, is de slapjanusserige onverschilligheid van nu. Het verschil tussen lauwe goedkeuring en lauwe afkeuring is minimaal en het effect van al die inschikkelijkheid is de geeuw van de lezer en luisteraar.

Nu moet gezegd dat er ook zo iets is als de geeuw van de nieuwe muziek, want het niet-zomaar-componeren is op het brede front van elkaar in stand houdende festivals en festivalletjes langzamerhand steeds meer verschraald tot een zomaar-niet-zomaar-componeren. Wat dat is lieten bij voorbeeld de stukken horen die Gaudeamus dezer dagen in het Stedelijk Museum liet klinken. Het werd allemaal prachtig gespeeld en het was - ik zie de recensies al voor me - ‘suggestief, met gevoel voor kleur gerealiseerd, hoe-

[pagina 26]
[p. 26]

wel wat onevenwichtig van vorm’, enzovoort, enzoverder. Maar in feite waren het de zoveelste stukken in een reeks: op papier de pretentie van sui generis (‘vijfdelige formule’, ‘abstracte reeks bepaalt de micro- en macroritmiek’), in werkelijkheid de klank van wéér een romantisch-evocatief bandmuziekje met wat hobobliepjes, en van nòg een serie halsbrekende toeren van het strottehoofd. Het sui generis is zo rijk aan clichés en conventies dat het zelf een genre is geworden. Gelukkig zijn er ook uitzonderingen op die regel. In Nederland moeten die vooral gezocht worden op de compositieafdeling van het Haags conservatorium. In Den Haag bestaat een benijdenswaardig gebrek aan respect voor de verworvenheden van de hedendaagse toonkunst. Men is er bereid om te doen alsof het componeren nog uitgevonden moet worden. De prijs die men voor deze houding betaalt is een zekere eenzijdigheid en rigiditeit, maar dat is ook de winst ervan. Dat wordt bij voorbeeld door de compositie Montage van Huib Emmer hoorbaar gemaakt. Montage, voor piano en instrumentaal ensemble, is geen mooi stuk. Het is zelfs niet een geheel geslaagd stuk. Vooral de eerste episode van de vijf ziet er op papier veel gehaaider uit dan zij in werkelijkheid klinkt, en het toonmateriaal is net iets te ongedifferentieerd om tegen de lengte van het stuk opgewassen te zijn. Maar dat doet er allemaal niet zo erg toe, het gaat erom wat het stuk wèl is. Vreemd genoeg wordt dat in hoge mate bepaald door wat het niet is. Het lijkt op een goed geoliede machine maar het gevaarte komt niet echt op gang. Er lijkt zo iets als ritme en motoriek in het geding maar bij ontstentenis van een muzikale polsslag kan dit ritme niet gemeten worden en is er in feite slechts sprake van een opeenvolging van korte, minder korte en nog iets kortere noten. Het lijkt een meeslepend betoog maar het blijkt het zorgvuldig uitgeschreven gehakkel van een redevoering waarin geen hoofd- en bij-

[pagina 27]
[p. 27]

zinnen staan maar uitsluitend alinea's, waar geen woorden worden gesproken maar uitsluitend lettergrepen, en waarin geen adem gehaald maar vergeefs naar lucht gehapt wordt. Montage is een hectisch stuk. Geen noot ervan is zomaar, zelfs die enkele saaie noot niet.

 

(1981)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken