Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bloeiende wijnstok (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bloeiende wijnstok
Afbeelding van De bloeiende wijnstokToon afbeelding van titelpagina van De bloeiende wijnstok

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.34 MB)

Scans (1.47 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bloeiende wijnstok

(1924)–Jacques Schreurs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

De verloren Zoon

 
Het modderzieke zwijn mij, slaaf, tot metgezel
 
Heb dagen lang ik graag 't barbaarsche draf gegeten -
 
En om mijn smalle ribben roest, melaatsch, mijn vel,
 
Tot in mijn merg heeft zich d' ellende ingevreten.
 
 
 
Van al mijn erfdeel rest me dit verrafeld vod,
 
Die met mijn slaafschheid hier mijn schulden eerst betale
 
En waar mijn tong verschrompelt in mijn schorre strot,
 
Ontvonkt mij nog 't geschal der luide bacchanalen.
 
 
 
En 'k hoor de teerling kant'len uit de dolle kroes
 
En voel 't verroek'loosd lot nog in mijn handen beven -
 
Maar uitgestooten ben ik in mijn laatste roes
 
En - uitgeschudde minnaar - nuchter uitgedreven.
 
 
 
Toen ving mij, schaterlach, die vlijmend mij doorsneed,
 
De wolfsche woekeraar: ‘waar zijn mijn ducatonen?’
 
Een stom gebaar! - en woeker, die geen weedom weet....
 
Beware u, moeders, Jahwe voor verloren zonen!
[pagina 46]
[p. 46]
 
De druipoog scheldt men mij en her en derwaart duwt
 
En drijft mij, slaafsche slaaf, 't geknor der brute bazen; -
 
En vrij voel 'k mij alleen, als 'k schuchter en geschuwd,
 
Ten dompig-diepen beemd mijn vee doe gaan en grazen.
 
 
 
Terwijl de knecht, die ginds de gordel-riem ontbond,
 
Nu traag ter erve keert en spijs noch drank zal missen,
 
Past, kwijlende kwetsuur, hier mijn vergeeuwde mond
 
Het gore zwijn zijn vetste peulvrucht af te visschen.
 
 
 
De geesel der kastijding slaat mij dag en nacht
 
Waar, arm're Job, ik peinzend neerzit op mijn puinen,
 
En kwijnend krijt mijn ziel in 't vunze kot en smacht
 
Nog naar de lieve geur van vaders verre tuinen.
 
 
 
Nu weet 'k, ten scheem'ren deel, een ruime avond-disch
 
Voor maagd en man gedekt door moeders teere handen;
 
Of nog mijn moeder beidt, die nimmer komend is
 
En, schaamle, schaars maar dekt de schaduw zijner schande?
[pagina 47]
[p. 47]
 
Niet gansch gebroken is mijn trots die, zelfbewust
 
En steig'rend als ten strijd, eens 't statig hengstdier mende!
 
Uit al mijn leden ettert de verdorven lust,
 
En mijn rul rif tempeert nog mijn perverse lenden.
 
 
 
Zal ik mijn schuld bekennen, mijn verwaten waan?
 
Waartoe mijn driftig bloed mij, dronken, heeft gedreven?
 
Of, ongeboogen, en als draf in draf vergaan.
 
Mijn wrange hoogmoed bot gaan vieren op mijn leven?
 
 
 
Kan ik deez' druipende oogen tot een smeek-gebed,
 
En deze knekel-handen om ontferming heffen....
 
Zou niet mijn vaders voet dit schampere skelet
 
En niet mijn vaders vloek die bleeke schedel treffen?....
 
 
 
Kom, klamme zweetdoek om mijn schrale hals gesnoerd
 
En laat mij - schriele schrik van uitgeteerde honden,
 
Die van zijn erfdeel slechts zijn schaduw huiswaarts voert,
 
De vader melden: Heer, uw zoon is weergevonden!
[pagina 48]
[p. 48]
 
Van al de stoet, die eens en fier ter poort uitsprong
 
Het ver geluk te grijpen, ben ik, slaaf, slechts over
 
En keer een grijsaard weer vanwaar ik uittoog jong:
 
In 't kalm en koel gewuif, o landhuis, van uw loover.
 
 
 
Wil mij, uw minste slaaf tot mindre slaaf gesteld,
 
Voortaan als vogelschrik in Uwen wijngaard huren.
 
Om 't spichtig overschot van 't glad geschoren veld
 
En om te slapen in de schaduw van Uw schuren.
 
 
 
Ik heb gezondigd tegen God en U en mij
 
En is mijn kleurloos bloed voor lang de schaamte onttogen,
 
't Is mijn berouw, 't zij spâ, dat schreit, wanneer ik schrei
 
En deze oogen, vader, blijven moeders oogen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken