Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine vertellingen (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine vertellingen
Afbeelding van Kleine vertellingenToon afbeelding van titelpagina van Kleine vertellingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.31 MB)

Scans (9.52 MB)

ebook (3.74 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine vertellingen

(1949)–Jacques Schreurs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]

Voor een appel en een ei

Het geschiedde eens, lang geleden, dat iemand met een boodschap werd gezonden naar een grote koning. Een koninkrijk zou zijn deel zijn als hij zich loffelijk van zijn taak zou kwijten; anders wachtte hem een verschrikkelijke kerker. Hij kreeg het wachtwoord mee dat hem aan alle poorten en posten, waar hij passeren moest, doorgang zou verschaffen en dat hem, behalve nog dat het hem tot vrijgeleide diende door de vreemde gebieden die hij te doorreizen had, bij iedere nooddruft overal de zekerheid zou bieden van een warm onthaal.

De boodschap, het koninklijk zegelstuk, veilig aan zijn boezem geborgen, vertrok hij met goede moed. De zegenspreuken van heel een volk vergezelden hem. Hij ging alsof hij aan een hand werd geleid. De vogelen des hemels waren zijn gezellen en met de vele bloemen, die de aarde voortbracht, maakte hij een afspraak dat zij, als hij in zijn koninkrijk zou zijn gekomen, zijn tuinen zouden versieren. Vriendelijk jegens de bedelaars die zijn weg kruisten, was hij vorstelijk jegens hen van gebaar en als zij soms vroegen een eindweegs met hem op te mogen trekken, schikte hij zich gemakkelijk in hun gezelschap. Arme drommels! dacht hij dan; en hoe meer hij hunne ellende beschouwde, des te inniger behoedde hij zijn schat.

[pagina 17]
[p. 17]

Onder deze nu was er één die hem op zekere dag de weg kwam verkorten door, haast in één adem door, de verrukkelijkste droombeelden waarmee hij zijn armoe paaide: leugens van heerlijkheden en rijkdom die de verbeelding voor hem opriep en waarover hij zich zelf zo hartelijk verkneukelde dat de reiziger dacht: dàt moet een gelukkig man zijn.

Want dat hij niet met een simpele of dwaallicht te doen had, was hem al spoedig gebleken, daar het zijn gezel allerminst aan geest en gevatheid schortte.

Alhoewel in lompen gehuld, droeg hij ze als waren ze gewaden en schikte ze als een vorst. Gouden dukaten deed hij rinkelen in zijn beurs en diamanten flonkeren aan zijn groezelige vingers.

In zijn baard kon hij grijpen als een keizer die op het punt staat een oorlog te verklaren en als hij geeuwde, wat hij voortdurend deed, vlogen de gebraden patrijzen hem in de mond. Alle denkbare weelden toverde hij te voorschijn uit de haren zak van zijn schoot. Op een desbetreffende vraag van de reiziger, noemde hij zich schepper der wereld en voor deze was hij dat stellig in zoverre hij uit het absolute niets zijn illusies voortbracht; voor zichzelf echter in volstrekte mate, als heer van een grenzeloos domein en meester over onbeperkte mogelijkheden.

Het wezenlijkste van alles immers is de kracht van het geloof in hetgeen men is. Dan lijdt men koude, gebrek en honger met een glimlach.

De wereld noemt hem misschien een dwaas, maar de Heer van alle leven allicht een kind en één diergenen die eens zullen binnengaan.

Over zulke dingen liep de reiziger bij zichzelf te denken, terwijl de ander, met een bloem in de mond,

[pagina 18]
[p. 18]

de duif aan zijn schouder en de nachtegaal op zijn wijsvinger schiep. Zo kwamen zij aan een rivier waarover de bedelaar een brug sloeg van kristal en togen zij later door een dor en eenzaam landschap, dat hij in een weelderige landouw herschiep vol kudden grazende schapen. Stapels kaas en brood stonden als bij toverslag overal tussen de hutten der herders verspreid en van beide kanten was de weg met honingraten gezoomd, waarover millioenen glinsterende bijen zoemden.

En al voortgaande beweerde de bedelaar niet alleen macht te hebben over de dieren en de voortbrengselen der aarde, maar ook de gedachten der mensen te kennen en al hun gebreken en verborgenheden te doorschouwen. Zijn vinger wees aan ieder zijn doeleinden na en de opdrachten waaraan hij gebonden was. Hun verwachtingen las hij de mensen uit de ogen en het wachtwoord hun van de lippen.

Een ogenblik dacht de reiziger met een zwetser te doen te hebben, maar toen hij hem, om hem te beproeven uitdaagde het wachtwoord te zeggen dat hij had meegekregen, bemerkte hij dat hij het - onbegrijpelijk genoeg! - zelf kwijt was en verbleekte hij van schrik.

Toen hij daarop haastig onder zijn mantel naar het koninklijk zegelstuk tastte, bleek dit hem eveneens op onverklaarbare wijze ontvreemd en was goede raad duur.

Ik weet waarover gij tobt, zei de bedelaar; maar bekommer u niet te veel. Een mens kan falen, doch dat behoeft daarom nog niet onherroepelijk te zijn. Wees gerust; ik zal het goed met u maken. Ook al hebt gij tijdelijk uw doel uit het oog verloren, zo

[pagina 19]
[p. 19]

zegt dat nog niet: uit uw hart. Kom, laat ons gaan! En zo deden zij: de bedelaar, scheppend aan zijn wereld en haar voltooiend en de reiziger met de kin op de borst. Nu en dan echter zwollen hem de vuisten van toorn, maar telkens als hij gereed was de stok over de bedelaar te leggen, die hij nu voor een dief of een tovenaar hield, zag deze hem even aan en zakte zijn woede weer.

Nog tien schreden, zei op zeker ogenblik zijn gezel, en het ademen zal u lichter vallen.

En waarachtig, tien stappen verder vond de reiziger het zegelstuk reeds weer op zijn plaats en, alhoewel hij in de bedelaar nog altijd de bedrieger zag, was hij niettemin over het wedervinden zozeer in zijn hart verrukt dat hij hem broederlijk de arm weer om de schouder lei en zij neuriënd samen hun weg vervolgden.

Bij een plaats gekomen waar het marktdag was en zeer druk, sprong de schepper der wereld plotseling voor een herberg op een tafel; en vóór dat de reiziger er zich rekenschap van had kunnen geven wat zijn gezel bezielde, begon deze over een duizendkoppige menigte zo hard in een denkbeeldige horen te blazen dat zijn aderen ervan zwollen en de menigte naar hartelust begon te lachen.

Dan riep hij tegen de mensen dat hun dag was aangebroken, want dat de schepper der wereld, ook al herkenden zij hem nog niet, onder hen verschenen was en dat hij de aarde onder hen ging verdelen. Wie dus een koninkrijk wenste had het maar te zeggen, moedigde hij de menigte aan; en alles voor een appel en een ei!

Natuurlijk lieten de toehoorders zich dat geen twee-

[pagina 20]
[p. 20]

maal zeggen. Onder al die duizenden was dan ook, niet één die niet een koninkrijk wilde tegen zulk een prijs en om de ruil meteen te beklinken vlogen van alle kanten van de marktplaats de verschuldigde appelen en eieren de bedelaar naar de oren. Zo goed en kwaad als hij kon, ving hij ze in zijn viltmuts op, maar toen het bleek dat ze allemaal rot waren wendde hij zich af, riep een weeklacht over het volk en schudde het stof van zijn voeten.

Toen kwam daar plotseling met een appel en een ei in zijn handjes een kind uit de joelende menigte naar voren dat medelijden met de bedelaar had en hard naar zijn moeder gelopen was.

En terwijl het zijn gaven in de viltmuts van de bedelaar legde en deze, met de handen ten hemel, de ene zaligheid na de andere over het kind uitriep, verstomde het gejoel en zeiden de mensen dat het Jezus, de zoon van de timmerman, was.

Intussen was de reiziger - hoe dan ook - het wachtwoord weer te binnen geschoten en, gehaast om zijn zending tot een goed einde te brengen, gaf hij zijn gezel een teken en verlieten zij hand in hand de stad.

[pagina t.o. 20]
[p. t.o. 20]


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken