Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kroniek eener parochie. Deel 1. De kraai op den kruisbalk (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kroniek eener parochie. Deel 1. De kraai op den kruisbalk
Afbeelding van Kroniek eener parochie. Deel 1. De kraai op den kruisbalkToon afbeelding van titelpagina van Kroniek eener parochie. Deel 1. De kraai op den kruisbalk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.65 MB)

Scans (22.79 MB)

ebook (3.14 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kroniek eener parochie. Deel 1. De kraai op den kruisbalk

(1941)–Jacques Schreurs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 314]
[p. 314]

XXIII

Hij kan met zijn kop door een spa-kan, zeggen de menschen van kapelaan Odekerke om aan te duiden hoe graatmager hij geworden is; zij vinden het onverantwoordelijk van den bisschop om één mensch zoolang aan een zeel te laten trekken, totdat hij erbij neervalt. Want daar loopt het op uit. Die heeren van het bisdom weten voor geen tiende part wat er in de parochies omgaat; wie het te zwaar hebben en wie niet. En mijnheer Odekerke heeft het zwaar, dat kan men op zijn tien vingers uittellen. Daarbij heeft de dokter uitgelaten, dat hij zich matigen moet; dat het anders wel eens verkeerd met hem kon afloopen.

Nu spreken ook diegenen zoo, die vroeger wel eens in hun vuist lachten wanneer de vogel van den kapelaan niet opging of dachten, dat hij teveel duiven op zijn dak had. Behalve die van Bonte dan; die zwijgen en verdenken hem van bij Van der Schoor een hand in het spel gehad te hebben.

En de nieuwbenoemde pastoor blijft maar uit. Die is eens even poolshoogte komen nemen en heeft order gegeven de pastorie van onder tot boven te herzien. Hoe lang kan dat nog duren? Intusschen moet de kapelaan zich met den pater Carmeliet behelpen, die weinig meer doen kan dan de mis lezen, 's Zaterdags in den biechtstoel zitten, met 's Zondags een instructie, en die op tijd weer terug gaat naar het klooster waar hij thuis hoort. De kapelaan zit met de gansche parochie: meer dan drie duizend zielen al. Of heeft hij er eigenlijk niet altijd mee gezeten? De pastoor? Nu ja, dat was een heilig priester, maar buiten den tijd. De kapelaan staat voor alles, ook voor de armen. Want wat die betreft zou men zeggen, dat de Mijn ons niet beter gemaakt heeft. De omzetting der school gaat ook niet voor den wind. Er zijn veel slapende honden door gewekt; veel tegenwerking en dikwijs van een zijde vanwaar het niet verwacht werd. De bovenmeester, ofschoon een goed katholiek, is tegen het bizonder onderwijs. Daar zijn immer menschen die meenen, dat men het maar bij het oude moet laten; dat alles maar blijven moet zooals het is. En die vinden graag aanhang. Zoo zit ook daar weer mijnheer Odekerke als een luis tusschen twee nagels: lijdelijk verzet en nog erger van den eenen kant, en een soort banvloek van de zijde van den bisschoppelijken inspecteur, die de open-

[pagina 315]
[p. 315]

bare school te vuur en te zwaard wil verdelgen. De ouders moeten nu teekenen, wat zij voor hun kinderen wenschen en de kapelaan loopt zich het vuur uit de schoenen met de lijsten. Bovendien zijn er altijd menschen, die zich nog dommer voordoen dan ze al zijn en anderen, die iemand die zijn plicht doet gauw voor een drijver houden. Mijnheer Odekerke is een drijver; maar alleen daar waar hij gedreven wordt. Hij kon het zich heel wat gemakkelijker gemaakt hebben hier. Hooge boomen vatten veel wind, zegt de notaris; en wanneer mijnheer Odekerke voorbij zijn woning gaat, groet hij hem vriendelijk van over de hor. Sedert haar ziekte heeft mevrouw van den dokter ook een anderen kijk op den priester gekregen en loopt nu met plannen om een St. Elisabethsvereeniging op te richten, omdat ook haar man meent dat de kroostrijke gezinnen in de knel zitten en de huismoeders daar vooral de dupe van zijn.

De oude ongelijken beginnen zich langzaam en als vanzelf te effenen, maar tegelijk ook rijzen er soms weer nieuwe op. Twee families zijn in vijandschap geraakt over een deeling en beide spelen zij evenzeer den kapelaan tegen elkander uit, die hen slechts heeft aangespoord om tot een vergelijk te komen. Met dit gevolg echter, dat hij bij geen van beide partijen meer goed kan doen. De vader van Klaasje Weenink heeft zijn dochter buiten geworpen, omdat zij roomsch wil worden. En nu zetten de opgestangde ouders heel de kolonie van Thuis-Best op stelten onder voorwendsel, dat de kapelaan hen hun dochter heeft afgetroggeld omdat zij bij zuster Hildegardis in de leer gaat.

Zoo blijven de menschen een krans van doornen toevoegen aan den kruisbalk waaraan de kraai nog altijd den snavel wet.

Maar zijn verhaal loopt nu spoedig ten einde. Het is een eigenaardige wereld, welke hij u getoond heeft. Hij heeft hem echter niet anders aanschouwd en ondergaan. Zegt niet, dat hij alleen maar oog had voor zijn gebreken; zegt liever, dat hij te zwak was om die te verbeteren en dat hij erdoor overwonnen is. Hij is zijn boek begonnen met de verklaring, dat hij geen held is; het zal niet noodig zijn dit aan het slot nog eens te herhalen. Ondanks zijn hooge opvatting van de genade is deze priester, die overal ter wereld in gelijke omstandigheden dezelfde teleurstellingen geboekt zou hebben, haar keer op keer in zijn ministerie vooruit gehold. De eenige kans, die de genade hem geboden

[pagina 316]
[p. 316]

heeft om een held te worden, heeft hij niet benut. Deze overtuiging wischt niemand meer uit. En er zijn dagen, dat hij erover huivert en nachten, dat hij erom schreit. Hij heeft echter de minste bekoring niet meer dat hij onmisbaar is. In zooverre is hij genezen. Het zoete en het bittere probeeren elkander te neutraliseeren, maar de uitwerking van het bittere is fataler. Het bijt dieper door dan iemand vermoedt.

Het leven gaat voort; de menschen gaan voort te zijn wat zij waren; de ouden sterven en de kinderen worden groot. De Mijn rookt; de steenkool is duur en de steenslag poedert over de rozen. De wind ruischt als een water door den nacht...

Maandag na Pinksteren. Dag van devotie.

De pater assistent heeft de eerste mis gelezen tot intentie der familie Bonte, die vandaag den eersten steen legt voor het groote winkelpand aan de Raadhuislaan. Om vijf uur heeft men den pater Carmeliet gevraagd den steen te zegenen; waarna allen, die bij den bouw betrokken zijn, op worstebrood onthaald zullen worden in de Keizer. Nicolaas Bonte heeft daar bovendien een ton bier voor zijn rekening genomen, maar er tevens uitdrukkelijk bij bedongen, dat het geen bier uit het Panhuis zou zijn maar van de Zwarte Leeuw.

Mijnheer Odekerke heeft de hoogmis opgedragen voor de overleden en levende familie Van der Schoor. Slot-Marieke, die geen enkele mis pleegt te verzuimen, heeft over de beide intenties het hare gedacht en er hare besluiten uit getrokken.

Wanneer Reinout Eussen de kerk verlaat, staat zij hem reeds op te wachten bij het missiekruis en randt zij den magazijnmeester aan met haar klachten. De kwezel ziet er niet tegenop om desnoods een revolutie te ontketenen om recht gedaan te krijgen. Behalve dat zij zich schandelijk behandeld vindt en zij haar beste geit al dubbel en dwars verbeurd heeft bij den advocaat met het voeren eener procedure tegen de stofplaag, acht zij zich door menschen èn heiligen schromelijk verongelijkt. Het menschje dreigt er uitzinnig onder te worden. Thuis aanschouwt zij niets meer dan haar onwil; zij houdt het er niet meer uit. De geiten worden nauwelijks gemolken en gaan tegen de wanden op van den honger. Zij legt haar falie niet meer af en is van den morgen tot den avond op stap, haar leed klagend, de eene deur in en de andere uit. Bij den kapelaan klop je aan doovemansdeur en als je den geu-

[pagina 317]
[p. 317]

zenpastoor in den arm neemt, belooft die er met bedrijfsleider Grondijs over te spreken die alles in de pap te brokken heeft bij den hoofdingenieur Kramer, naar men zegt. Maar wat haalt het uit? Slot-Marieke blaast over haar hand: dàt niet! Zij zien een mensch niet eens staan. Zij rijden in mooie auto's, die heeren, en laten een arm mensch in den put. Is er nog gerechtigheid in de wereld? Het is God geklaagd en niets dan ergernis en ellende wat je vandaag aan den dag beleven moet.

Doch zelfs Reinout Eussen kan er niet lang bij stilstaan. Zijn medelijden met het menschje doet ook geen wonderen; zij heeft haar kans verkeken en daar helpt geen vader of moeder meer aan. Zijn raad om er zich rustig bij neer te leggen, wekt haar verontwaardiging, schiet falikant te kort. Kreunend zinkt zij op de knieën voor het kruis: een zwart hoopje kommer.

Als Miete Van der Schoor en Den Hertog de kerk verlaten, steekt Eussen hen zijn gulle hand toe en wenscht hij hen geluk met hun verloving. Onder de hoogmis heeft Clara den pot met hortensia's bezorgd, door hemzelf gekweekt. Eussen sluit zich bij Severinus Van der Schoor aan met wien hij oploopt tot bij het Panhuis. Daar staat onder de poort het personeel opgesteld om de verloofden te verwelkomen: de meester-brouwer Weisz aan het hoofd, Roos in het midden met de bloemen en de oude Geertrui een beetje achteraf vanwege haar werkschort. Vóór Eussen afscheid neemt, drukt Miete hem nog eens op het hart, dat de doopvader van haar aanstaande vanavond niet mag ontbreken. Eussen vindt de eer wel wat groot voor een eenvoudig werkman, doch Den Hertog verklaart den wensch van de verloofde tot een wet, waaraan men zich niet straffeloos kan onttrekken. En de magazijnmeester stemt erin toe van de partij te zullen zijn. Tot vanavond dan, Eussen, zegt Van der Schoor.

Als God belieft, brouwer; en allemaal een gelukkig feest!

Dan haalt Weisz de stralende Roos met de bloemen naar voren en spreekt hij een kort woord namens allen; de bedeesde Geertrui niet uitgezonderd, die haar tranen laat vallen. Een voor een doen zij het nu nog eens dunnetjes over, onbeholpen weliswaar maar goedgemeend zooals Louis Bonte, en de een of andere gast in den vorm van een onschuldig grapje.

Tante Dora sluit de oogen van ontroering nu haar nicht haar een kus geeft.

[pagina 318]
[p. 318]

Kind, zegt zij, lief kind toch! Hoe kan ik je nog toewenschen wat klaarblijkelijk reeds zoo ruimschoots je deel werd? Ik heb veel voor jou gebeden en ook voor u, mijnheer Den Hertog! Moge het zoo blijven.

En nu maar verder geen complimenten, lacht Severinus, daar Dora maar niet ophoudt de handen van de verloofden te drukken. Deuren en vensters staan wagenwijd open, waaruit hen een geur van bloemen tegemoet waait. Daar is ook Klaartje Eussen nog met de hortensia's en de gelukwenschen van hen allen. En ook zij krijgt van Miete een kus.

Nu zitten zij met hun vieren in de groote kamer aan het ontbijt en ook zonder drukte is heel de woning vol feest. Waarover maken de menschen zich drukker, en waarover wordt meer gesproken dan over geluk? Diegenen echter aan wie het te beurt valt, maakt het stil.

Alleen op de cour en in de keuken wordt soms over en weer geroepen en schalt er een lach.

Hoe aangenaam het evenwel ook zijn moge zoo bij elkander te mo gen zitten als die vier in de kamer doen: het werk moet voort en ieder heeft nog zijn bezigheden. Vanavond zal men weer bij elkander zijn; in gezelschap van goede vrienden en in passend vermaak.

Het dienstvolk is reeds aan den arbeid gegaan. Tot vanavond, heeft Severinus Van der Schoor tot hen gezegd. Wat er te wachten staat, weet ik evenmin als wat jullie hebt uitgebroeid in het brouwhuis. Wij zullen ons aan niets laten kennen; zorgt gij nu maar van uw kant, dat het netjes is. Wanneer heeft de brouwer nog zooveel reden gehad om de bloemen eens buiten te zetten? Maar Bertus Slangen zit totaal verwezen op den pompsteen in de blakerende zon: één bonk ellendigheid.

Hij zou maar maken dat hij weg kwam, heeft Roos hem reeds een paar maal naar den kop geslingerd, als hij daar tòch niets anders deed dan zitten grienen en de juffrouw het feest vergallen! Heel zijn hebben en houden staat naast hem in twee kartonnen doozen; met den hoed en den stok er bovenop. Het zweet gutst hem in den nek. Telkens als hij wil opstaan en vertrekken, schudt hij met den kop en blijft.

Mijnheer brengt het er kaal af, laten de gasten nog niet na te sarren. Hij zou beter doen wat meer te werken dan zich al die

[pagina 319]
[p. 319]

gekke dinken in den kop te halen, vermaant de meester-brouwer; de buffel is sterk genoeg.

Maar de buffel verroert zich niet; ook niet wanneer Roos dreigt hem een emmer water op den kop te zetten.

Hij zit met den kop in de handen. De zon schijnt onbarmhartig op hem neer en men vreest, dat die hem steken zal. Van der Schoor stapt naar hem toe met Louis Bonte: Allons, Bert, sta eens op! Zij hebben nu allen met den gek te doen. Ook de gasten.

Hij laat zich schudden, maar zit als een tatersteen. Niets! Er is niets met hem aan te vangen. Goede noch booze woorden helpen. En ook Miete komt zich over hem ontfermen.

Bertus?

Twee verschrikkelijk bedroefde oogen kijken haar aan.

Je moest me eens even een handje helpen?

Miete?

Kom, jongen!

Ik trouw met jou.

Neen!

Van der Schoor heeft het gezegd.

Neen!

Dan neemt Bertus den hoed, den stok en de doozen en trekt hij wankelend als een dronkene de poort uit.

En allen zien hem zwijgend na.

De meester-brouwer beducht om de comedie, die daarmee in het water valt.

Bertus gaat terug naar zijn vader, zeggen de menschen, die hem met het hoofd op de borst het dorp uit zien gaan. Maar Engelbertus Slangen gaat veel verder. Hij gaat waarheen zijn beenen hem dragen.

Snikheete middagstilte hangt over de Brunhe, de zwarte heide, waarover een mensch naar het westen loopt, naar het water... De eeuwigheid in.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken