Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sterren en dauw (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sterren en dauw
Afbeelding van Sterren en dauwToon afbeelding van titelpagina van Sterren en dauw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

Scans (2.68 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Editeur

Bernard Verhoeven



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sterren en dauw

(1935)–Jacques Schreurs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]


illustratie

[pagina 7]
[p. 7]

Geleide

Achter de gebieden, waarover de vloek van het Avondland en van deze sombere eeuw hangt, begint deze stem te zingen, tusschen bronwater en vogelenzang, als een preludium van àndere domeinen. Niet véraf en onherroepelijk vervreemd van een wanstaltige wereld, die als een verdoemde gemeden moest worden: de Dichter, die met heiligen en kinderen en dieren broederlijk verkeert, kent als sociaal werker in de Limburgsche mijnstreek beter dan wie anders de roet, den stank en den walm van het bestaan der grauwe levens. Midden onder hen, hun nood deelend, hun recht met klem uitroepend, zag hij boven de donkere gewelven van den levensstrijd tóch de aarde verrukkelijk bloeien en het leven trots alles als den aanhef van den Hemel.

In niemand onder de thans levende Nederlandsche dichters begon het Katholieke hart zóó onweerstaanbaar te glimlachen en te jubileeren. In niemand anders herinnerden zich de oorsprongen der harmonische Katholieke levensgemeenschap zoo licht en kristalhelder.

Glimlachen kan een apostolaat zijn.

In de verzen van dezen geloofsverkondiger welt onophoudelijk de glimlach op, en vloeit als een levend water door heel het werk, tot een universeele hymne van blijdschap.

In de menschen een welbehagen: engelen zongen het hem voor, het Kind vertrouwde het hem toe,

[pagina 8]
[p. 8]

dit onuitputtelijk motief van levensvreugde. En ieder jaar opnieuw keert de dichter van de Kribbe met een jaar leeftocht aan blijdschap en blonde muziek.

Muziek is die andere ziel van deze dichtkunst.

Er is thans geen tweede dichter, die zoo onvoorwaardelijk, zoo vooringenomen muzikaal is.

Er zijn dichters, die van nature a-metrisch zijn. Jac. Schreurs is van nature metrisch.

Zingen is voor hem een volmaakt ongecompliceerde natuurdrang, een welgevallen in ongestoorde welluidendheid.

Afgezien van een paar zeldzame proeven in a-metrische dichtkunst - die verwekt werden door het alomtegenwoordige voorbeeld van Katholieke jongere dichters, maar die voor Jac. Schreurs nauwelijks meer beteekenden dan een orgelpunt, benut voor enkele gymnastische en vrij onwennige oefeningen - vindt men in zijn verzen slechts zelden een anti-metrischen klemtoon. Dit is natuurlijk geen verdienste, omdat een feilloos gemak van versificatie voor een dichter eerder een gevaar dan een voorsprong is, - maar voor Jac. Schreurs is deze zin voor ordening toch wel kenmerkend, juist omdat hij een bijna dionysische zangwoede moet beteugelen.

Regelmaat wordt eerst een karakteristiek en een deugd, als hij een hartstocht beheerscht. Het metrum in Schreurs' poëzie is van binnen bewoond, en van die diepere muziek bezield, die de wetten en de verrukkingen van den vasten maatval kent. Zooals andere dichters hun innerlijke bewogenheid

[pagina 9]
[p. 9]

zien oprijzen in vrije rhytmische maten, zoo is Jac. Schreurs de dronkene van het metrum, die zich vermeit in het spel der lichte voeten en den aanbiddelijken ritus der eindeloos voortgolvende danspassen. Niet in onverwachte wendingen en rhytmische verschuivingen vindt deze dichtkunst haar karakter, zij vindt haar gratie en haar verrassing in het vooruitzicht van een onvermijdelijk accent, dat wonderlijker en oorspronkelijker blijkt dan verwacht werd.

De metrische muziek van Schreurs is zelden of nooit eentonig, omdat deze eentonigheid innerlijk rijk genuanceerd is, bijna sacraal eentonig, als een golvend korenveld of het onuitputtelijk moduleerend Gregoriaansch, door duizend verschillende windstrepen en glansplekken aangedaan.

De dichter, die innerlijk door zooveel bronnen van traditie werd gevoed, zal ook uiterlijk, in de ‘techniek’ van zijn zingen, niet onaangeroerd zijn gebleven door den melodieuzen klankval van zijn Limburgsch gewest. Maar het is doelloos het geheim van de bron en den woudvogel te doorgronden.

De samenstelling van dezen bundel, die met ter zijde lating van ‘Nis en Nimbus’ een representatieve doorsnede wil zijn van het dichterlijke levenswerk van Jac. Schreurs, volgt de steeds nadrukkelijker stijgende melodieuze lijn van zijn dichterschap. Toen Jac. Schreurs als dichter zijn Voorjaar doorleefde, moest zijn stem zich eerst loszingen. Verschillende dezer eerste gedichten reiken niet ver boven de waarde van stemoefeningen, die

[pagina 10]
[p. 10]

met prille geestdrift de motieven der voorzangers variëerden. Guido Gezelle en Adama van Scheltema waren kennelijk de geliefde leermeesters in deze school der lyriek. Aan deze echo's voorbij was de dichter op doortocht, zich bevrijdend van onvermijdelijke invloeden en het eigene geleidelijk ontdekkend.

In deze eerste verzen ligt samengevat een van vroomheid doorbalsemd leven met lichte ritselende vreugden en een vleugje waterklaren Weltschmerz, en dat pacifiek in God ademt. Een leven, niet vér afwijkend van honderden andere levens, maar dat de goddelijke gave der verwondering en der muziek bezat.

In enkele verzen kondigde zich intusschen de belangrijker verschijning van den geestelijken dichter der toekomst aan: dáár waar de kalme zingende golfslag dringender en hartstochtelijker werd en begon op te stuwen tot de hardnekkigheid van een psalmeerende lyriek.

Voor Jac. Schreurs is de bundel ‘Voor U alleen’ zijn Mei van Vroomheid. Voor een priester-dichter is een bundel van uitsluitend Maria-verzen wellicht geen zeldzaamheid: zeldzaam was alleen het zuivere karakter, de innerlijke noodzaak dezer eenzijdige lyriek, die over het geheel in waarde boven het gelijktijdig werk van ‘Voorjaar’ uitrees.

Deze dichtkunst was een hartsaangelegenheid en geen eerbiedwaardige devotie zonder meer, ze was een innig persoonlijke zaak tusschen Maria en den dichter, die alle hoofschheid, alle ridderlijkheid, heel den zwellenden hartslag van zijn mannelijken

[pagina 11]
[p. 11]

wasdom hem droeg naar Maria, om dit alles in hemelsche minne, maar tusschen de rozen der aarde sereen te beveiligen.

De bekoring van deze zoetvloeiende cantieken en argelooze belijdenissen van hart tot hart heft deze devote poëzie tot een ander plan dan dat der ritueele toewijding, die eerbiedig en monotoon het wierookvat zwaait.

‘De Bloeiende Wijnstok’ laat in rijpheid ‘Voorjaar’ en ‘Voor U alleen’ als jeugdwerk achter zich. Toen Jac. Schreurs deze verzen schreef, was om hem het onbedaarlijk tumult der jongere dichters. Hier stond de muzikaalste van allen weerloos met enkel zijn muziek, als een zingende in de woestijn. De muziek in de dichtkunst was tijdelijk in ongenade gevallen. Welluidendheid was een halsmisdaad geworden; en zin voor traditie middelmatigheid. Vrije rhytmiek en dieet verdrongen de zinnelijke wellust van metrum en rijm. Juist toén begon Jac. Schreurs de diepere muziek in den onderstroom van het metrum te ontdekken, en werd zijn stem los en zwevend van melodische vervoering.

Doch het klankbord ontbrak, omdat men met de muziek had afgerekend. Een enkele maal deed de dichter, ten believe der goden van den dag, het innigste wezen van zijn dichtkunst geweld aan, en poogde de verrukkelijk verende voeten van zijn verzen kunstmatig tot horrelvoeten te vervormen. De plastiek der cactus-kweekers, het rhytme der verscheurdheid was dezen blijden, gaven minnezanger Gods hopeloos vreemd.

[pagina 12]
[p. 12]

In eigen kamp bijna vereenzaamd in zijn pleit voor de onschendbare rechten van de traditioneele waarden in de poëzie, zweeg de dichter ontgoocheld, toen een bruuske critiek de vijandigheid van den dag in een doodvonnis vastlegde.

Na jarenlang zwijgen brak de stroom opnieuw baan, en men besefte aan de verzen van ‘Nis en Nimbus’ dat het stroomen ondergrondsch niet onderbroken was geweest en zich verrijkt had met de diepe accenten van een verborgen wasdom.

De klank van vroeger liet zich herkennen, even blank en zangerig, maar nú bezeten door een zangdrift, die de melodie met tallooze plotselinge springbronnen en stroomversnellingen verraste, en het metrum toomeloos kon opvoeren tot zijn peroratie. Niet eerherstel pretendeert deze bloemlezing uit oudere en jongere verzen van Jac. Schreurs.

De verjongde en onstuimige scheppingskracht van den dichter, en de herordening in de waardeschatting zijner dichtkunst, verschaften hem dien reeds lang.

Deze bundel wil enkel ten deele vergeten, ten deele miskend en voor een ander deel moeilijk bereikbaar werk in een geschifte keuze en een overzichtelijk verband samenbrengen.

Hij volgt het stroomverloop van een leven in verzen, van den helderen aanhef der oorsprongen tot de diepere beddingen, waarin de bronnen geheimzinniger voortleven. Van strofe tot strofe schakelt zich een levensverhaal aaneen met de klagende en zingende rhytmen van het eeuwige water. Symbool van alle leven, en bijzonder van dat hoogere, orde-

[pagina 13]
[p. 13]

nende en verkondigende leven, dat dichterschap heet.

In damp vervluchtigend, stijgt het op en dwaalt, een bovenaardsch heimwee, onder de sterren. Maar de grenzen der eeuwigheid scherend en zich zuiverend in hemelsche koelten, vaart het de aarde voorbij en herinnert zich stof te zijn. Schreiend van afscheid en begroeting, keert het terug tot zijn lotsbestemming, met de eeuwige boodschap der dichters, de liefelijke parabel der schoonheid, tegelijk aardsch en mystiek: sterren en dauw in de rozen.

 

BERNARD VERHOEVEN.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken