Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Voor U alleen (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Voor U alleen
Afbeelding van Voor U alleenToon afbeelding van titelpagina van Voor U alleen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.35 MB)

Scans (2.93 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Voor U alleen

(1922)–Jacques Schreurs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

Mei

I

 
Maar voor ik rustig slapen ga,
 
Voorzie ik wat met Gods gena
 
Nog morgen moet gebeuren,
 
Opdat Uw intocht in de Mei,
 
O Maagd, een stoute statie zij
 
Van klanken en van kleuren.
 
 
 
'k Zal morgen vroeg, voor dag en dauw,
 
Naar alle verre verten gauw
 
Mijn snelle duiven sturen,
 
Die reiken aan wat zingt en fluit
 
Dan fluks een invitatie uit
 
En ook de partituren.
 
 
 
Van harte wellekom is al
 
Wat kunst en klaarheid en kristal
 
Ontving in fijne kelen:
 
De beken doen dit jaar ook mee
 
En óók de stroomen - en de zee
 
Zal zèlf het orgel spelen.
[pagina 37]
[p. 37]
 
Ik roep de zon een uur voor tijd,
 
Die rond en om de hemel wijd
 
Eerst keurig koom' drappeeren,
 
Voor ik naar net en nieuw festoen
 
Uw zetel met verliefd festoen
 
En bloemen kan stoffeeren.
 
 
 
Dan dient langs al die weiden wijd
 
Nog een geel-groen tapijt gespreid,
 
Uw Zuiverheid te ontvangen.
 
En 't hoog en plechtig paviljoen
 
Moet nog met goud en zilver-groen
 
En puur azuur omhangen.
 
 
 
Van elken trans en toren schier
 
Zal trompettist en beiardier
 
Uw klare komst verkonden,
 
En met mijn hand, bij elk signaal,
 
Wordt U een groet en telken maal
 
Al hooger toegezonden.
[pagina 38]
[p. 38]
 
En als gij eindlijk nadertreedt,
 
De zon de paarlen van Uw kleed
 
En kroon recht gaat ontsteken -
 
Dan treedt mijn zusje U tegemoet
 
Om hoofsch en heusch een: ‘wees gegroet’
 
In aller naam te spreken...
 
 
 
De meerle zit nog laat ten tak:
 
Hoor hem - zijn stem klinkt nog wat zwak -
 
Eens ernstig repeteeren;
 
En ik, die nu maar slapen ga,
 
Zal morgen dan met Gods gena
 
Het Meìlied dirigeeren.
[pagina 39]
[p. 39]

II

 
Heel vroeg vloog reeds een vogel aan
 
En zong wat bij mijn ruiten,
 
Mijn hart begon op eens te slaan
 
En 'k liep ontwaakt naar buiten.
 
 
 
De parelblauwe vogel had
 
Den ganschen nacht gevlogen:
 
Zijn rijke kleeren waren nat.
 
De dauw stond in zijn oogen.
 
 
 
Zijn mond stond als een edelsteen
 
In 't helle licht te klinken,
 
Terwijl hij langzaam, één voor één,
 
Zijn vleugels hief te blinken.
 
 
 
Hij zong een ver en vreemdschoon lied
 
Als uit een ander leven,
 
Zijn zin nochtans verstond ik niet
 
En is mij vreemd gebleven.
 
 
 
En toen hij in vroege zon
 
Zijn kleed had laten drogen,
 
Is hij - dien 'k niet begrijpen kon -
 
Weer ver vanhier gevlogen.
[pagina 40]
[p. 40]

III

 
Achter de heuv'len blies vroeg de fanfare,
 
Stil op hun toppen stond iemand te kijk,
 
Op het gehucht riepen hanen een mare
 
En in de verte klonk almaar muzijk!
 
 
 
Heisa! daar waren op eens de estafetten,
 
Hoog in den horizont bleven ze staan:
 
Roze en oranje met gouden trompetten -
 
Toren en trans hief een beurtgezang aan.
 
 
 
Heller en hooger al blies de fanfare
 
En, met hun wuivende helmbossen op,
 
Droeg plots een staf van staffleren de klare
 
Zon als een statige standaard ten top.
 
 
 
Toen, martiaal en met oogen als zonnen,
 
Stapten de Mei-muzikanten nabij;
 
Tusschen den hoempa van hun bombardonnen
 
Schuifelde lieflijk de zoete schalmei.
 
 
 
Hemelsche ridders en jonge baroenen,
 
Hupsch in hun hozen van purper satijn,
 
Droegen een keur van bebloemde blazoenen,
 
Schittrend als schilde' in den morgenschen schijn
[pagina 41]
[p. 41]
 
Achter profeten met vlokkende baarden,
 
Wit als de mist, schreden sierlijk en schoon
 
Vorsten en prinsen met scepters en zwaarden,
 
Pronkende Pausen met kromstaf en kroon.
 
 
 
En als een vlam op een wolk-witte bles en
 
't Zuivere harnas ommanteld met paars,
 
Kwam Jeanne d'Arc met de martelaressen
 
En Sint Jeroen met een stoet martelaars.
 
 
 
Eindlijk de hofstoet: geheimvolle maagden
 
Als van Angelico's fijn schilderij,
 
En in hun midden (hoe zag ik Haar?) daagde -
 
Zie! als één levende Edelsteen.... Zij!
[pagina 42]
[p. 42]

IV

 
Ik kom met bloemen en jolijt
 
En wierook van gebeden,
 
U, die de alleene Meimaand zijt,
 
Bij God en hier beneden,
 
Langs dit bebloemde veldtapijt
 
Ootmoedig toegetreden,
 
 
 
Om op muziek en melodij
 
U plechtig in te halen,
 
Die, naar Uw steile profecij
 
Aan Juda's verre dalen,
 
Van eeuw tot eeuw belofspraakt zij
 
En zetelt in Gods stralen.
 
 
 
En dartel past mijn speelsche geest
 
Uw statie op te sieren,
 
Nu wij met U dit meische feest
 
Van louter zielsplezieren,
 
Nu wij, doch U het allermeest,
 
Neen! U alléén gaan vieren.
[pagina 43]
[p. 43]
 
Een lentebloem gelijk, staat àl
 
Uw luister voor ons open,
 
En 'k zie een gouden waterval
 
Van beide uw schouders loopen
 
En, net van hemelsch dauwkristal,
 
Uw voorhoofd frisch bedropen.
 
 
 
En wordt, door groet bij groet gereid,
 
Door al wat wij bezinnen
 
O Maagd, uw licht ook niet ontwijd,
 
Wat zult Gij daarbij winnen,
 
Daar niemand noemt hetgeen Gij zijt?...
 
Uw schoonheid is van binnen!
 
 
 
Neem dan deez' simpelheid voor goed
 
En duid het niet ten kwade,
 
Dat, schòòn gedroomd, ons arm gemoed
 
Maria niet kan raden
 
En almaar lofzingt: ‘Wees gegroet,
 
Die vol zijt van genade.’ -
[pagina 44]
[p. 44]

V

 
Ik kwam U een liedje te zingen,
 
Ik had U iets aardigs bereid:
 
Een ruiker van witte seringen,
 
Die edel vol avond-dauw hingen -
 
Ik wilde U een liedeke zingen
 
En heb maar een poosje geschreid.
 
 
 
Ik had nog een aanspraak te houden,
 
Zóó recht uit mijn kloppende hart;
 
Maar toen ik mijn handen al vouwde,
 
Mijn lippen U zegenen zouden,
 
Toen.... stond ik verlegen te houden:
 
Het regende een beetje te hard.
 
 
 
Ik weet niet hoe 't juist is gekomen,
 
Ik heb het een beetje betreurd;
 
Mijn ziel zat maar even te droomen
 
En toen, tusschen bloemen en boomen,
 
Is mij dat geval overkomen....
 
Toen is me dat zóómaar gebeurd!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken