Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine holländische Sprachlehre, besonders zum Gebrauch für die deutschen Landschulen im Departement Ostfriesland (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine holländische Sprachlehre, besonders zum Gebrauch für die deutschen Landschulen im Departement Ostfriesland
Afbeelding van Kleine holländische Sprachlehre, besonders zum Gebrauch für die deutschen Landschulen im Departement OstfrieslandToon afbeelding van titelpagina van Kleine holländische Sprachlehre, besonders zum Gebrauch für die deutschen Landschulen im Departement Ostfriesland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.47 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine holländische Sprachlehre, besonders zum Gebrauch für die deutschen Landschulen im Departement Ostfriesland

(1811)–J.A.W. Schröder–rechtenstatus Auteursrechtvrij

nach Weilands nederduitsche Spraakkunst bearbeitet


Vorige Volgende

§. 8. Singular und Plural.

Wenn man von Einer Person oder Sache redet, so gebraucht man den Singular, die einfache Zahl (het enkelvoudige getal); redet man aber von mehreren Personen oder Sachen, so gebraucht man den Plural, die vielfache Zahl (het meervoudige getal). Z.B. im Sing. de mensch, im Plural. de menschen. ‒

 

I. Einige Wörter haben keinen Plur. Dahin gehören:

1. Die Wörter raad (Rath), roof (Raub), stof, vee etc.

2. Die Nennwörter, welche einen Stoff, eine Materie anzeigen, als: aarde, spek, vet, smeer, vleesch, goud, drek, sneeuw, ijs, ijzer, tarw etc.

Anmerk. Findet man einige dieser Wörter im Plur. so wird der Sing. in einer ganz andern Beziehung gebraucht. Man sagt z.B. aarden, versteht aber darunter verschiedene Erdarten.

3. Diejenigen Nennwörter, die von Zeitwörtern gemacht sind, indem die Endsylbe en weggeworfen und die Vorsylbe ge angenommen wurde, als: gehuil (von huilen), gezucht (von zuchten), geroep (von roepen), gevraag (von vragen) etc.

4. Die Namen der Tugenden, Laster und Leidenschaften, als: argwaan, hulde, gierigheid etc.

[pagina 7]
[p. 7]

5. Die Nennwörter, welche einen Zustand bezeichnen, als: dood, slaap, honger, dorst etc.

6. Die Nennwörter, welche von dem Infinitiv der Zeitwörter gemacht werden, als: het zitten, het staan; so wie die sächlichen Nennwörter, die von den Beiwörtern gemacht werden, als: het schoone, het groote, het edele etc.

7. Diejenigen Nennwörter, welche eine Eigenschaft bezeichnen, als: koude, warmte, rust, gehoorzaamheid etc.

 

II. Manche Nennwörter werden bloß im Plur. gebraucht, als: inkomsten, onkosten, ouderen u.a.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken