Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De A.F.C.-ers (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van De A.F.C.-ers
Afbeelding van De A.F.C.-ersToon afbeelding van titelpagina van De A.F.C.-ers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.84 MB)

Scans (12.10 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rein van Looy



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
non-fictie/sport


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De A.F.C.-ers

(1959)–J.B. Schuil–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]

Twaalfde hoofdstuk
Eddy Lomans zal getuigen

De enige, die het helemaal niet ‘lollig’ vond, was Keesje Brummer zelf.

Hij trachtte wel een onverschillig gezicht te trekken en poogde nu en dan zelfs even te lachen als 'n paar jongens op 'n sukkeldrafje vooruit liepen en schreeuwden:

‘Bonjour, Kees!’ ‘Houd je maar taai, Kees!’ maar erg goed ging hem dat toch niet af.

Een enkele keer keek hij achter zich, naar de grote stoet, die hem volgde; dan trok hij even tegen Eddy of Tony een heel dwaas snuit, dat zo veel moest betekenen als: ‘'t Kan me niks bommen!’ doch Eddy zag heel goed, dat Kees het zich meer aantrok, dan hij wou laten merken. En hij riep om hem te troosten:

‘'k Zal wel getuigen, dat je niks gedaan hebt. Kees!’

De optocht werd al groter en groter en in de Lysstraat werd het zelfs een gedrang van wat ben je me! Want het waren nu niet alleen de A.F.C.-ers en de Vitessers, die achter Keesje Brummer met z'n twee geleiders aanliepen, maar hele scholen - en ook alle meisjes van de Mulo - volgden hem.

'n Jongen opgebracht! Daar moest iedereen bij wezen!

En ook verschillende jongens uit de hogere klassen van de H.B.S. en het ‘Gym’ liepen mee. 't Werd gewoonweg 'n pretje; de muziek van Griens ontbrak er alleen nog maar aan!

Keesje's grootste angst was, dat ze z'n familie zouden tegenkomen. Daar was hij als de dood voor. Verbeeld je, dat zijn vader of moeder hem zo zagen, tussen die twee klabakken in en met al die mensen achter hem aan. Wat zouden ze dan wel van hem denken! Zijn vader zou zich gewoon 'n halve beroerte schrikken. En Kees keek overal rond of hij ook iemand van de familie ontdekte.

[pagina 125]
[p. 125]


illustratie
Weer 'n kogel!... Nog 'n kogel!... (Blz. 126)


[pagina 126]
[p. 126]

En terwijl hij daar zo liep, begon hij er ook over te denken, wat ze wel met hem zouden doen!

Zouden ze hem nu in de bak stoppen?

Zou hij nu met dronken kerels en dieven in één zelfde hok komen te zitten?

Het liep Kees even koud over zijn rug.

Pats!... daar vloog 'n sneeuwbal in zijn nek. Die kwam van achteren. Kees begreep dadelijk, dat die eigenlijk niet voor hem bestemd was.

Daar ging er weer een, vlak langs hem heen! Kees hoorde de Bierton naast zich vloeken.

Ai... daar vloog de pet van No. 96 op de grond.

No. 62 keerde zich om.

‘Wel alle...’

Verder kwam hij niet; een sneeuwbal smoorde de verwensing, die hij had willen uiten.

Weer 'n kogel!... nog 'n kogel!... Pats, daar kletste er één legen nummer 96's oor.

Een hoera'tje steeg op! Het was duidelijk, dat het nu niet de A.F.C.-ers en Vitessers waren, die gooiden.

De toestand begon voor de twee agenten allesbehalve aangenaam te worden en zij keken overal rond of er nog geen assistentie in aantocht was.

Eindelijk! Daar kwamen van de Markt nog twee agenten!

‘Ah, ziezo!’ hoorde Kees de Bierton in zijn baard brommen.

‘Achteruit! Achteruit!’ riepen twee dienders, die de nummers 62 en 96 te hulp kwamen om hun gevaarlijke arrestant in verzekerde bewaring te brengen.

De A.F.C.-ers en de Vitessers hielden halt en met hen heel de stoet die Keesje Brummer had gevolgd.

Eddy zag zijn vrind met de twee politieagenten nu geheel alleen over de Markt lopen.

Daar waren ze vlak bij het politiebureau.

Eddy voelde het; hij moest er bij wezen, hij kon z'n beste vrind nu niet alleen op het bureau laten zitten. Eddy moest getuigen, dat Kees niet gegooid had, dat hij alleen maar 'n sneeuwbal had willen oprapen. En op eens trachtte hij met 'n vaartje langs de twee agenten te glippen.

[pagina 127]
[p. 127]

‘Terug! Terug!’ schreeuwde d'er een.

‘Ik moet er bij wezen, ik moet...’

Eddy had willen zeggen, dat hij getuige was.

‘Jij mot niks! Jij mot doen, wat ik zeg!’ bulderde de agent.

De deuren van het politiebureau gingen open.

Eddy zag dat de dikke Kees nog even omkeek. Toen verdween hij in het sombere gebouw; achter Kees volgden de nummers 62 en 96.

Zou Eddy hem daar nu alleen laten zitten, als hij toch wist, dat Kees niks gedaan had?

‘Doorlopen, vooruit, doorlopen, die kant uit!’ riep de agent, die Eddy terug had gestuurd en hij wees in de richting van de Voorstraat.

Langzaam verspreidde zich de menigte; alleen Eddy bleef staan; hij kon toch niet de Voorstraat in, als hij naar het politiebureau moest.

‘Doorlopen, versta je me niet?’ riep de agent nog eens.

Eddy weifelde.

Roetsj... daar vloog een sneeuwbal uit de Lijsstraat, vlak tegen het oog van de nijdige diender.

Dat noodlottige schot bracht de beslissing.

‘Nou is 't mooi geweest! Vooruit, mee jij, lelijk mirakel!’ riep de getroffene woedend en op hetzelfde ogenblik pakte hij de jongen, die niet wou doorlopen, bij zijn kraag.

Eddy Lomans kreeg zijn zin; hij volgde zijn vrind in het politiebureau, maar toch op 'n enigszins andere manier, als hij zich dat had voorgesteld.

Keesje Brummer wist niet, wat hij zag, toen agent No. 73 binnentrad met een tweede arrestant.

Eddy Lomans en Keesje Brummer bleken onafscheidelijk, tot in het politiebureau toe.

 

Voor de tweede keer binnen één week stonden Eddy en Kees als beklaagden naast elkander achter het hekje op het politiebureau. Maar nu waren zij er binnengesleept door de sterke arm des gerechts en zij begrepen heel goed, dat zij er niet zo gemakkelijk uit zouden komen als de eerste maal.

De nummers 62, 73 en 96 sloegen grommend en brommend

[pagina 128]
[p. 128]

de sneeuw van hun petten en jassen en onder die bezigheid keken zij allesbehalve vriendelijk naar hun twee jeugdige arrestanten. Zij wachtten op de inspecteur en hun houding was nu niet bepaald van die aard, dat Kees en Eddy er door op hun gemak werden gesteld.

‘We zalle ze es 'n nachie late bromme!’ begon de Bierton met 'n basstem.

‘D'er benne celle genog voor de heren!’ zei No. 73, terwijl hij de sneeuw, die nog in zijn kraag zat, met zijn vingers wegpinkte.

‘Ze zalle wel 'n toontje lager zingen, as de ratte en muize bij hen op visite komme!’ gromde No. 62 luguber.

‘En as ze 'n paar daagjes niks anders hebbe gegete as water en roggemik!’ baste de Bierton weer.

‘En op 'n planken matrassie hebbe geslape!’ vulde No. 96 aan.

‘Zo'n paar daagies gratis nachtlogies zal ze wel tot bedare brenge!’ meende No. 73.

Eddy en Kees waren niet bang uitgevallen, maar het beeld, dat de nummers 62, 73 en 96 van hun verblijf ten politieburele afschilderden, was hun toch wel wat al te kras: ‘'n houten matrassie,’ ‘muizen en ratten,’ ‘water en roggemik’... het was niet bepaald aanlokkelijk.

Doch Kees en Eddy waren niet van plan, zich zo maar zonder protest te laten opsluiten.

‘Ik heb niets eens gegooid!’ verdedigde Kees zich.

‘Ik wou enkel maar getuigen!’ merkte Eddy op.

‘Jawel, jullie benne lieve jongens!’ knorde de Bierton.

Toen kwam de inspecteur binnen; het was dezelfde van de vorige week.

‘Ah zo! zijn het die twee heren!’ zei de inspecteur, helemaal niet vriendelijk. ‘Vonden de heren eenmaal niet genoeg?’

Het begin was niet bepaald bemoedigend.

Nee, ze merkten het al, 't liep mis. Die historie van 't Schuttershuis kwam er ook bij, was blijkbaar op het bureau nog niet vergeten.

Maar Kees wou het toch proberen; het was immers te mal als ze hem opsloten voor niets!

[pagina 129]
[p. 129]

‘'k Heb niks gedaan, meneer, werkelijk niet!’ bracht hij - 'n beetje schuchter - in het midden.

‘Ik ook niet!’ zei Eddy.

‘Jawel, dat liedje kennen we! De agenten pakken zo maar iemand op voor niks, niemendal!’ bitste de inspecteur.

‘'n Schandaal was 't, meneer, 'n rein schandaal!’ begon de Bierton. ‘We benne daar door die snotjongens met sneeuwballen gegooid, dat het meer dan bar was, meer dan bar!’

‘En ik heb helemaal niet’...

Kees kon de zin niet eens voleindigen, want de inspecteur voegde hem nijdig toe:

‘Houd je mond!’ waarop de Bierton verder kon gaan met zijn rapport.

In schrille kleuren beschreef de Bierton het gevecht A.F.C. - Vitesse, maar toen hij het had over de moeilijke en zware tocht met de arrestant door de Lijsstraat werd het Kees toch te machtig.

‘Maar dat kon ik toch niet helpen!’ zei hij.

‘Houd je mond, tot je wat gevraagd wordt!’ klonk het opnieuw en No. 73 kreeg het woord. Eddy durfde na de heftige interrupties van de inspecteur niets meer in het midden brengen en hij moest het dus zwijgend aanhoren, hoe hij beschuldigd werd van... ‘verzet tegen de politie’.

‘Verzet tegen de politie!! Weet jij wel, dat daar twee jaar op zit?’ vroeg de inspecteur streng, toen 73 klaar was.

Twee jaar!!

Eddy viel bijna om van schrik. Goeie genade, 't was of 't maar zo niks was... twee jaar!! Dat kon toch niet, dat was toch onmogelijk! Ja, hij moest bekennen, hij was blijven staan, toen de politie had gezegd: ‘Doorlopen!’ maar dat was alleen geweest, om te getuigen, om Kees te helpen. Zou hij daarvoor twee jaar...? 't Was gewoon verschrikkelijk.

Twee jaar op 'n houten matras, twee jaar met muizen en ratten, twee jaar water en roggemik!... Eddy, die anders niet erg huilerig van natuur was, voelde dat de tranen in zijn ogen kwamen.

‘Ik wou alleen maar... naar 't bureau... om te getuigen... dat hij niks gedaan had!’ bracht Eddy er met moeite uit en hij

[pagina 130]
[p. 130]

wees daarbij naar Keesje Brummer.

Eddy's verdriet werkte aanstekelijk op Kees. Eddy twee jaar in de gevangenis om hem, 't maakte de dikke Kees helemaal van streek.

‘Ja, natuurlijk, nou is Leiden in last, he? Maar berouw komt te laat!’ zei de inspecteur.

Maar de wanhoop der twee jongens stemde de politieman, die vrij goedhartig van aard was, toch wat zachter tegen de twee misdadigers in miniatuur.

‘Nou, vooruit, komen jullie zo lang hier maar even zitten!’ zei hij veel minder bars opeens; Kees en Eddy kwamen achter het hekje vandaan en namen plaats aan de tafel tegenover de inspecteur.

‘Hier, drink maar es!’ zei de goedige politiechef, toen hij bemerkte, dat de jongens geheel overstuur waren.

Twee jaar? hij moest het bekennen, hij had het wel wat erg bont gemaakt. 't Was genoeg om zelfs oudere mensen geheel van de wijs te brengen.

‘Dank u wel!’ zeiden Kees en Eddy nauwelijks hoorbaar en ze dronken klappertandend 'n slokje water.

Toen stond de inspecteur op, ging de wachtkamer uit en liet de twee jongens met de drie agenten alleen achter.

‘Zie je wel, daar heb je 't al?’ bromde de Bierton, die 'n hart van steen bleek te bezitten.

‘Ja, as je je brandt, dan moet je op de blare zitte!’ knorde No. 73.

‘We hebben 't wel gezeid... twee jaar minstens,’ zei 62, terwijl hij kalm een pruim in de mond stak.

Maar Kees en Eddy hoorden het nauwelijks; ze dachten nergens anders aan dan aan de twee jaar, die Eddy Lomans brommen moest, omdat hij niet was doorgelopen, toen de politie het hem bevolen had.

 

De familie Lomans zat aan de koffie. Mijnheer had reeds drie maal op zijn horloge gekeken en mevrouw had al even veel malen gevraagd waar Eddy toch zou zitten. Emmy dacht, ‘dat ie natuurlijk school moest blijven,’ maar toen mevrouw de klok één uur hoorde slaan, maakte zij zich toch ongerust en

[pagina 131]
[p. 131]

vroeg zij haar man om eens aan de H.B.S. te informeren.

Eén uur! Zo laat was Eddy nog nooit thuisgekomen.

Mijnheer Lomans stond op om op informatie uit te gaan.

Daar tjingelde de telefoon.

'n Beetje zenuwachtig nam de heer Lomans de hoorn in de hand.

‘Hallo!... Ja?... Lomans!’

'n Stilte.

‘Wat zegt u? Is Eddy... Hè? Nee maar, die rakkerd...!’

Weer 'n lange stilte.

‘Ja, ja, ik kom dadelijk, ik zal hem halen!’

De heer Lomans belde af. Mevrouw en Emmy hadden gespannen geluisterd. Er was iets met Eddy gebeurd. 't Was natuurlijk niet in orde met hem.

‘Nou, da's me ook wat!’ zei de heer Lomans, terwijl hij de hoorn ophing. ‘Daar hebben ze me Eddy op 't politiebureau gebracht.’

‘Wat?’ riepen mevrouw en Emmy tegelijk verschrikt uit.

‘O, 't is niet zo erg!’ stelde de heer Lomans hen gerust. ‘Ze hebben met sneeuwballen gegooid en het schijnt, dat Eddy niet dadelijk is doorgelopen, toen de politie het gelastte. De inspecteur zei me dat de politie 'n beetje kras tegen hem was opgetreden en hij feitelijk niet eens zoveel schuld had!’

Toen trok de heer Lomans zijn jas aan en ging op weg om zijn gearresteerde zoon te halen.

Op de Markt tikte de heer Brummer hem op de schouder.

‘Ben je op weg naar het politiebureau?’ vroeg hij met een knipoogje.

‘Ja. Jij ook?’ vroeg de heer Lomans.

De heer Brummer knikte.

‘'t Is wat te zeggen met die jongens van ons!’ zei hij en hij begon opeens te lachen.

‘Ja, ja, die jeugd van tegenwoordig!’ zuchtte de heer Lomans.

‘Och kom, die is net als vroeger!’ zei de dikke gemoedelijke heer Brummer. ‘We zijn ook eenmaal jong geweest!’

En samen liepen de heren door om hun zonen in ontvangst te nemen.

[pagina 132]
[p. 132]

Vijf minuten later waren Eddy en Kees uit hun gevangenschap bevrijd. Na een schrobbering van de commissaris in eigen persoon, waarbij de historie van het Schuttershuis niet vergeten werd, mochten zij het politiebureau verlaten en aan de zijde van hun vaders gingen zij het gebouw uit, dat zij een uur geleden, geflankeerd door klabakken, waren binnengetreden.

En toen Eddy alles haarfijn en eerlijk had verteld, wat er die middag was gebeurd, klopte de heer Brummer hem op zijn schouder en zei:

‘'k Vind het flink van je, Eddy, dat je je vrinden niet in de steek laat. Maar ik zou toch voortaan maar doorlopen, als de politie het je gelast!’

Ja, dat was Eddy stellig van plan, want twee jaar!... 't was werkelijk niet om er de gek mee te scheren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken