Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De A.F.C.-ers (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van De A.F.C.-ers
Afbeelding van De A.F.C.-ersToon afbeelding van titelpagina van De A.F.C.-ers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.84 MB)

Scans (12.10 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rein van Looy



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
non-fictie/sport


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De A.F.C.-ers

(1959)–J.B. Schuil–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 176]
[p. 176]

Zeventiende hoofdstuk
Tante Santje komt op het tapijt

Het duurde die avond heel lang voordat Eddy kon inslapen. Het stuk in Het Dagblad, het briefje van Kitty, de lof van Mannus, de kapper van z'n vader, A.F.C. V, Grubbers en Caspers... het dwarrelde alles tegelijk door zijn hoofd.

En daarbij kwam zijn angst voor 't rapport, dat hij morgen kreeg.

O, als de Fluit, de Kameel en de Pompelmoes hem nu eens genadig behandelden! Eddy was heus niet veeleisend; hij verlangde volstrekt geen rapport als van Josepie Stoffers. Als ze hem maar zesjes gaven, doodgewone, simpele zesjes, dan zou hij al ‘heel erg dankbaar’ wezen. Maar veel vertrouwen had Eddy er toch niet in. Wij wisten wel dat zijn naam op het voetveld een veel betere klank had dan in de lokalen van de H.B.S.

De volgende morgen hadden bijna alle jongens van de school een exemplaar van Het Dagblad bij zich en Eddy kon niet in de les komen of het artikel van Bob T. werd besproken. Maar de waardering voor het belangrijke stuk was niet overal dezelfde.

De heer Laseur, de Franse leraar, die erg goed met jongens kon omspringen, vertaalde het in 't Frans en zei lachend, dat Lomans nu voortaan altijd 'n cijfertje hoger bij hem op 't rapport zou krijgen, omdat hij op A.F.C, de eer van de klas hoog hield.

Herr Grübber, de Duitse specialiteit, merkte - toen Eddy voor een ogenblik vergat, dat het werkwoord ‘danken’ de derde naamval regeert - hatelijk op:

‘Haarsträubend! Haarsträubend! Ach hätte der Name Lomans bei mir auch nur einen guten Klang!’ en de Kameel maakte het nog 'n beetje erger. Hij wachtte niet eens tot Eddy 'n blunder maakte, maar viel al tegen A.F.C. en Bob T. uit, toen Delvoos een beurt liet zitten.

[pagina 177]
[p. 177]

‘Och ja!’ was het, ‘de heren denken tegenwoordig, dat ze d'r al zijn, wanneer ze als links-binnen hebben voldaan! Dat staat al in de krant, als ze zelf nog geen regel zonder fouten op het papier kunnen zetten! Is 't niet waar, meneer Lomans?’

‘Hm!’ bromde Eddy en hij vulde dit in zijn gedachten aan met ‘Loop naar de maan!’

Nee, Eddy begreep het wel: bij de Kameel zou A.F.C. nooit op steun behoeven te rekenen.

De arme Fluit had door het bewuste krantenartikeltje even een heel moeilijk ogenblik. Hij had het natuurlijk niet gelezen - de Fluit interesseerde zich alleen maar voor parallelogrammen, driehoeken en parallelopidums - en hij begreep dan ook niet waarom er zoveel jongens met Het Dagblad in hun hand zaten.

‘Meneer! Meneer!’ begon Kees. ‘Hebt u 't gelezen?’

‘Hè? Wat? Wat?’ vroeg de Fluit wantrouwend.

‘Van Eddy Lomans, meneer!’

‘Nee en het interesseert mij ook niks. Weg die kranten! Weg die kranten!’ zei de heer Reisema zenuwachtig.

‘Hè, meneer! Toe nou, meneer! Even lezen, meneer!’ klonk het van alle kanten.

‘Pas op, hoor, of ik schei d'er uit! Ik schei d'er uit!’ riep de Fluit met een harde slag op de lessenaar.

‘Hé, meneer!’ dreinde de hele klas en Kees zei:

‘Nou, meneer, u moet het zelf weten, maar 't is erg jammer, als u het niet leest... 'n Jongen uit uw eigen klas!’

‘Brummer, pas op!’ waarschuwde de heer Reisema.

Even was het stil.

Toen klonk weer een zeurige stem; het was Huib Delfors.

‘Mag Kees het even voorlezen, meneer?’

De heer Reisema had de onhandigheid om te vragen:

‘Wat nou toch?’

‘Het stuk over Eddy Lomans, mijnheer!’ zei Henk.

‘Hè ja! meneer!’

‘Toe, meneer!’ klonk het weer van alle kanten en Kees ontvouwde reeds met 'n plechtig gebaar de krant.

‘Hier die krant, Brummer! Hier die krant!’ gelastte de heer Reisema.

[pagina 178]
[p. 178]

Kees reikte de krant over en zei met een effen-strak gezicht:

‘Hier staat het, meneer!’

‘O, ssst! ssst! stil, stilte!’ commandeerde Bram Heesink. ‘Meneer zal het zelf voorlezen!’

Nu werd het de goedige meneer Reisema toch al te kras.

‘Ga d'r maar uit, Heesink!’

‘Hè, meneer!’ smeekte Bram.

‘Hoor je 't niet?’

‘Jawel, meneer!’

‘Nou dan!’

‘Ik dacht - - voor deze ene keer!’

Maar de Fluit bleek voor deze ene keer onvermurwbaar en Bram Heesink viel als slachtoffer van het artikel van Bob T.

‘En nou kranten weg! Anders volgen d'er meer!’ riep de heer Reisema, toen Bram Heesink verdwenen was en hij begon over de gelijkvormigheid van driehoeken, alsof er niets gebeurd was.

 

Monsieur Lasueur, Herr Grüber, de Kameel... ze hadden allen het hunne over het Dagblad-artikel tegen Eddy gezegd; alleen de ‘baas’ ontbrak er nog maar aan. En werkelijk, om twaalf uur voegde ook de directeur zich in de rij.

Het was op het gewichtige moment, waarop de rapporten werden uitgereikt. Eddy zat in spanning zijn lot af te wachten. Erg hoopvol gestemd was hij niet en hij hoorde met een angstig gemoed naar al de speeches, die de baas bij elke jongen, die met een of meer onvoldoendes gezegend was, afstak.

‘Eddy Lomans!’

O, la! la! Daar zou je 't hebben!’

‘Ik heb je naam gisteren in de krant gezien, hè?’

O jé, daar had je 't al!... Hij kreeg 'n speech! Dan had hij vast en zeker onvoldoendes.

‘Ben jij zo'n voetballer?’

‘Nee, meneer!’ bromde Eddy, die meende, dat de baas dat antwoord het meest welgevallig zou zijn.

‘Wel, jongen, ik heb er niets op tegen, als je maar maakt, dat je werk er niet onder lijdt. Het is dit keer heel goed geweest... zorg nu, dat het zo blijft.’

[pagina 179]
[p. 179]

‘Hè!’ zuchtte Eddy hoorbaar en nam het rapport in ontvangst...

Wat? Was dat zijn rapport? Was dat geen vergissing?

Nee, waarachtig... ‘Eddy Lomans’ stond er boven! 't Leek wel van Josepie Stoffers: 7, 6, 5, 6, 6, 6,... het hield niet op met de zessen. Goeie genade... hij wist niet, dat hij zo'n klos was.

Bij de Fluit ook al niks dan zessen! Waar had hij die goedheid aan verdiend? Alleen maar 'n vijfje van de Kameel!

Wat was dat?... o, 'n aantekening voor onvoldoende vlijt van de Kameel. Dat was zeker voor dat autootje met één o! Nou ja, dat kon hem nou niks meer schelen, hij had z'n vijfje te pakken!

Lekker! Nou kreeg ie natuurlijk zijn A.F.C.-kaart terug! Het zong en jubelde in Eddy en luid schreeuwend stormde hij vijf minuten later de trap af.

Maar toen hij Kees Brummer met 'n sip gezicht in de vestibule zag staan, hield hij onmiddellijk zijn mond. Hij begreep dat het met Keesje weer mis was.

‘En?’ vroeg hij dadelijk.

‘'t Is weer hommeles!’ zei Kees.

‘Is 't waarachtig?’ zei Eddy erg teleurgesteld.

‘Vier onvoldoendes!’ zuchtte Kees.

‘Hé, wat belabberd!’

Eddy was op eens zijn vrolijke stemming kwijt.

‘En jij?’ vroeg Kees.

‘Och, 't gaat wel! 'n Vijf van de Kameel!’

Eddy wou Kees niet dadelijk zeggen, dat het zó mooi was.

‘Maar één vijfje?’ vroeg Kees verbaasd.

‘Ja en 'n aantekening voor vlijt van de Kameel.’

Dat was het enige slechte dat hij Kees kon aanbieden.

‘Laat es kijken!’ zei Kees.

Eddy overhandigde hem het rapport.

‘Verdikkeme!’ zei Kees perplex: ‘Jij wordt 'n klos, zeg!’

Eddy schaamde zich op dat ogenblik 'n beetje voor zijn rapport tegenover Kees.

Maar opeens zag Eddy tot zijn opluchting dat Kees weer lachte.

[pagina 180]
[p. 180]

‘Zeg, Ed moet je 't mijne ook weer hebben om over te schrijven?’ vroeg hij.

Kees berustte in zijn lot; hij kon er toch niks aan doen. Hij had hard genoeg gevost, maar hij kon dat beroerde Frans en Duits er niet in krijgen. En van wiskunde ‘snapte hij ook geen laars.’

Och ja, Kees was nu eenmaal geen aanstaande professor.

‘Nou, enfin,’ zei Kees, ‘ze moeten thuis maar blij wezen, dat ik er nou nog maar vier heb. Dat is tenminste drie minder dan de vorige keer! Het is beter, dat ik ze heb dan jij! Bij mij kunnen ze d'r beter tegen en ik zit ook niet in 't vijfde, zoals jij!’

En getroost stapte hij met Eddy en Henk - die 'n prachtrapport had - naar huis.

Griet zag het dadelijk aan Eddy, dat het dit keer alles botertje tot de boom was.

‘Is het in orde?’ vroeg zij belangstellend.

‘O mens, puik! Ze zullen niet weten wat ze zien!’ zei Eddy en holde naar binnen.

En het was waar: mijnheer en mevrouw Lomans wisten niet wat ze zagen.

‘7, 6, 5, 6, 6, 6, - wel jongen, da's prachtig, da's magnifiek!’ riep de heer Lomans vol verbazing uit en mevrouw gaf Eddy op beide wangen 'n zoen.

Daarop greep de heer Lomans naar zijn binnenzak, haalde zijn portefeuille te voorschijn en de bekende vuil-gele kaart verscheen.

Eddy glunderde van plezier.

Toen ging de deur open en... tante Santje stond hijgend op de drempel met Het Dagblad in haar hand.

‘Hoe is 't met Eddy?’ vroeg zij, geheel buiten adem.

‘Met Eddy? Wel, uitstekend!’ lachte de heer Lomans.

‘En hij is gewond?’ hijgde tante Santje.

‘Gewond?’ vroegen mijnheer en mevrouw Lomans tegelijk.

‘'t Staat in de krant!’

‘O, lieve hemel! Wat zal me nou overkomen?’ dacht Eddy en hij keek van de vuil-gele kaart naar tante Santje en van tante Santje weer naar de vuil-gele kaart.

‘In de krant?’ klonk het weer uit twee monden tegelijk.

[pagina 181]
[p. 181]

‘Ja, bij het voetballen toch? 'k Ben d'r helemaal van ontdaan...!’ en tante Santje ging zitten op een stoel bij de deur.

Eddy wenste zijn tante op dat ogenblik naar de Mookerheide.

Het was de heer en mevrouw Lomans nog niet recht duidelijk maar tante Santje ratelde door:

‘Hè, wat 'n rust, dat ik Eddy daar voor me zie! 't Zat me bepaald in m'n benen! 'k Wist niet wat ik hoorde, toen Keesje uit de keuken naar me toe kwam en zei: ‘juffrouw, hebt u 't gelezen? Eddy Lomans is zo erg gewond bij 't voetballen. Er staat 'n heel stuk van in de krant!’

Dus niet in de sigarenwinkel van Hillen, niet bij de kapper, maar in de keuken, door de meid van tantje Santje verraden!! Zou je zo'n meid nou niet?...

Eddy stond daar met zijn rapport alsof hij niets dan vieren, inplaats van zessen en zevens had.

‘Nou, stel je gerust, Santje, 't schijnt zo erg niet te wezen!’ zei mijnheer Lomans. ‘Waar staat het van dat ongeval?’

‘Alsjeblieft, hier!’... ‘een voetbalincident!’ piepte tante en zij wees het beruchte artikel aan.

‘Hè?... Een voetbalincident?... O zo, o zo, is het dat?’...

Toen las de heer Lomans het stuk van Bob T., dat Eddy al uit zijn hoofd kende en mevrouw las met hem mee.

Och! och! Hadden ze maar nooit over hem in de krant geschreven! Nou zat-ie in de ellende! Wat was die Bob T. ook begonnen? Had je nou ooit zo veel herrie gemaakt om zo'n onnozel stukje in de krant? Daar stond vader met de krant in de ene en de A.F.C.-kaart in de andere hand.

O, die ellendige tante Santje! Eddy kon ze wel van haar stoel afkijken! Hoor ze nou es zeuren:

‘'k Heb het altijd wel gezegd: dat nare voetballen ook!! De jongens leren op dat voetbalveld niets dan ruwe, rare woorden en het is 'n wonder, dat er niet meer ongelukken gebeuren. Ik begrijp het niet, dat jullie 't hem niet voor goed verbieden!’

‘O, wat 'n draak! wat 'n draak!’ ging het door Eddy's hoofd.

Alles liep zo prachtig en daar gooit me die totebel alles in de war!

[pagina 182]
[p. 182]

Mijnheer Lomans had het artikel gelezen tot de beroemde zin: ‘Wij wensen A.F.C. V geluk’ incluis.

‘Ik behoef het jou zeker niet meer voor te lezen, hè Ed?’ zei hij.

‘Nee, vader!’ antwoordde Eddy bijna onhoorbaar.

‘Laat je schouder es zien, jongen!’ vroeg mevrouw Lomans bezorgd.

‘O, dat heeft niks te betekenen!’ zei Eddy tegenstribbelend, maar mevrouw wilde het geblesseerde lichaamsdel per sé zien.

Eddy trok zijn jasje uit, en de heer en mevrouw Lomans en tante Santje inspecteerden Eddy's schouder.

‘Och, och, hij is helemaal blauw, helemaal blauw,’ dreinde tante, ‘ze hadden hem wel kunnen doodgooien!’

O wat 'n mens!

‘'t Doet niet eens meer pijn!’ bromde Eddy onverschillig en hij trok zijn jasje weer aan.

Eddy wachtte gelaten zijn lot af doch plotseling gebeurde er een wonder!

‘Asjeblieft, jongen, daar is je kaart!’ zei mijnheer Lomans op eens. ‘We zullen vandaag maar alles vergeven en vergeten!’

Tante Santje begreep het niet goed.

‘Ja, Santje, als jij nog es met zo'n rapport thuis komt, dan kun je ook 'n potje bij me breken!’ lachte de heer Lomans en hij liet tante Eddy's rapport zien.

‘Nee, maar! da's prachtig!’ zei tante in extase.

Toen gebeurde er 'n tweede wonder: tante Santje haalde haar portemonnaie te voorschijn, diepte er 'n gulden uit en stopte die Eddy in z'n hand.

‘Toch nog niet zo'n kwaad mens!’ dacht Eddy.

Hij wist niet goed, hoe hij het had. Zijn A.F.C.-kaart en een gulden!... en dat terwijl zijn vader juist het artikel van Bob T. had gelezen! Hoe was 't mogelijk? Hoe was 't mogelijk?

‘Maar nu moet je mij één ding beloven, Eddy! Nooit meer gaan voetballen zonder dat moeder en ik het weten! Beloof je me dat?’

Eddy keek zijn vader in de ogen.

[pagina 183]
[p. 183]

‘Ja vader,’ antwoordde hij op zo'n besliste toon, dat de heer Lomans er niet meer aan twijfelde of Eddy zou zijn woord houden.

Toen Eddy even later weg was en tante Santje tegen haar broer zei, dat ze dat toch onverstandig van hem vond, zei de heer Lomans:

‘Ik weet het niet, Santje, maar ik geloof dat het zó beter is. Als ik de jongen verbied om met z'n vrinden te voetballen, dan maak ik er òf 'n huichelaar òf 'n slomeduikelaar van. En ik wil niet dat Eddy één van tweeën wordt. Dan is het maar beter, dat ie de kans loopt om 'es 'n trap tegen z'n schenen te krijgen. Ik heb het lang tegengegaan, maar ik kan in m'n eentje niet tegen de stroom oproeien. Als de jongen dan per sé wil voetballen, dan moet ie maar voetballen. Als zijn werk op school er niet onder lijdt, dan wil ik hem niet meer tegenhouden.’

 

Van dat ogenblik af behoefde Eddy Lomans niet meer bang te zijn dat hij niet met het vijfde zou kunnen meespelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken