Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen
Afbeelding van Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamenToon afbeelding van titelpagina van Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.26 MB)

Scans (65.11 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Illustrators

Titus Leeser

Rein van Looy



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
non-fictie/sport


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen

(1952)–J.B. Schuil–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 176]
[p. 176]

Negentiende hoofdstuk.

De eerste dag bij de tantes was voor Tom en Thijs louter een dag van pleizier en zaligheid.

Toen tante Koosje hoorde, dat Tom de hele nacht niet geslapen had en Thijs maar 'n paar uur, wilde zij de neven dadelijk in bed stoppen, maar daar moesten de jongens niets van hebben.

's Morgens om half 7 naar bed en dat, nu zij eindelijk weer in hun geliefd Meerburg waren, nee, nee, daar kwam niets van in! Zij riepen dadelijk de hulp in van tante Foke, want zij wilden diezelfde morgen nog al de bekende plekjes van Meerburg terug zien en straks bij school de ouwe vrinden weer ontmoeten: Hein Blommers, Jan Boldingh, Freddy Rutgers, Piet Hoekstra, Wim Roovers en al de andere makkers! En dan..... kwam om 8 uur niet Jochem, de knecht? Dat zou een allerhartelijkste ontmoeting zijn, daar kon ie staat op maken!

Om half 8 zaten zij al bij de ouwe Bet in de keuken, Tom op het aanrecht en Thijs op de keukentafel. De tantes waren bezig zich te kleden, en Tom en Thijs hadden dus de tijd.

Bet schonk dadelijk een extra kopje thee, waarbij zij een groot stuk gemberkoek voegde en de vier koekjes, die zij nog in haar koekjestrommel had gevonden.

‘Wat is 't hier toch veel lolliger, hè, Tom?’ zei Thijs, scheukend van pleizier.

‘Verbeeld je, zeg, dat wij 's morgens bij de Kachelpijp koekjes kregen en thee!’ lachte Tom en hij knabbelde allergenoegelijkst op zijn boterjanhagel.

‘Hadden jullie 't daar dan zo slecht?’ vroeg Bet.

‘O, hou op!’ riep Tom.

‘Niet half genoeg te eten!’ vertelde Thijs.

‘'t Is zonde!’ riep Bet, tot in het diepst van haar keukenmeidengemoed verontwaardigd.

‘Zulke sneedjes brood, Bet,’ en Thijs wees met zijn vingers een

[pagina 177]
[p. 177]

maat aan, die niet van overdrijving was vrij te pleiten.

‘En de melk was blauw van het water, dat zij er bij deden!’ kreeg Bet van Tom te horen.

‘Nou, dat vind ik schandelijk!’ was het oordeel van Bet.

‘En je had de sju es moeten zien, Bet!’

‘Stakkerds!’ zei Bet en ze legde op elk schoteltje nog een extra stuk gemberkoek.

‘En vertel es, Bet, hoe gaat 't nou met jou?’ informeerde Thijs.

‘Nog wel eens kiespijn?’ vroeg Tom.

Hij herinnerde zich een avond, waarop Bet eens vreselijke kiespijn had gehad en zij haar een Indisch wondersteentje hadden gegeven om op te zuigen en dat de pijn toen erger inplaats van beter was geworden.

‘Nee, maar nou zal ik jullie toch es wat casuweels vertellen,’ zei Bet en zij liep naar een kast in de hoek. ‘Ik heb het wondersteentje teruggevonden!’

‘'t Is toch niet waar, Bet!’ riep Thijs.

Bet knikte genoegelijk.

‘Van 't voorjaar bij de schoonmaak! Ik vond het in 'n hoekje achter de gootsteen! En het hèlpt!’ riep zij verrukt uit.

‘Nou, wat hebben we je gezegd!’ lachte Tom.

‘Maar je moet er eerst op zuigen en dan op blazen!’ verkondigde Bet.

‘Zie je wel!’ klonk het triomfantelijk van het aanrecht.

Bet haalde een klein doosje te voorschijn en toonde vol trots een zwart glimmend steentje, dat netjes tussen watten lag opgeborgen.

‘Roep je nog wel es spoken op, Bet?’ vroeg Tom.

Dat hadden ze eenmaal met Bet gedaan door met een lapje over een ouwe cent te wrijven, maar het was niet gelukt, omdat tante Koos juist was binnen getreden op het ogenblik, dat de spoken moesten verschijnen.

‘Och, rare jongen!’ lachte Bet 'n beetje verlegen. Zij werd aan die avond niet graag herinnerd.

‘Geef mij nog 'n kopje thee, Bet!’ zei Thijs en hij schoof haar het kopje toe. ‘Met veel suiker, asjeblieft!’ En opeens riep hij weer, zijn handen wrijvend: ‘Wat is 't hier toch fijn, hè Tom!’

‘We hadden veel eerder moeten weglopen!’ meende Tom.

‘Vind jij 't ook lollig, Bet, dat we d'er weer zijn?’ vroeg Thijs.

Bet knikte over haar trekpot Thijs toe; zij hield veel van de jongens, al hadden zij haar er dan ook dikwijls tussen genomen.

[pagina 178]
[p. 178]

‘Zeg, Thijs!’ riep Tom plotseling, ‘nou staat de Kachelpijp voor onze deur!’

‘Wat zal ie schrikken!’ zei Bet.

‘Net goed!’ lachte Thijs. ‘Hij heeft ons altijd zo gepest!’

 



illustratie

 

‘Ik gaf 'n gulden als ik dat zien kon! Wat zal ie te keer gaan, Thijs!’ en Tom liet zich bij die gedachte alleen, uit louter vreugde achterover vallen en schopte met zijn voeten in de lucht.

[pagina 179]
[p. 179]

‘Pas op, pas op!’ waarschuwde Bet, omdat Tom met zijn schoenen vlak bij het keukenraam manoevreerde.

Doch opeens sprong Tom op en hij fluisterde:

‘Ssst! Stil! Daar komt Jochem!’

Ja, Thijs hoorde het ook! Hij had de voordeur horen opengaan.

‘Hier, gauw, achter de deur!’ commandeerde Tom en hij duwde zijn broer tegen de muur.

‘Je mond houden, hoor, Bet!’ waarschuwde hij.

Hij nam nog gauw een blauwe theedoek van het aanrecht en verdween naast Thijs achter de deur.

De knecht kwam binnensloffen.

‘Goeie morgen, poeteletoet!’

Het was zijn gewone ochtendgroet.

Jochem stond met zijn rug naar de keukendeur. Daar opeens, sprong Thijs op zijn rug en gooide Tom de theedoek over zijn hoofd.

‘Wel ver.....’ meer hoorde je niet, want Tom stopte de doek in zijn mond.

Maar Jochem, die een oud matroos was en van ‘flauwsies’ niks moest hebben, trapte en sloeg om zich heen, vast overtuigd met 'n paar bandieten te doen te hebben. Tom kreeg een schop tegen zijn scheenbeen en sprong achteruit, zo vlug hij kon.

‘Wij zijn het maar, Jochem!’ riep hij gauw.

Thijs liet zich van Jochem's rug glijden.

De knecht rukte de doek van zijn hoofd en keek stom-verbaasd, toen hij de twee Katjangs daar voor zich zag.

‘Wel saldrement,’ riep hij, ‘Hoe komen jullie hier binnen vallen?’

‘Door het dak, Jochem!’ lachte Thijs.

Tom antwoordde niet; hij stond met een pijnlijk gezicht zijn scheenbeen te bewrijven.

‘Ja, jong, da's je eigen schuld! Ik dacht niet anders dan dat het kwaad volk was!’

Toen nam Jochem de Katjangs eens op en zei:

‘Zo, zo, ben jullie daar weer? Nou, dat zal leven in de brouwerij geven! Hou je nou maar weer gedekt, Bet, met zo veel manvolk in huis!’

Jochem kreeg het hele verhaal van de vlucht te horen en toen Thijs hem vertelde, wat voor man de Kachelpijp was, zei hij verontwaardigd:

‘Zo, is dat zo'n kinderbeul? Nou, as 't ie wil, kan ie van mij nog 'n pak op z'n falie krijgen!’

[pagina 180]
[p. 180]

Op dat ogenblik kwam tante Foke de keuken binnen.

‘Wel, Jochem, wat zeg je d'er van? Is dat nou geen verrassing?’ vroeg zij en haar hele gezicht glom van geluk.

‘Ik zeg, juffrouw, de wonderen benne de wereld nog niet uit!’ verklaarde Jochem.

Tante Foke gaf Jochem een velletje papier.

‘Breng dat maar dadelijk naar het telegraafkantoor!’ zei tante.

‘Is dat voor meneer en mevrouw Van Drunen?’ vroeg Tom.

Tante knikte.

Jochem vond het jammer; hij had die kinderbeul nog graag wat in de penarie willen laten zitten. Maar tante Foke was het dit keer niet met Jochem eens.

‘Mogen we even lezen?’ vroeg Tom.

Tante Foke liet hem het telegram zien. Tom las:

‘Tom en Thijs hier aangekomen. Blijven voorlopig bij ons.
Dames Moorman.’

‘Dus we mogen blijven?’ riep Thijs.

‘Hoeven we niet terug?’ schreeuwde Tom.

‘Nee, hoor, jongens, jullie gaat in geen geval meer naar die nare mensen terug!’

Tante Foke had het nauwelijks gezegd of Tom en Thijs pakten elkaar beet en gilden: ‘Hoera!’

Als bezeten dansten zij om tante Foke heen. Tante kreeg het te kwaad; de tranen sprongen haar in de ogen en van de weeromstuit kreeg ook Bet het te pakken. Zij veegde zich met de blauwe theedoek langs het gezicht en snoot al maar haar neus, zo was zij ‘ontdaan’.

‘Komen jullie ontbijten?’ riep tante Koosje in de gang.

Tom en Thijs holden de keuken uit en nu kreeg de magere tante Koos haar beurt. Tante Koos moest bij zichzelf bekennen, dat de jongens nog even woest en wild waren als vroeger, maar zij hield zich dapper en zei geen woord. Zij wilde de heerlijke morgen niet bederven.

‘Joei, joei, joei!’ riep Thijs verrukt, toen hij de gedekte tafel zag. ‘Vertikkie, Tom, kijk es, dat bennen spullen!’

Dikke kadetten, krentebroodjes, beschuit, kaas, koek, eieren, rookvlees, jam, honing..... tante Foke had gauw zo veel ingeslagen, alsof een heel weeshuis bij haar te gast zou komen. Tante Koos was bang, dat de jongens zich - na zo'n lange tijd van soberheid - zouden overeten, maar Tom en Thijs riepen als

[pagina 181]
[p. 181]

uit één mond, dat tante daar niet bang voor behoefde te wezen.

‘Nou, jongens,’ zei tante Foke en zij lachte gelukkig, ‘val nou maar aan!’

Tante behoefde het niet voor een tweede maal te zeggen.

‘Smaakt het, jongens?’ vroeg tante Foke.

Eigenlijk was het helemaal overbodig dat te vragen, want de jongens aten als wolven.

Tom liet een gesmak horen, dat tante Koos eigenlijk vreselijk onsmakelijk vond, en met een geheel gevulde mond, zei hij:

‘En of!’

Thijs kon niet eens antwoorden, zo vol was zijn mond. Daarom knikte hij maar, al etend. Maar toen hij zijn mond leeg had, omarmde hij tante en riep:

‘Wat is 't hier reuze-fijn, tante!’

Al zijn dankbaarheid voor het geluk na de doorstane ellende klonk in die ene zin door.

Opeens sprong Tom op en holde naar het raam.

‘Maar Tom!’

Het ontviel tante Koos, voordat zij er aan dacht.

Toen zij de ‘bestraffende’ blik van haar zuster zag, zweeg zij verlegen. Tante Koos zou alles gelaten deze morgen dragen.

‘Daar heb je Hein, Thijs!’ riep Tom.

Thijs stond reeds - nog al maar kauwend - naast zijn broer bij het raam.

‘Hein! Hein!’ gilde Tom en hij tikte tegen de ruiten.

Tante Koos stopte de vingers in haar oren. Zij kon het niet helpen, maar zij moest er nog aan wennen.

‘Hein! Hein!’ gilde nu ook Thijs.

Hein - want het was niemand anders dan hun grote vriend Hein Blommers - bleef verbaasd staan.

‘Hallo!’ riep hij, toen hij van de eerste verbazing bekomen was. ‘Tom en Thijs!’

Tom schoof het raam open en beide jongens staken hun hoofd naar buiten.

‘Dag, Hein!’

‘Hoe komen jullie hier?’ vroeg Hein.

‘Gevlucht!’

‘Vannacht!’

Hein wist niet, wat hij hoorde.

‘Mag ik binnen komen?’

Thijs keerde zich om.

‘Ja wel, hè, tante?’

[pagina 182]
[p. 182]

Tante Foke knikte al van ja!

Joelend stoven Tom en Thijs de kamer uit.

Tante Koos stopte weer even de vingers in haar oren; het was alles ook nog zo ongewoon voor haar.

Dadelijk daarop kwamen de twee Katjangs met hun vriend Hein Blommers binnen en even later zat Hein al naast tante Koos met een krentebroodje en een kop thee voor zich en hij kreeg het hele verhaal van de Kachelpijp en de vlucht.

Hein was er paf van!

‘Hoe gaat het met Kees Brummer?’ vroeg hij, toen hij van de eerste schrik bekomen was.

‘O best, man!’ antwoordde Tom.

Thijs lichtte de tantes in. Kees was hun beste vrind daar geweest en hij was een neef van Hein.

‘Zo'n lollige vent, tante!’ zei Tom.

‘Zó dik!’ lachte Tom! ‘Net zo dik als tante Foke!’

Tante Foke schudde van het lachen.

Het was een ouderwetse, rumoerige ontbijttafel. Thijs zei tussen elke hap, dat hij het toch zo reuze-fijn vond weer bij de tantes te zijn en Tom klopte zijn vrind Hein maar telkens op zijn schouder.

‘Mogen we mee naar school?’ vroeg Tom, toen hij vier kadetten, twee eieren, 3 krentebroodjes, 2 beschuiten met jam en een dik stuk gemberkoek naar binnen had gewerkt.

De tantes vonden het uitstekend, ja, tante Koos was in haar hart zelfs blij, dat zij een ogenblik rust zou krijgen. Zij was nu al doodmoe van die ongewone drukte.

Met hun vriend Hein in het midden, vlogen de Katjangs de stoep af en de straat op.

Toen zij al huizen ver waren, hoorden de tantes, die voor het raam hen na stonden te kijken, hen nog schreeuwen.

‘Nou, Koos, ben je nou niet blij, dat zij er weer zijn?’ vroeg Fokeliene.

Koosje wou de pret van Foke niet bederven en knikte daarom van ja. Maar Koosje Moorman vond, dat de twee neven allerafgrijselijkst harde stemmen hadden. Dat was zij in die tijd eigenlijk helemaal vergeten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken