Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stichtelijke gezangen, op nieuw gemaakte zangwijzen, in den besten Italiaanschen smaak. Deel 4 (1787)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stichtelijke gezangen, op nieuw gemaakte zangwijzen, in den besten Italiaanschen smaak. Deel 4
Afbeelding van Stichtelijke gezangen, op nieuw gemaakte zangwijzen, in den besten Italiaanschen smaak. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Stichtelijke gezangen, op nieuw gemaakte zangwijzen, in den besten Italiaanschen smaak. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.99 MB)

Scans (6.47 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stichtelijke gezangen, op nieuw gemaakte zangwijzen, in den besten Italiaanschen smaak. Deel 4

(1787)–Rutger Schutte–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

De schoonheid der velden in het voorjaar.



illustratie

 
Lied.
 
Komt laat ons Gods eeuwige goedheid veree---ren!
 
Zij schenkt deeze aar---de een nieuwe jeugd:
 
De Len--tezon, die ons verheugd,
 
Wil zielen er--kennende dankbaarheid lee----ren.
 
 
 
Recit.
 
God zij gedankt! de zon keert weder;
 
De Lente komt: het weste windje blaast:
 
Van haaren gloed herleeft wat gorgel roert en veder;
 
Een luuwe lente-
[pagina 55]
[p. 55]


illustratie

 
lucht doordringt den milden schoot
 
Der vrugtbaare aard, die zich voor haaren gloed ontsloot.
 
Elk kluitje, tans berrucht, baart leven uit den dood,
 
En jeugdig gras, en bloem, waar 't wollig vee op graast.
 
Tans lacht het veld ons aan, door milde zonnestraalen
 
In deezen blijden voorjaarstijd,
 
Met leven, licht, en glans verblijd.
 
Wij zien haar overal Gods magt en goedheid maalen.
[pagina 56]
[p. 56]


illustratie

 
Lied.
 
Leer dat zelfde doelwit treffen;
 
Leen mijn ziel! Gods gunst verhef-fen.
 
Alles leeft en juicht en lacht.
 
Hoor die stem!
 
Zie die schoone lente pracht!
 
Al--les nodigt ons tot Hem,
 
Die door daaden tot ons spreekt
 
Wiens gena--de 't harte weekt.
 
 
 
Recit.
 
De pracht van veld en klaverrijke weiden,
 
Waar op de Lente bloemen strooit,
 
Nu sneeuw en hagel is ont-
[pagina 57]
[p. 57]


illustratie

 
dooid,
 
Prijst niemand recht: wie kan dan 's Maakers lof verbreiden?
 
Er blinkt op ieder grasje, er ligt op ieder blad,
 
Ge-lijk het zagtst fluweel zoo glad
 
Van 't zonnelicht een blanken schijn
 
Waar door zij niet slegts groen, maar zelfs verzilverd zijn.
 
 
 
à Tempo
 
Het wind-je doet de takjens ruisschen,
 
Terwijl men 't beekje zagt hoort bruischen
[pagina 58]
[p. 58]


illustratie

 
Recit.
 
Straks ziet men op de teedre topjes, vonken,
 
En oogjens flikkeren en lonken
 
De bloemen, doe 'k, in deez' landouwe,
 
In 't frissche grasgezaaid, zoo digt als 't gras beschouwe,
 
Zijn door den milden gloed der morgenzon ontlooken,
 
In 't allerschoonst gewaad gestooken.
 
Elk schijnt in vorm en glans bijna een kleine
[pagina 59]
[p. 59]


illustratie

 
sterre,
 
Wanneer 't oplettend oog de beemden ziet van verre.
 
Hoe staat de frissche verw van elke bloem te gloeien!
 
Men ziet der kleuren schoone pracht,
 
Bevallig in elkand'ren vloeien:
 
Zij worden elk een sierlijk deel
 
Van een uitmuntend schoon geheel,
 
Dat tot zijns Maakers roem ons blijde in de oogen lacht.
[pagina 60]
[p. 60]


illustratie

 
Lied.
 
't Veld kan gebrek van smaak verwij-ten,
 
Aan Babijlonische tapijten,
 
Gestikt door een bedree------ven naald.
 
Laat zijde en goud ons prachtig schijnen,
 
Gezoomt met paerlen en robijnen;
 
't Is schoon dat naauw zoo veel bij 't schoon der velden haalt
 
Als glas bij paerlen of ro-bij-nen.
 
 
 
Recit.
 
Bloeit zand en keizel op zijn wijs?
 
Het Schijnt de glans der zon wil 't bonte veld bestraalen,
 
Om
[pagina 61]
[p. 61]


illustratie

 
dus den schoonen glans van 't hemelsch paradijs
 
Op aard' bevallig af te maalen.
 
Het eêl gesteent, hoe schoon, moet zijnen roem hier missen;
 
Geen schilder, wiens vernuft in kunst en hand'ling blijkt,
 
Kan ooit zijn schilderij, zoo heerelijk vernissen,
 
Als hier de zon 't vernis op blad en bloemen strijkt,
 
Men zou door al dat schoon zich ligtelijk vergissen,
 
En meenen dat hier zelf de hemelschoonheid prijkt.
[pagina 62]
[p. 62]


illustratie

 
Lied.
 
Dompel u, mijn ziel! bedaard,
 
In dees zee van Lentevreugde:
 
Maar ai, wend toch van deeze aard',
 
Hoe u al haar schoon verheug--de,
 
Uw gedachten he--mel waard.
 
 
 
Recit.
 
Denk, ziel! dat God van al dit schoon de Maaker was;
 
Dat zo Hij ons die gaven niet wou
[pagina 63]
[p. 63]


illustratie

 
gunnen;
 
Geen blad, geen spruit, geen spiertje gras,
 
Geen bloem of kruid, zou groeien kunnen.
 
 
 
Lied.
 
Ruwe distels, dorre steelen,
 
Scherpe dorens, zou de grond
 
Voor het zondig menschdom te-e-len;
 
Zond ons God geen groei en zegen
 
Met een milden zomerre--gen.
 
Prijst Hem dan met hart en mond.
[pagina 64]
[p. 64]


illustratie

 
Bedenkt toch hoe zijn scheppend woord
 
Alleen de bron is van 't Heelal;
 
En dat Hij, naar wiens wet de gansche waereld hoort,
 
Alleen haar onderhoudt en onderhouden zal.
 
 
 
Lied.
 
De Aarde ontstond door 't woord:
 
HET WORDE
 
In haar orde;
 
Door die zelfde wonderkracht
 
Keimt noch 't zaad, en ziet men struiken,
 
Boomen, bloemen, weêr ontluiken,
 
Weêr gekleed met voorjaarspracht.
 
 
 
Recit.
 
Merk op! hoe God, op dat de grootsche pracht
 
Der
[pagina 65]
[p. 65]


illustratie

 
aarde u tot vermaak zou strekken,
 
Zelf voor den Spiegel uwer oogen
 
Dat wonder van Zijn alver mogen,
 
Al die aantreklijkheden bragt.
 
Denk, mistet gij het vrolijk licht
 
En die twee punten van 't gezicht;
 
Wat zoudt gij, van Gods groote werken,
 
In al die uitgebreide perken,
 
Van veld en beemden ooit ontdekken?
 
Daar plant, en bloem, en kruit, en gras,
 
U dan vergeefsch geschapen was.
[pagina 66]
[p. 66]


illustratie

 
Lied.
 
Ee--nige bronaâr en oorsprong van vreugde
 
Gever van 't zinge-voel, dat, mij vermaakt,
 
Daar mij 't aantrekkelijk lenteschoon blaakt,
 
Brand mijn gemoed om uw schoonheid te roemen,
 
Die ons de vel-den bezaaid hebt met bloemen,
 
Dat zich 't gezicht in 't aanschou---wen verheug-------de.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken