Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Land van Maas en Waal (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Land van Maas en Waal
Afbeelding van Het Land van Maas en WaalToon afbeelding van titelpagina van Het Land van Maas en Waal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.82 MB)

Scans (76.34 MB)

XML (1.65 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/architectuur


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Land van Maas en Waal

(1986)–A.G. Schulte–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina V]
[p. V]

Voorbericht

Met de verschijning van de aflevering ‘Het Land van Maas en Waal’ in de reeks De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst is de beschrijving van het Gelderse rivierengebied met uitzondering van de stad Nijmegen voltooid. De aflevering vormt qua opzet en bewerking het aansluitende deel bij de in 1982 en 1983 verschenen afleveringen, waarin respectievelijk het westelijk en oostelijk gedeelte van het Rijk van Nijmegen werden beschreven. Het Land van Maas en Waal omvat een zeventiental kerkdorpen, die sedert 1 januari 1984 zijn opgegaan in drie grote gemeenten: Druten, Wamel en Wijchen. De eerste verkenningen in het beschreven gebied vonden plaats in de periode 1975-1976. Nadien heeft echter de beschrijving van het Rijk van Nijmegen prioriteit gekregen. Vanaf 1983 werd op basis van het eerste concept en de tussentijds verworven gegevens door de auteur, drs. A.G. Schulte, wetenschappelijk hoofdmedewerker bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, verder gewerkt aan de beschrijving van het Land van Maas en Waal.

De auteur heeft zich bij de aanpak laten leiden door de in 1969 opgestelde richtlijnen voor de monumentenbeschrijving, zij het dat hij in menig opzicht verder ging en ook aandacht had voor het jongere monument. Deze visie bleek in feite aan te sluiten bij de nieuwe inzchten ten aanzien van de Geïllustreerde Beschrijving, zoals deze zijn neergelegd in de door de Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving in 1982 nieuw geformuleerde en door de minister van w.v.c. goedgekeurde ‘nieuwe leidraad’, die thans als richtsnoer voor het beschrijvingswerk geldt. Hierbij dient wel te worden aangetekend, dat de toekomstige beschrijvingen minder een objectgerichte gedetailleerdheid zullen tonen en meer een typologische aanpak zullen krijgen. Zo gezien vormt deze aflevering een afsluiting.

De drie omvangrijke delen tezamen getuigen niet slechts van de wetenschappelijke gedrevenheid en vasthoudende vorsersaard, daarnaast van de grote zorgvuldigheid en het organisatorisch talent, maar vooral van de intense persoonlijke betrokkenheid van drs. A.G. Schulte bij zijn onderwerp. Met deze afronding heeft hij zeker de vakmensen, architecten en kunsthistorici, geschied- en heemkundigen, sociaal-geografen en waterstaatsexperts, in hoge mate aan zich verplicht en hun een waardevol instrument naar hedendaagse kennis met inzicht in het verleden ter hand gesteld. Bovendien biedt hij met deze beschrijving aan iedere liefhebber, aan de vele burgers, die belangstelling koesteren voor streek of dorp, kostelijke momenten van herkenning en verdieping: dankzij zijn beschrijving is de belevingswaarde van het beschrevene buitengewoon vergroot.

Opnieuw wist de auteur zich gesteund door twee vakspecialisten, die ook bij de beschrijving van het Rijk van Nijmegen hun sporen verdienden. Voor het historisch-geografische gedeelte droeg drs. A. Steegh het materiaal aan, dat voor een deel in de inleiding en in de diverse historisch-geografische schetsen is verwerkt. Zij geven het draagvlak aan de beschrijving van de verschillende grote en kleine onderdelen, waardoor met name een behandeling van plattelandsgemeenten wordt gekenmerkt.

Aandacht voor het detail is vooral belangrijk in een gebied waar de monumenten in hun landschap door de golfslagbeweging van bloei en malaise een zeer gelaagd

[pagina VI]
[p. VI]

en fragmentarisch karakter vertonen. Juist hierdoor vraagt het detail om meer aandacht en heeft het een vaak buitengewoon hoge informatiewaarde.

In dit verband stemt het tot grote erkentelijkheid, dat de hoogeerwaarde heer G.P.P. Vrins weer bereid was zijn medewerking te verlenen aan het markante onderdeel ‘kerkinventarissen’. Het is een zeer nauwgezet werk, waarvoor met het oog op deze uitgave nog eens extra inspecties zijn verricht. Dit alles vormt een waardevolle aanvulling op de beschrijving van de monumenten die in deze studie op hun diverse historische, kunsthistorische en bouwkundige merites zijn geïnventariseerd en geanalyseerd.

Van wezenlijke betekenis is de illustratie van de tekst met foto's en tekeningen. Hierbij moest een keuze worden gedaan, aangezien het tijdens de bewerking verzamelde materiaal veel omvangrijker is dan in het boek kon worden opgenomen. De opmetingstekeningen zijn alle van de hand van de heren A. Warffemius en B. Kooij; het kaartmateriaal werd vervaardigd door de heer T. Brouwer. Alle opmetingstekeningen, uitgezonderd de door de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek te Arnhem ter beschikking gestelde bladen, zijn nieuw vervaardigd in de periode 1981-1985, waarbij de uiteindelijke afwerking plaatsvond in 1985. De meeste bladen zijn vervaardigd naar eigen opmetingen en ter plaatse verricht bouwkundig onderzoek. Zij zijn doorgaans getekend op schaal 1:50 en verkleind weergegeven op schaal 1:300; enkele bladen vormen hierop een uitzondering. Waar gebruik is gemaakt van reeds bestaand opmetingsmateriaal, werden de gegevens ter plekke gecontroleerd en bijgewerkt. De heer A. Warffemius droeg zorg voor het grootste gedeelte van het opmetingswerk gedurende de gehele bewerkingsperiode. Hij initieerde de verschillende opgravingsonderzoeken die met medewerking van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek tot stand kwamen (Puiflijk, Batenburg en Afferden). Verder coördineerde hij de afwerkingsprocedure.

Vanaf 1982 werd geregeld steun verleend door de heer B. Kooij, die zelfstandig enige grote projecten ter hand nam (o.a. in Altforst, de Woerd, Boven-Leeuwen en Batenburg). Ook droeg de heer Kooij op minutieuze wijze zorg voor de completering en afwerking van een groot aantal bladen. Het resultaat is als door één hand gemaakt.

Partieel verleende de heer J. Jehee medewerking bij het opmetingswerk. Alle tekeningen zijn in nauw overleg met de auteur geperiodiseerd, een even moeilijke als boeiende bezigheid, die na soms pittige discussies steeds tot consensus leidde. Het kaartmateriaal, in de vorm van overzichtskaarten, bewerkte kadastrale minuutplans (afgedrukt op schaal 1:7500) en kleine situaties (schaal 1:2500) werd met zorg vervaardigd door de heer T. Brouwer, die ook andere plattegronden en kleine objecten voor zijn rekening nam.

De verantwoording m.b.t. de opgenomen tekeningen vindt men bij de bronvermelding van het afbeeldingenmateriaal.

De Geïllustreerde Beschrijving ontleent een belangrijk deel van haar waarde aan de fotografische bijdrage. Deze is met enthousiasme, grote inzet en vakmanschap gerealiseerd door de heer A.J. van der Wal, fotograaf bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Voor de heer Van der Wal was geen moeite te veel om dit deel te verrijken met hoog geclassificeerd illustratiemateriaal. De afgebeelde opnamen zijn deels in de periode kort na 1975 gemaakt en aangevuld met werk uit een recente fotoronde.

Uiteraard is ook materiaal betrokken uit de archiefbestanden van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en verleenden diverse andere fotodiensten hun medewerking. De volgende diensten en musea leverden bijdragen: het Rijksarchief in Gelderland te Arnhem, het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in 's-Gravenhage, het Rijksprentenkabinet in Amsterdam, het Arnhems Gemeentemuseum, het Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint Jan’, het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst te Amsterdam, de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek te Arnhem, het Diocesaan Bouwbureau van het Bisdom 's-Hertogenbosch en het Iconografisch Bureau in 's-Gravenhage. Ook zij hier met name genoemd de Stichting ‘Vrienden der Geldersche Kasteelen’ en de Stichting ‘Oude Gelderse Kerken’.

[pagina VII]
[p. VII]

Een omvangrijk werk als dit kan niet tot stand worden gebracht zonder de medewerking en inzet van velen op wie soms langdurig, soms maar voor een kort moment, een beroep moest worden gedaan: overheidsfunctionarissen, kerkbestuurders, kerkeraden, bestuurders van verenigingen en stichtingen, medewerkers aan bibliotheken, archieven, musea en collecties, maar vooral ook particulieren. Van de velen die direct of indirect betrokken waren bij het werk of bouwstenen aandroegen dienen met name vermeld: de heer H.J. van Capelleveen te Leur, een zeer toegewijd informant, de heer J. van Gelder in Bergharen, drs. J. Dekkers te Druten, de heer M. Bergevoet te Venlo, verschillende leden van de Historische vereniging ‘Tweestromenland’ en wel met name de oud-secretaris de heer J. Trijsburg. Een bijzonder woord van dank past ook aan de hoogwelgeboren heer B.P. baron van Verschuer, die gelegenheid gaf om de collectie familieportretten op Huis Leur te bestuderen.

Daadwerkelijke steun bij het beoordelen en corrigeren van de teksten en bij het samenstellen van de registers werd verleend door mevrouw drs. C.J.M. Schulte-van Wersch te Arnhem.

Aan de medewerkers van de Staatsuitgeverij te 's-Gravenhage, de heren C. van Bommel, J. Schouten en W. Zwaanswijk, die op basis van de door de auteur gemaakte lay-out, de uitgave technisch realiseerden en qua presentatie hebben doen aansluiten op de eerder verschenen afleveringen, past een woord van oprechte dank.

 

De Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving,



illustratie

y.p.w. van der werff, voorzitter



illustratie

jhr. r.j.a. van suchtelen van de haere, wnd. secretaris


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Y.P.W. van der Werff

  • R.J.A. van Suchtelen van de Haere