Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een weinig van het andere (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een weinig van het andere
Afbeelding van Een weinig van het andereToon afbeelding van titelpagina van Een weinig van het andere

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.51 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Koefoed



Genre

poëzie

Subgenre

bloemlezing
gedichten / dichtbundel
non-fictie/koloniën-reizen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een weinig van het andere

(1984)– Shrinivási–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 140]
[p. 140]

Expositie F. Agerkop: Commewijne sterft

 
Bij deze expositie kan ik een groot verdriet
 
niet bedwingen
 
ik loop door de plantage
 
de palm die fier stak in de hemel
 
laat niet eens zijn wortels meer zien
 
de vlonder wiegelend op het water
 
is vermolmd en in onzichtbare deeltjes
 
met de rivier de zee ingedreven
 
 
 
waar is de kracht van de takkenvolle tamarinde
 
waar zijn bloesempracht en de tocht van
 
glinsterende kolibries in zijn lonkende kruinen
 
waar de duikelende reis van vlinders
 
zeilend van tak tot tak
 
waar Nelis ijs schavend, lachend, hoogoplachend
 
bij een metersdikke stam
 
op het kruispunt der wegen
 
 
 
wat omgord was met vreugden
 
wat was omstrengeld met vers leven
 
wat omzwermd was van lachende kinderstemmen
 
wat meezong, meeritmiekte in kinderzang
 
het is verdwenen
 
de sluis loost het water stinkend
 
van dood gras uit de polders
 
met de weinige vis gestikt in eigen huis
 
 
 
de brug voor ons huis een bruine gamelang
 
niet eens de palen die hem steunden liet men staan
 
het huis is meegetorst naar Santo Boma
 
uit de woestenij rechts van de rivier vooral
[pagina 141]
[p. 141]
 
zijn de mensen verdwenen
 
gestorven ook voor hun tijd
 
 
 
het jarenlange zwoegen der eerstelingen
 
is omwoekerd door het gemeenste onkruid
 
moedeloos staan de bomen in rouwgewaad
 
langzaam terend aan kanker van de fowroedoti
 
ontnemen zij mij de vreugde van het eerste treffen
 
 
 
wie er nog hoop had is gebleven
 
wie nog geloofden tegen alles in
 
teren langzamerhand uit
 
wong! wong! de banapongpong...
 
een verre nazaat die ik begroet op de bocht
 
bij lamberkie in een onherkenbaar landschap
 
het visvogeltje scherend langs het water
 
een glinsterend visje verschalkend
 
rustend op een koffietak groet ik behoedzaam
 
de bamboedam eens levend vol spartelende trapoens
 
is dichtgemetseld met dik en venijnig gras
 
manjebomen en koffiestruiken zijn in rook opgegaan
 
in de kruisbalken der huizen
 
boren zich wellustig vreemdriekende oedoeloso's
 
verf van de daken is vermengd met stof en roest
 
overal hangt de wereld uit zijn hengsels
 
overal als een open wond de kortademige plantages
 
 
 
en de verpauperden de langzaam uitterenden
 
kennen de komst van de zon een automatisme
 
kennen haar vroege en haar late licht
 
in uiterste gelatenheid
 
ik hoor de vlijmscherpe stemmen
 
van een selekte kliek
[pagina 142]
[p. 142]
 
leugenachtigheden en misbruik van macht
 
deze nieuwe drug der satanische egoïsten
 
de mensonterende taal voor meer blad
 
 
 
de verpauperden, de verpauperden
 
horen niet eens meer de moedige roep van de grietjebie
 
ze liggen in de minste kleding
 
wonen in een doodskist een weinig geventileerd
 
wonen binnen troosteloze muren van vandaag
 
minachten de harteloze wereld daarbuiten
 
verduren de mateloze wanhoop binnen de donkere uren
 
van vandaag morgen en gisteren
 
gewoon aan het geritsel van muizen
 
gewoon aan het gevrij van de bronstige ratten
 
gewoon aan de opgezwollen onnozele padden
 
er is weinig licht in de kieren der wanden
 
een sterrenveld siert het krimpende dak
 
naast en tussen de kinderen
 
tast zich op en stinkt het vuil van vleermuizen
 
 
 
aan een hanger 2 hemden
 
2 broeken
 
een riem plus das
 
 
 
aan spijkers een salwaar
 
een kleurige sluier
 
een jurk voor de stad
 
een jurk voor de film
 
een spijkerbroek
 
want in doodsstrijd kleedt men zich op zijn mooist
 
alsof het een groot feest gold
 
 
 
ik lees de laatste schooldag op de plantage
 
marsepein en theevisite gesplitst op het bord
[pagina 143]
[p. 143]
 
voor javaans- en hindisprekenden
 
en ik mis blokmout, djielebieGa naar voetnoot+, klambieGa naar voetnoot+ of gamelang
 
 
 
ik zie de velen in onverdroten haast
 
ijlend door de stad, aangedreven overgezet
 
halfantoesjast de onregelmatige kronkelweg nemend
 
toevend tussen het volk van morgen
 
elke dag als een klein oponthoud
 
klagend over het kleine salaris, over het weer
 
turend naar de verlossende middag
 
gelaten zittend onder amandelbomen op het veertje
 
wachtend, starend binnen de tokkerende boot
 
en ik mis het engagement met de kinderen
 
de blijvenzitters, de niet toegelatenen
 
de ouders handenwringend, klagend, generaliserend
 
en wij allen in een onverhoedse vlucht naar de grote sjelter
 
de stad, het forum van de diploma's
 
de stad niet in staat de brug naar de plantages te slaan;
 
 
 
niet in staat - langer dan een rooster aangeeft -
 
te besteden aan het oog van mijn volk
 
 
 
niet in staat met lege handen de massa te ontmoeten
 
niet in staat verrijkt en gerijpt terug te keren
 
 
 
in deze overvolle stad vol rijbewijzen
 
wonen bovendien de kleurige vogels van de plantage
 
de rijstvogel zwart met gulden ring om zijn hals
 
weinig zichtbaar meer in de zachtgroene rijstzee
 
de rootie eenzaam treurend op verlaten balkons
 
de twatwa's in een permanent kontest gedreven
 
op het wijde tamarinde-overhuifde oranjeplein
 
langzaam beroven wij dit land van zijn schoonheid
[pagina 144]
[p. 144]
 
langzaam maar zeker bouwen wij
 
aan een nieuwe chaos
 
 
 
zojuist meldt de radio nadrukkelijk, overtuigend:
 
achthonderdduizend gulden voor mariënburg
 
voor deze hongerende plantage
 
voor lokomotieven
 
voor de reparatie van de ziekelijke fabriek
 
en welke idioot klapt in zijn handen
 
en welke mens vind ik die zó onnozel is
 
die zo naïef is om te juichen
 
 
 
wordt bezoedeld
 
 
 
vijftig jaar
 
en er zo weinig, zó weinig veranderd
 
nog steeds is de vrouw een grasdragende os
 
nog steeds is de man een speelbal van partijen
 
nog steeds veroveren wormen het naakte lijf
 
van onze liefste kinderen;
 
nog steeds...
 
sluit maar de ogen hiervoor
 
of niet...
 
soeroejkali jong en elegant vol toekomstdromen
 
wordt verhandeld in den haag
 
de familie satiredjo loopt verloren
 
van het kastje naar de muur
 
halve families schrijven halve families
 
twee werelden djointventjeren
 
in uiterste nood
 
de aasgieren buigen zich op het kantoor
 
over het goed der armen
 
dobbelen over hun land, beslissen over hun lijf
 
beslissen over hun future
[pagina 145]
[p. 145]
 
diep in de Kwatta langs wegen
 
kapotgereden door tussenhandelaars
 
wonen de bannelingen
 
ver achter Kokonassy tegen de zwampstilte
 
schept men het oude milieu terug
 
en in de bananenwoestijn Santo Boma
 
toeven de emigranten van de Commewijne
 
 
 
verstoken van licht, verstoken van water generaties teruggetrapt in de historie
 
 
 
de resten van mijn volk heeft een mens
 
in kaart gebracht
 
hun doofheid voor elk bedrog
 
hun blindheid voor kleurige woorden
 
hun smaakverlies voor ontuchtige beloften
 
 
 
hier is een stuk van mijn land
 
geschonden in alle delen
 
 
 
die te leven hebben kennen de dood
 
te vroeg
 
kinderen met toekomstsappen geloven ook niet
 
waaraan wij beslist twijfelen
 
 
 
de resten van mijn volk
 
heeft een mens minitieus bekeken
 
heeft een mens met het botte mes van de pijn
 
ontleed
 
heeft een mens op het been ontkleed
 
 
 
de resten van een stervend volk
 
waarover de luidsprekers zullen lallen
[pagina 146]
[p. 146]
 
verwaaiend over dode akkers
 
de resten naakt aan de oever van Barka Riba
 
de Grote Rivier, De Commewijne
 
moeder der duizenden immigranten
 
moeder van het eindeloze heimwee
 
 
 
die resten
 
wenend, bitter voor zich uitwenend
 
jammerend in vele talen
 
sterven in de laatste greep
 
naar het leven
 
als een bewijs
 
een teken aan de wand
 
in deze zaal wit bepleisterd
 
in een langzame dodendans
 
terwijl de rivier vóór ons
 
de piratenschepen torst
 
die ook u het bloed uit de naden van uw huid
 
zullen persen
 
 
 
het leven partieel staat voor u open
 
bekijk het
 
proef het
 
spuug het niet uit
 
neem het mee
 
met u
 
als een vriend en
 
als een vijand.
voetnoot+
blokmont, djielebie: lekkernijen
voetnoot+
klambie: bloes

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken