Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De roof van het vrouwengeheim (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van De roof van het vrouwengeheim
Afbeelding van De roof van het vrouwengeheimToon afbeelding van titelpagina van De roof van het vrouwengeheim

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (78.96 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/culturele antropologie-volkenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De roof van het vrouwengeheim

(1962)–Fokke Sierksma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De mythe van de dictatuur der vrouwen en het ontstaan der geheime mannengenootschappen


Vorige
[pagina 197]
[p. 197]

Verantwoording

Dit is een populair-wetenschappelijk boek over een onderwerp dat nog niet eerder werd behandeld. Het is voornamelijk een poging, een beeld te geven van het geestelijk klimaat waarin primitieve volken rondom de evenaar leven, en dat als achtergrond heeft de ‘alte Geschichte’ van de spanningen tussen mannen en vrouwen. De symboliek en de rituelen en gebruiken die ermee samenhangen, mogen op het eerste gezicht grotesk en bizar schijnen, zij zijn zeer menselijk, soms diepzinnig, soms bijna komisch. In het laatste hoofdstuk heeft de schrijver getracht, niet zozeer te bewijzen als wel enigszins voelbaar te maken, dat ook de geheimzinnigheid waarmee deze mythen en riten worden omgeven, uitermate menselijk is en direct verband houdt met het geheim dat de mens voor zichzelf is. Wie deze met betrekking tot het eigenlijke onderwerp voorlopige beschouwingen in tegenspraak mocht achten met zijn vorige publikaties, vergist zich naar de mening van de schrijver.

Enkele hoofdstukken zijn gewijd aan de mogelijke historische perspectieven die deze mythe opent. Het was een verrassing te bemerken, dat de geografische verspreiding van ‘het geroofde vrouwengeheim’ niet alleen Frobenius' verouderde veronderstelling van een ‘äquatorialer Kulturkreis’ in herinnering bracht, maar ook gedachten wekte aan een mogelijk verband met de eerste agrarische revolutie, d.w.z. de uitvinding van de landbouw door de vrouwen de sociaal-economische gevolgen daarvan, zoals die reeds door vele auteurs zijn aangenomen. Mocht dit juist zijn, dan zou de mythe van het geroofde vrouwengeheim de echo zijn van de

[pagina 198]
[p. 198]

eerste economische revolutie in de geschiedenis der mensheid.

Intussen is dit historisch gedeelte beknopt gehouden, vooral omdat het uitermate hypothetisch is, wat overigens een van de charmes van de historische etnologie is, die speciaal in de tropische gebieden van de archeologie weinig of geen hulp te verwachten heeft in het onderhavige geval. De charme van het spel der hypothesen mag er natuurlijk niet toe leiden dat het spel niet volgens de regels wordt gespeeld. De belangrijkste deskundigen komen vanuit verschillende gezichtspunten tot de conclusie dat aan de ploeglandbouw een ploegloze landbouw is voorafgegaan. Deze laatste vorm wordt bedoeld wanneer in dit boek van landbouw gesproken wordt.

De hypothesen, waarvan de hier verdedigde hypothese op haar beurt weer afhankelijk is, waren tot voor kort vrijwel algemeen aanvaard. Op grond van de resultaten van opgravingen hebben enkelen, bijvoorbeeld Laviosa-Zambotti en Baumann daartegen protest aangetekend. Hun werk, dat naar de mening van de schrijver niet juist kan zijn, zou in een wetenschappelijk boek vanzelfsprekend grondig en uitvoerig gekritiseerd moeten worden. Trouwens, in het algemeen, d.w.z. niet alleen antithetisch maar ook thetisch, zou een auteur een onderwerp dat nog niet eerder werd behandeld eerst strikt wetenschappelijk moeten behandelen, en het pas daarna in populaire vorm - waartegen op zichzelf geen enkel bezwaar kan bestaan - presenteren.

Aan deze eis kon om de volgende reden niet worden voldaan: Toen het de schrijver duidelijk werd, dat het onderwerp niet alleen etnologisch en psychologisch, maar ook etnologisch-historisch nadere beschouwing verdiende, heeft hij wat hij te zeggen meende te hebben neergelegd in een wetenschappelijk manuscript en dit toegezonden aan prof. dr. Ad. E. Jensen, hoogleraar aan de Johann Wolfgang Goethe Universiteit en directeur van het Frobenius Instituut te Frankfurt a.M. Deze bood aan, het manuscript te publiceren in de serie Studien zur Kulturkunde. Bovendien stelde hij vanwege het Frobenius Instituut een bedrag beschikbaar om een gedeelte van de noodzakelijke subsidie te dekken, terwijl hij voorstelde aan een desbetreffende Nederlandse instantie het grootste gedeelte van het subsidie-bedrag te vragen.

[pagina 199]
[p. 199]

Namens deze instantie werd de schrijver echter meegedeeld, dat hij niet moest verwachten dat op zijn verzoek positief zou worden gereageerd. Daarna zijn door professor Jensen nog andere pogingen gedaan om het manuscript onder te brengen, o.a. bij een Nederlands internationaal tijdschrift voor etnographie, maar ook dit had een negatief resultaat.

Niettemin werd ook deze populaire bewerking van het genoemde manuscript geschreven met gevoelens van trouw jegens Emerson, die - in de woorden van The New York Tribune van 1855 - ‘complained of the prostitution of literature and learning to trade and commerce, and appealed to the scholars to be truer to the nobility of their knowledge’.

Na dit tweede, voor vakgenoten bestemde gedeelte van de verantwoording valt er slechts één acknowledgement te maken. Maar deze is voor de schrijver zeer belangrijk. Hij stelt er prijs op zijn diepe erkentelijkheid uit te spreken jegens prof. dr. Ad. E. Jensen, die zich voor een auteur die hem geheel onbekend was, en voor een boek met de inhoud waarvan hij het niet vollédig eens kon zijn, zo veel moeite heeft willen getroosten. Wanneer in deze vorm dit boek wellicht toch nog een kleine bijdrage zou kunnen zijn tot het waardevolle en stimulerende werk dat door de onderzoekers van het Frobenius Instituut is en wordt verricht, dan zou dat de schrijver een genoegen zijn. Ook als de hier geopperde veronderstellingen slechts kritiek uitlokken, zou er van zulk een bijdrage sprake kunnen zijn. Immers, het bestaan van de mythe van het geroofde vrouwengeheim is een feit zo goed als de merkwaardige verspreiding ervan. Het gaat er in de eerste plaats om dat deze feiten in een plausibele theorie verdisconteerd worden. Wanneer zij een plaats kunnen vinden in een betere theorie dan de hier verdedigde, zal dat de schrijver slechts genoegen doen.

Hij hoopt althans te hebben aangetoond, dat Cl. Lévi-Strauss' hypothese met betrekking tot de roof van het vrouwengeheim (Les structures élémentaires de la parenté, Paris 1949, p. 152), totnutoe voorzover bekend de enige serieuze poging tot verklaring, door de ethnographische feiten wordt weerlegd.

 

F.S.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken