Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De apotheek van Hippocrates (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van De apotheek van Hippocrates
Afbeelding van De apotheek van HippocratesToon afbeelding van titelpagina van De apotheek van Hippocrates

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.24 MB)

Scans (20.84 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De apotheek van Hippocrates

(1992)–Kees Simhoffer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 311]
[p. 311]

Een heldere sopraan

En terwijl er buiten een hevige oorlog woedde, klonk in die koude kerstnacht een heldere sopraan, die de mensen in de houten banken de tranen in de ogen zong. En door hun tranen heen zagen de mensen de weg terug. Boven de bossen aan de westelijke horizon kwam de zon weer op en het werd wonderlijk dag. De sneeuw op het dak van de grote kerk dwarrelde terug de wolken in. De bommen vielen omhoog de vliegtuigen binnen, die terugvlogen naar hun basis waar de bange verloofdes van de piloten hun geliefden kusten. De huizen kwamen weer overeind uit eigen puin, nadat de stofwolken waren opgetrokken. De kanonnen slikten hun kogels in en reden achteruit terug naar de fabriek waar nijvere handen ze demonteerden. De doden sloegen het stof van hun kleren en gingen zingend weer aan het werk of zaten in de zon om naar de vogels te luisteren en te zien hoe de bloemen zich in hun knoppen verscholen. De parachutisten spuwden de vijandelijke kogels die hen vanaf de grond hadden gedood, weer uit en zweefden terug het vliegtuig in, nadat hun valscherm zich weer had samengebald tot een postpakket.

De hele wereld deed een stap terug toen het jongetje zong. Alle grote mensen, zelfs degenen die met macht bekleed waren en vaak in wellust, gepaard gaand met domheid, onheil over anderen hadden gebracht, steunden het hoofd in de handen en zeiden eindelijk tot zichzelf: laten we eens nadenken! En dat lukte zo wonderwel, dat de lucht van hun gedachten gonsde, alsof er een sprinkhanenplaag op komst was, maar die sprinkhanen vlogen terug in hun cocons. En de schoolkinderen huppelden achterstevoren de school uit en de tafels van vermenigvuldiging en de onregelmatige werkwoorden fladderden als kleurige vlinders boven hun hoofd. En een oud man, die te wijs was om ooit naar macht te hebben gestreefd, zag die vlinders en vond ze mooier dan de sprinkhanen die hem een leven lang hadden geplaagd. Alle jonge

[pagina 312]
[p. 312]

moeders namen hun kind terug in de schoot waar het langzaam verschrompelde tot een minuscuul kikkervisje dat schichtig hun lichaam verliet en zich nestelde in de teelballen van hun geliefde. Lange rijen arbeiders verlieten de grauwe fabrieken, mijnwerkers kropen uit de ingewanden van de aarde tevoorschijn in het schelle zonlicht. Ze knipperden met de ogen en begonnen het land te bewerken, zoals hun ouders het hun hadden voorgedaan, want het land is de grond van het leven. En na hun arbeid rustten ze uit en gebruikten de vrije uren om duiven te houden, vlinders op te zetten of hun kinderen te strelen. De talrijke negerslaven op de vochtig hete katoenplantages voeren terug naar het land van hun vaderen en dronken weer uit de oude kalebas. De dode soldaten van Napoleons leger ontdooiden in de steppen van Rusland en liepen achterstevoren, terwijl ze hun geweren als wandelstok gebruikten, terug naar Poitiers en Toulouse, terwijl ze de liedjes van liefde uit hun jeugd zongen. En toen ze weer thuis waren, verwekten ze alsnog de zonen die de revolutie hun onthouden had. En nog bleef het jongetje zingen in die verre winternacht. De slachtoffers van de grote pestilentie krabden de zweren van hun huid, verzorgden weer hun kinderen en bedreven vervolgens de liefde waarin die kinderen waren verwekt en ze vierden samen feest. De pausen van Avignon ruilden hun strenge maar decadente gedachten voor betere en keerden terug naar de heilige stad. De maker van de mozaïeken in de San Vitale lijmde de stukken glas en steen weer aaneen om ze terug te geven aan de aarde. En Maria, de dochter van David ging met Jozef, haar geliefde, terug naar Nazareth waar de geest van God geschrokken haar schoot verliet. Toen werd de Sahara weer groen en veelkleurige vogels baadden zich in de plassen die de regen achterliet. De jonge, nog overmoedige David miste met zijn slinger de reus Goliath en de kleine Mozes verdronk in het biezen mandje dat eenzaam dobberde op het water van de Nijl. En nog was het jongetje niet uitgezongen. Nubische slaven braken de piramiden van Giseh weer af en droegen de rotsblokken terug naar de steengroeven, zodat daar weer gras en bloemen konden groeien. In het verre dal van de grote gele rivier verlieten de vissen de netten van de hongerige vissers.

[pagina 313]
[p. 313]

En nog klonk in een zeer verre toekomst het lied van de jongen. De eerste mensen kropen terug in de bomen van het oerbos en deden kunstjes met elkaar. De nietige buidelrat verschool zich tussen de brede poten van de reuzenhagedis en likte zijn naakte jongen. De grote vliegende insekten verloren hun meters brede vleugels en vielen terug in het water van de zeeën en in de kreken langs de eindeloze stranden. Alle dieren, bomen en planten werden opgelost in één groot moeras dat alle leven in zich terugnam. En het water overspoelde het land. Het zeewier en het gedierte dat van het zeewier leefde, verschrompelden in die oerzee. En er stak een geweldige storm op, gepaard gaand met een heftig onweer, waarin alle leven het water verliet en door bliksems gedood werd, tot er geen rimpeling meer zichtbaar was, want het licht van het leven was de duisternis van de dood geworden. Alle water verdampte en loste op in de nevel van Gods donkere gedachten. En juist voordat die nevel optrok, zag iemand dat het goed was. En toen was het vrede.

 

Maar dat kon het jongetje niet weten, omdat hij wel de woorden van zijn lied geleerd had, maar de werking ervan niet kende. Iemand zei, dat het jongetje na de oorlog moest doorgaan met zingen en dat deed hij graag, want hij had gemerkt dat je alles vergeet, wanneer je zo mag zingen: je lege maag, de oorlog en dat andere kinderen je maar een schijtebroek vinden als je niet met hun spelletjes meedoet. Als je zingt, zijn de dingen zo anders en dan gebeurt er precies wat je graag wilt, alsof de melodie je in een mooie droom wiegt. Dan trekken de soldaten hun uniformen uit om weer als gewone mensen te leven. En de kinderen uit je klas die in de oorlog stierven, zitten weer gewoon op hun plaats tussen de levende kinderen en de oude meneer Meijer staat weer gewoon te schoffelen in zijn voortuin zonder gele ster op zijn kleding, net zoals vroeger.

Dus bleef het jongetje zingen, want hij wilde dat alles weer gewoon en zoals vroeger was. En de mensen met wie hij de oorlog had overleefd, zeiden tegen elkaar: dat is het jongetje dat de sterren van de hemel zingt, we moeten hem vragen te blijven zingen. En hij moest voor hen zingen bij de steigers waarop de mensen werkten aan de wederopbouw van het land. En hij zong in hun fabrieken,

[pagina 314]
[p. 314]

zodat de machines weer begonnen te draaien. En toen in sommige huizen al een televisietoestel stond, omdat de machines zo goed draaiden, trokken ze hem een mooi matrozenpak aan en moest hij in een studio voor de camera's ik hou van Holland zingen en van de duinen en de zee. En zijn ouders en zijn broers en zussen zaten met alle buren en goede vrienden thuis te kijken hoe mooi hij op de televisie zong. En toen het op een dag weer kerstmis was, mocht hij van meneer Franz Josef mee naar Oberammergau om daar in een grote kerststal tussen levensgrote mooi beschilderde houten beelden te zingen van het kleene kind dat stillekens weende. En meneer Franz Josef liet hem een grote fabriek zien waar de mensen weer wapens maakten voor als de vijand toch weer de vrede zou willen verstoren. En meneer Franz Josef sloeg zich op de leren dijen van plezier, toen het jongetje ook van de Tannenbaum in het Duits kon zingen, want het jongetje zat nu op het gymnasium waar hij ook leerde van de Trojaanse Oorlog en de Punische Oorlogen en de zeeslagen met Engeland. En omdat de Amerikanen andere mensen altijd uit oorlogen bevrijden, moest hij ook naar Amerika om te zingen op het feest bij de opening van de eerste grote kerncentrale, toen mannen met grote cowboyhoeden op allemaal driftig uraniumconcessies tekenden die ze van de president gekregen hadden. En meneer Franz Josef was er natuurlijk ook, want die kende alle mensen die zo voor de vooruitgang waren. En het kwam ook op de televisie dat het jongetje uit Holland zo mooi kon zingen. En er werd een film van gemaakt, zogenaamd hoog in de besneeuwde bergen, maar het was van karton en er dwarrelde kunstsneeuw op zijn matrozenpak, toen hij jingle bell zong. Maar alle mensen die naar de film op de televisie keken, dachten dat het echte bergen waren en echte sneeuw en ze zeiden tegen elkaar, voordat ze naar de keuken liepen om wat lekkers te halen: wat kan die jongen toch mooi zingen en wat is de vrede toch mooi, want ze dachten dat het kernenergieconsortium dat de film betaald had, een menslievende organisatie was die de vrede wilde dienen.

En het jongetje had zo mooi gezongen, dat de televisiemakers besloten een tweede nog mooiere film met hem te maken, ook over de vrede, dus tegen de oorlog. Daarvoor vlogen ze met een groot

[pagina 315]
[p. 315]

vliegtuig naar de Mekongvallei, want het moest allemaal zo echt mogelijk en niet meer met bordkarton. En die film werd een heel ontroerende film, want het jongetje zong in die vallei van de holy night en de silent night, terwijl op de achtergrond moeders met magere kinderen op de vlucht waren voor de slechte communisten en op de voorgrond dreven allemaal dode kinderen in de rivier, maar zolang het jongetje zong, werd er niet geschoten, want het was kerstbestand. Het einde van de film was het mooiste. Er vlogen allemaal doorzichtige engelen door de vallei en terwijl de kleine zanger in close-up in beeld kwam tijdens zijn laatste lied, zag je de dode kinderen uit het water opstaan en de bomkraters vulden zich met bloemen en aan de ontbladerde bomen groeiden weer sappige vruchten, de vluchtende moeders kwamen terug in glanzende auto's en met geverfde lippen, terwijl hun kinderen op de achterbank met plastic vliegtuigjes speelden en boven de auto's zweefden doorzichtige engelen die op bazuinen bliezen totdat het kerstbestand was afgelopen. Toen alle opnames gemaakt waren, vloog de filmploeg terug naar Amerika en er was een receptie in het Witte Huis van de Amerikanen, omdat zij de film hadden betaald, want ze verdienden veel in de uraniumfabrieken. Het jongetje uit Holland mocht ook mee naar die receptie in een nieuw matrozenpak, want het eerste was hem te klein geworden. En dat was een unieke belevenis die hij niet snel zou vergeten. Want hij werd voorgesteld aan Frank Sinatra met wie hij voor de camera's white christmas mocht zingen en Dean Martin was er ook in een pak van parelmoer en het jongetje kreeg een zoen van een hele mooie filmster in een zilveren jurk die nogal bloot was en Danny Kaye vertelde mopjes aan arme negerkindertjes want daarvan waren er ook veel in Amerika. En toen kwam meneer de president zelf en die liep met een brede glimlach op het jongetje toe en vroeg in het Amerikaans hoe hij het had gevonden om in zo'n mooie film te spelen. Het jongetje zei, dat hij het filmen wel mooi vond, maar dat er zoveel dode kinderen nodig waren geweest. Maar de president begon hartelijk te lachen en zei geruststellend dat de film nog gemonteerd moest worden en dat er dan vanzelf veel minder dode kinderen overbleven. En toen kreeg het jongetje een glas cola en een donut,

[pagina 316]
[p. 316]

want de president moest weer weg om met de generaals te praten over de montage van de film. En toen de film eindelijk helemaal klaar was, mocht het jongetje in zijn mooie pak naar de première en hij zat op de eerste rij tussen de president en diens vrouw. De hele zaal zat vol met beroemde filmsterren, zangers, sporthelden en oorlogsinvaliden, maar die mochten niet vooraan zitten zoals het jongetje. Het licht in de prachtige zaal ging heel langzaam uit en de film begon.

En toen pas zag het jongetje dat het helemaal geen film was, maar echt. De doorzichtige engelen met zilveren vleugels waren raketten, de moeders met hun kinderen waren verminkt door napalm en ze waren echt op de vlucht voor het kwaad van de oorlog en de dode kinderen dreven in de rivier naar zee en zouden nooit meer uit het water opstaan. En de bomkraters vulden zich niet met bloemen maar met nieuwe bommen. Het jongetje keek opzij naar de president en zijn vrouw, of die het ook merkten, maar de vrouw van de president verfde haar lippen om in een klein spiegeltje te kunnen kijken naar een generaal op de tweede rij en de president neuriede tevreden mee met het lied dat het jongetje helemaal niet zong, want hij was een man geworden. Dat zag hij, toen zijn gezicht in close-up te zien was op het grote hel verlichte filmscherm.

En hij wilde roepen tegen al die mensen dat het niet waar was, maar hij kon het niet zeggen. Zijn stem was gebroken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken