Gedichten (2 delen)

[p. 62]

[60] [Afbeeldinge en wydinge van Roselle, en haare bestraffinge.]aant.
II.

Dit lieve blok zoo sneenet op te hulden,

O leeger beurs, betaalde ik een dubloen:

Toen was er noch een dubbele van doen,

Voor 't fyn penceel, tot schildren en vergulden.
Maar waarom moet Korinthen nu niet dulden,

Dit pronkbeeld my, in zoo een goed fatsoen,

Haar Venus lykt voor welke Achaje toen

Ten offer quam, met minnelyke schulden?

Gelykt dees vrouw geen groote Kooningin,

Of een Godes, gaan Gooden zoo geschaapen?

Gelykt dit kind den God niet van de min?

Wech 'k wil my aan geen heidendom vergaapen.

Hoe ik 't nochtans zal doopen, moet myn sin

Bepeinsen, en noch deesen nacht op slaapen.