Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (2 delen) (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten (2 delen)
Afbeelding van Gedichten (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.26 MB)

Scans (63.55 MB)

XML (4.98 MB)

tekstbestand






Editeur

A.E. Jacobs



Genre

poëzie

Subgenre

studie
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten (2 delen)

(1991)–Joannes Six van Chandelier–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[308] Opdracht van de Amsterdamsche Winter, aan Simon Dilman, geneesheer (p. 520)

toelichting Met dit gedicht draagt Six zijn 's Amsterdammers Winter (no. [96]) op aan de Amsterdamse arts Simon Dilman, een verre neef. Dat gedicht is, evenals dit opdrachtvers, tot stand gekomen tijdens Six' reis door Italië, in de winter van 1650-1651. Het opdrachtvers staat op p. 387-389 van Six' Poësy.
 
annotatie  
 
1 van den Amstelmond: te Amsterdam
3 Met: Bij het uitspreken van
4 ree: reeds, nu al (Michels, 1964, p. 182; Van Es, 1953, p. 157 verklaart echter: licht, gemakkelijk)
5 van dit geberght: vanaf dit gebergte. Six bedoelt de Apennijnen.
6 syn hoorn: zijn top (wnt vi, 1094)
7 Zoo opgetoogen: In die opgetogen stemming (nl. door de gedachten aan de Dam). Six speelt met de oorspronkelijke betekenis van opgetoogen: zich op een hoge plaats bevindend.
  wensch ik, gaa: wens ik, dat ... zal gaan, dwz. zend ik
10 Wat somwyl al op reis geschiedt: Wat soms allemaal op reis gebeurt (nl. dat men tijdens de reis een gedicht over zijn vaderstad schrijft. Six' 's Amsterdammers Winter bevat immers geen bijzonderheden over zijn reis.)
11-12 streek se [...] op heeschen snaar: dichtte deze hese zang
11-12 met de staart van 't jaar, In 't juitinghjaar: vlak voor het einde van het jubeljaar 1650 (wnt vii, i, 527, deze plaats). Vgl. voor de metaforiek ook: ‘strijkstok met haren uit een paardestaart’.
13 wintermaand: december
14 Wyl: Toen
  langs Apenninus lyf: over de hellingen van de Apennijnen
15 van: vanuit
  d'allerheilgste stad: nl. Rome
17 Der beide Heemlen: Van de twee hemelen. Van Es, 1953, p. 157 weet met beide niet goed raad. Hij ziet geen bevredigende oplossing in de gedachte ‘dat Rome zowel middelpunt is van het Christenrijk als daarvoor van het romeinse wereldrijk, of de toegang is tot de klassieke cul-

[pagina 548]
[p. 548]

  tuur’. Michels, 1964, p. 182 acht deze oplossing echter wel bevredigend: ‘Men moet dan echter niet alleen, voor wat het eerste betreft, met Van Es denken aan Petrus en de pausen, maar daarnaast, voor het antieke, aan de heidense hemel, de Olympus’.
  De zinsnede kan mijns inziens ook gezien worden (zonder de verbinding met de Oudheid) als een smalende verklaring voor de beide sleutels van de pausen: ‘Het zijn kennelijk de sleutels voor de twee hemelen, maar u en ik weten dat er maar één hemel is!’
  rys, en daal: klom en afdaalde (presens historicum, vgl. het vervolg, maar ook streek, r. 11)
18 Na blank welsneeden marmerpraal: Naar de pracht van het blanke fraaibewerkte marmer
19 Om 't swarte huisjen, te Loret: Gebouwd rond het zwarte huisje te Loreto. Rond de Casa Santa, het huisje van Maria, dat door engelen vanuit Nazareth naar Loreto zou zijn overgebracht, is een grote basiliek gebouwd. Het huisje is in de loop der jaren zwart geworden door de rook van kaarsen en lampen (Colasanti, 1910, p. 114).
20 binnen 't reuselnet: tot in het gedarmte (het reuselnet is het buikvlies, vgl. wnt ix, 1867 en 1870)
21 Geraabraakt: Geradbraakt
  van gehossebos: door het geschok
22 Hongers: Hongaarse paarden voor de wagen (Michels, 1964, p. 182-183)
24 sy: nl. de karros
25 De vochte windroei: De tuchtroede van de vochtige wind
  snept, en stript: striemt en geselt (wnt xiv, 2365, deze plaats en wnt xvi, 90, deze plaats)
26 Vlak ons gesicht: Ons pal in het gezicht
28 slibbrigh sand: glibberige grond (wnt xiv, 1719)
  gekruit: die in beweging wordt gebracht (vgl. ‘kruiend ijs’)
29 Van smeltende geberghte: Door het smeltwater van de bergen
29-30 en nat Van reegenkreekjes: en door het regenwater dat hele stroompjes vormt
30-31 uit ... getraant: neergedruppeld uit zware grauwe wolken, als uit een vat
32 Dat: nl. smeltende geberghte, en nat [...], dat
  al het spoor: de hele weg
  baant: groeft
33 ongetucht: ongebreideld, keihard
34 schier vliegen, in de lucht: bijna worden opgenomen in de lucht
35 Om weer te reegnen: Om (elders) weer neer te regenen
35-36 als ... Avicen: zoals van een kalf wordt geschreven, in Avicenna's werken. Avicenna of Ibn Sina (980-1037) is een vermaard Perzisch filosoof, wis- en natuurkundige en medicus. De passage waarop Six doelt heb ik in zijn werken niet kunnen terugvinden. Mogelijk bespreekt Avicenna in die passage de theoretische mogelijkheid dat bij zeer zware regenval de regen tot een homogene watermassa wordt, waarin voorwerpen (een kalf?) kunnen gaan drijven.
  In Six' tijd was Avicenna vooral bekend wegens zijn praktisch-medische werken. Vooral de vele kruidenrecepten daarin zullen Six geïnte-

[pagina 549]
[p. 549]

  resseerd hebben, maar hij had kennelijk ook andere delen van Avicenna's oeuvre niet ongelezen gelaten (vgl. voor Avicenna: Afnan, 1958, met name p. 201-232).
38 Dat ik [...] bleef: Of ik was ... tenondergegaan
40 deur: door, in tweeën
41 borst: barstte
41-42 schoot [...] Zoo schierlik af, na: wierp ... zo snel naar beneden op ...
42 't waagenjok: de in het juk gespannen paarden, dwz. de wagen met paarden
43 Jupyn: Jupiter
  noch, sonder soen: nog steeds zonder verzoend te zijn
44 lochtbestormers: Titanen, hemelbestormers. De omhoogklimmende Titanen werden door de goden met rotsblokken bekogeld.
45-46 Wat [...] al In: In wat voor een ... niet!
48 Niet een van tienen, reisde wel: Niet een op de tien reizigers zou behouden blijven bij de reis
49-50 Zoo ... Geklommen: Nadat we dit (nl. r. 45-48) hijgend hebben verzucht en half bezweet op de wagen zijn geklauterd
50 nat op lyf, en kleed: (door het zweet) nat op het lichaam en met natte kleren (van de regen)
52 Hersluiten wy ons rei, aan rei: Sluiten wij onze gelederen (door plaats te nemen op de banken in het rijtuig)
53 Op 't afgeswoeghde waagenwiel: Boven het afgezwoegde wagenwiel (dwz. Bovenop de wagen)
54-55 Na ... hemd: Men heeft nog maar nauwelijk een Ave Maria bij de rozekrans (‘op kraal, koraal’) gemompeld, of het hemd kleeft
56 beklemt: wordt aangedaan (wnt ii, i, 1600: ‘In de 17de en 18de eeuw ook intransitief’)
58 killen: verkleumen
59 Heeft dat geen fraaijen reisens aard?: Is dat (nl. de hier geschetste situatie) geen toonbeeld van een mooie reis?
60 Gaan speelen is een bilslagh waard: ‘Voor een verzetje moet men wel wat over hebben’ (vgl. de uitdrukking: ‘Spelen gaen te landewaert, Dat is wel een bilslagh waerd’, wnt ii, ii, 2961 en Coornhert, 1985, p. 74)
61-62 zoo ... kon: als de kou in het zuiden, met een dichter bij het aardoppervlak staande zon, al zo kan nijpen. Dit in 't west (voor: in het zuiden) is te verklaren uit de aanduidingen ‘westwaards zeilen’ of ‘de westerse vaart’ voor de scheepvaart naar het zuiden, van Texel door het Kanaal en langs de Spaanse kust (Michels, 1964, p. 183).
63 Hoe moet: Hoezeer zal ... dan wel moeten
  't kouder noordquartier: de noordelijker regionen, die gewoonlijk kouder zijn. Van Es, 1953, p. 158 spreekt hierbij over de poolstreken, maar ik denk dat Six naar Holland, met name Amsterdam, verwijst.
64 Elk: Eenieder
  een louter vier: een hel vuur
65-68 Ik ... beeft: Ik weet van nabij hoezeer men druipneust, rilt en beeft bij de ruwe wind en het gure weer dat Amsterdam beleeft wanneer het ‘vriezen kan’ (winter is) (vgl. wnt iv, 1680, deze plaats en xiii, 845)
69 Dies: Daarom
  heb: heb ik

[pagina 550]
[p. 550]

  dit luimpjen, uit den geest: deze aardige inval, dit versje (nl. het 852 versregels lange 's Amsterdammers Winter)
70 met een kleine feest: met het vermelden van een kleine festiviteit (nl. de uitnodiging aan Dilman, waarmee Six zijn 's Amsterdammers Winter besluit)
71 Lyk vriendschap u wel heeft genoodt: Zo een als waartoe ik, uw vriend, u al eerder heb genood
73 uw stichtelyke praat: uw leerzame conversatie
74 Die my noch selden heeft versaadt: dwz. Waarmee ik me nog te zelden heb kunnen verzadigen
75 Zoo sie ik doch: Toch zie ik (vat Al, r. 72, op)
  dien tyd: nl. de tijd dat een weerzien wèl mogelijk zal zijn
  te moed: tegemoet
76 In: Als, Indien
  't [...] niet verhoedt: het toestaat
77 weer: opnieuw (vgl. de annotatie bij r. 71)
78 En spaar ons, hondert jaar, gesond: vgl. r. 2


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken