Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (2 delen) (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten (2 delen)
Afbeelding van Gedichten (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.26 MB)

Scans (63.55 MB)

XML (4.98 MB)

tekstbestand






Editeur

A.E. Jacobs



Genre

poëzie

Subgenre

studie
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten (2 delen)

(1991)–Joannes Six van Chandelier–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[342] Scheepskroon, voor Marten Harpertse Tromp, ridder, L. Admiraal van Holland en Zeeland (p. 576)

toelichting Het gedicht zingt de lof van Tromps overwinning in de driedaagse zeeslag (1653). Six' beoordeling van de uitslag van de strijd is echter te optimistisch: anderhalve week na het einde van de slag werden de grote verliezen aan koopvaardij- en oorlogsschepen bekend. Echt voordeel had Tromp in de strijd niet behaald (Elias, Schetsen iv, 1927, p. 95-96). Six' gedicht staat op p. 429-433 van zijn bundel.
 
annotatie  
 
titel ridder: in de jaren veertig was Tromp in de Franse en Engelse adelstand verheven.
  l. admiraal: Luitenant-admiraal

[pagina 606]
[p. 606]

1 Sanghgodin: Muze
  ontstelde: nl. vanwege bezorgdheid over de afloop van de strijd
3 Den derden dagh van slaan: Op de derde dag van de driedaagse zeeslag (28 februari - 2 maart 1653)
4 Van Englands vloot, behaalt: die behaald is in de strijd tegen de vloot van Engeland (sluit aan bij eeuwige eer, r. 2)
5 't Staatsch zeeheir van gelei: De Staatse konvooivloot, die de uit Frankrijk terugkerende handelsschepen door het Kanaal moest loodsen
6 Westwaarts: Op de route van de zgn. ‘westerse vaart’, dwz. de vaart van Texel door het Kanaal en langs Spanje
7 Sint Martens ree: De rede voor het eiland Ré, voor de kust van La Rochelle. Op Ré lag het klooster van St. Maarten (Ballhausen, 1923, p. 429).
  verseert: gepijnigd
  winterkneepen: het nijpen van de winterse kou
8 Geleidt weerom: Keert beschermend terug
  Bacchus, en syn sop: de god van de wijn en zijn vocht. De vloot uit Frankrijk was geladen met onder meer Franse wijn (Elias, Schetsen iv, 1927, p. 79).
9 De sprokkel: De maand februari
  Poortland: Portland, de landtong aan de zuidkust van Engeland, in de nabijheid waarvan de slag plaatsvond
10 't krytigh strand: de kust met krijtrotsen
  tweehondert seilen: de tweehonderd Nederlandse schepen, dwz. de 70 tot 76 oorlogsbodems en de 150 handelsschepen, die andere contemporaine bronnen noemen (Ballhausen, 1923, p. 431 en p. 438)
11 Beneên noordwest: Beneden noordwestenwind, dwz. aan de kant waar de wind vandaan kwam: in het noord-westen
  hondert andre pynen: honderd andere houten schepen (vgl. wnt xii, i, 1641), dwz. de 80 tot 83 Engelse oorlogsschepen (Ballhausen, 1923, p. 442)
12 Te loefwaart: In de richting waar de wind heen blies, dwz. in het zuidoosten (Ballhausen, 1923, p. 457)
  sich ontmoetende te veld: elkaar naderende tot een slag
13 scheepsvooghd: admiraal
14 frische: nuchtere, dwz. voedselloze (vgl. wnt iii, iii, 4682)
15 myn kudde: dwz. de handelsvloot onder mijn bescherming
  op hondert vyftigh golven: vgl. de annotatie bij r. 10. Six overdrijft dus de Engelse macht en onderschat de Hollandse.
17 soon des hoogen dondervaaders: zoon van de verheven dondergod Jupiter. Bacchus is de zoon van Jupiter en Semele.
18 Die luiperds, en die panthers spant, in 't juk: de zegekar van Bacchus werd voortgetrokken door getemde wilde dieren.
19 Van druivenhout: bijv. bepaling bij 't juk
  aan: vastgemaakt met (sluit aan bij spant)
20 taafelluk: genot van de tafel, gastronomie
24 jacht: troep
  Kaledonisch ryk: Engeland, dat ook wel Caledonia heet. Six maakt een toespeling op de Calydonische jacht van Meleager (Ovidius, Met. viii, 270 e.v.).

[pagina 607]
[p. 607]

25 staat meest: biedt de meeste weerstand
  pynen: moeilijke omstandigheden
26 op Tirreenes swarte zee: op de donkere zee van Thyrrha in Lydia, waar Bacchus enkele verraderlijke zeelieden in dolfijnen transformeerde (Ovidius, Met. iii, 670 e.v.)
28 Dees: Déze rovers, de Engelsen
  na Holland stee: thuis in Holland
30 Omaamt: Omademt, Waait rond
31 kleever: klimop
32 waar men niemand siet, of hoort: Ovidius vermeldt een wonderlijke rust aan boord van het schip van de rovers en ook bij hem slingeren zich wijnranken rond de mast (Ovidius, Met, iii, 660-665).
33 Likaons troep: De bende wolven. Koning Lycaon had een aanval op de goden gedaan en werd daarom door Jupiter in een wolf veranderd (Ovidius, Met. i, 236 e.v.).
34 vast genaart: gestaag dichterbijgekomen
  bliktand: laat zijn tanden blikkeren (wnt ii, ii, 2848, deze plaats)
34-35 een mond, Van geel metaal: dwz. een vuurmond van een koperen kanon
37 Zoo als: Dan is het, dat
39 te klampen: aan te tasten
40 Met barstingh: Door los te branden
41 de vlotten: de schepen
43 haard: vuurhaard
  van: vanuit
44 op: boven
45 geswaardt: gewapend met een zwaard
47 gooten: gegoten kanonnen, zgn. ‘gotelingen’
48 verbryst: verbrijzeld
52 glomme vonken vier: gloeiende vuurvonken
53 Geheuvelte: dwz. de kleinere hoeveelheid van slechter uitgeruste Hollandse oorlogsbodems (vgl. Ballhausen, 1923, p. 460)
  stapt teegens: trekt op tegen
54 daar: hoewel er
  gelykt: lijkt te zijn
55 De Rotter: De Rotterdammer, dwz. Tromp (bevelhebber van de admiraliteit van de Maas)
  soekt: tracht
56 daaght hem: daagt hem uit
57 de schaapen: dwz. de handelsschepen (vgl. r. 15)
59 wolven: vgl. r. 33
  knaapen: vazallen
60 op schermen afgerecht: tot verdediger opgeleid
61 't Huis Breero: het schip van Tromp (Ballhausen, 1923, p. 433)
  schanskleeren: rond de verschansing van het schip gespannen kleden, waarachter men zich kon verbergen (wnt xiv, 271)
63 Englands hoofd der monsteren: dwz. het Engelse admiraalsschip de Triumph, onder Blake, dat inderdaad door Tromp zelf werd aangevallen (Ballhausen, 1923, p. 461)
  pas: nauwelijks

[pagina 608]
[p. 608]

64 beset: omgeven
65 bassen: blaffen
66 Op eenen leeuw: Tegen één leeuw, Tromps schip
67 alleen des daaghs: in zijn eentje die ene dag al
68 Voor: In antwoord op
  van syn koegelend tempeest: door zijn storm van kogels
69 Een teeder lam: Het Witte Lam, het schip van Michiel de Ruyter, de aanvoerder van de rechtervleugel van de vloot (Ballhausen, 1923, p. 434)
70 den Onderadmiraal: William Penn, aan boord van de Speaker, aanvoerder van ‘the Blue Squadron’, die zich naar het eiland Wight moest terugtrekken na een aanval van De Ruyter (Ballhausen, 1923, p. 471)
71 dien vloek: die booswicht (wnt xxi, 2261)
  twee en vyftig tanden: dwz. 52 kanonnen. De opgaven van andere bronnen lopen uiteen van 56 tot 64 kanonnen op de Speaker. Het aantal kanonnen aan boord van het Witte Lam (dat hier ook bedoeld kan zijn) was 34 (Ballhausen, 1923, p. 434 en p. 443).
72 braaf: dapper
73 Een voogelstruis: De Vogel-Struis, het schip van Cornelis Adriaansz. Kruik uit Schiedam (Ballhausen, 1923, p. 434).
  stout staande: dapper weerstand biedend
74 met synen koopren poot: dwz. met zijn koperen geschut. Plinius (Naturalis historia x, i, i) tekent op dat een struisvogel met stenen werpt als hij in gevecht is. Het werkwoord ‘werpen’ betekent ook ‘schieten’.
75 houdt [...] gaande: houdt ... bezig
  bekans: bijkans, bijna
  den jaager: het jacht Pelican onder aanvoering van John Stoakes, dat de Vogel-Struis tot de overgave dwong (Ballhausen, 1923, p. 465-466)
76 ontpluimt: van veren beroofd
77 aan schip: aan een ander schip
  geklampt: met zijn tuig vastgeraakt en daardoor verwezen (vgl. wnt vii, ii, 3371)
79 een kraak: een schuit
  wellen: kolkende golven
80 aan 't sieden heet gerocht: die ziedend aan de kook zijn geraakt
83 barden: planken
85 hoede oogenbliksche vallen: moet oppassen niet het volgende moment neer te storten
86 handel: moet bedienen
87 blinde scherpe ballen: in het wildeweg vliegende met punten uitgeruste bollen; projectielen die men wel ‘getakte morgensterren’ noemde (Ballhausen, 1923, p. 477)
89 De hoofden: De Hoofden, gewone aanduiding voor de beide kusten bij het Nauw van Calais
91 de vlugge spooren: haar snelle baan
92 breinigh: uit hersenen bestaand (vgl. echter ook: brein, ‘pekel’, wnt iii, i, 1223)
93 op Sommes wallen: aan de oevers van de Somme
94 boovens kin: dat boven hun kin stijgt
95 Neptuun: de zeegod, maar ook de naam van het schip van Jan Paulusz uit Veere, dat aan de slag deelnam. Mogelijk bedoelt Six dat de Neptu-

[pagina 609]
[p. 609]

  nus een mast met een dwarssteng wordt afgeschoten (Ballhausen, 1923, p. 432).
96 Bolonje: Boulogne-sur-Mer
  vischt: vist ... op
  een doode Meiremin: mogelijk heeft Six hier het oog op de Meerman onder kapitein Sijmen Cornelisz van der Meer, die bij de slag verloren ging (Ballhausen, 1923, p. 434 en p. 497). De Engelse Mermaid, ook wel Syrene genaamd, zou beter aansluiten bij r. 98-100, maar dat schip nam mogelijk niet deel aan deze slag (Ballhausen, 1923, p. 792).
97 Hy, wie se sach: Hij die haar heeft gezien (?). Over een èchte opgeviste meermin is mij niets gebleken. Is de beschrijving er een van een boegbeeld?
99 Gelyk Edam, aan Haarlem, had gegeeven: nl. de vrouw die na de dijkdoorbraak in het jaar 1403 zwemmend in het Purmermeer zou zijn aangetroffen. Zij zou naar Edam en later naar Haarlem zijn gebracht, waar zij nog enkele jaren zou hebben geleefd. Volgens de oudste kronieken was zij een gewone vrouw, maar later ontstond hierover twijfel.
  Wachtendorps Korte Hollandsche Rym-Kronyck (1645) en Schrevelius' Harlemias (1648) vermelden haar als een echte meermin (Sliggers, 1977, p. 63-73).
100 Dies loof men: Daarom moet men maar geloven
101 Sonnen: dagen
  dus bangh: op die benauwde wijze
102 Het klaar gewelf: De heldere hemel
103 denkt om geen: denkt er niet aan om een
106 klooten van Vulkaan: vurige brokken als die waarmee Vulcanus zijn rivaal Mars bekogelde
107 verflaauwen: flauw worden (nl. door iets anders dan door vrees)
108 Het baldren: Het gebulder
109 blaauwe: lusteloosheid veroorzakende (vgl. wnt ii, ii, 2797)
111 beeken: baren (wnt ii, i, 1272)
113 vergeeten: zoek gemaakt, doorgebracht
114-115 daar het [...] geldt: waar het erom gaat
115 redt: reddert, repareert (wnt xii, iii, 777, deze plaats)
116 't weerloos schaap: vgl. r. 15 en r. 57
118 verlemt: verminkt (wnt xx, i, 805)
  aameloos: ademloos
  naa Wicht: (omdat ze) in de richting van Wight (zijn gevlucht)
120 's wyngods: vgl. r. 8 hierboven
121 alzoo: als volgt
122 van myn arm: van mijn (zee)macht (wnt Suppl. 1, 1630), maar ook: van de tak van mijn wijnstok (wnt Suppl. 1, 1631, ‘In enkele 16de-eeuwse wdb. vermeld [...]’)
123 de houte klippen: dwz. de gevaarlijke Engelse schepen
124 Scillen: watermonsters. Scylla is door Circe in een watermonster veranderd (Ovidius, Met. xiv, 59 e.v.).
  den Londschen waaterdarm: de Theems
125 beloerden: beloerde (discongruentie)
127 en my, en die u voerden: zowel mij als degenen die u aanvoerde (handelsen oorlogsvloot)

[pagina 610]
[p. 610]

128 voor: tegen
  bun: nl. van de Engelsen
  freevlen: hardnekkige
129 klim: wijnrank (wnt vii, ii, 4047, deze plaats)
132 ten graave sprank: in het zoute graf plonsde (vgl. wnt xiv, 3034, sprenkelen, ‘spatten’ en vgl. ook wnt xiv, 3031, sprengen, ‘pekelen’, dat met sprenkelen nauw verwant is)
133 Romens plaagh: dwz. de zeemacht van de Carthagers
  te dooven: weg te nemen, te vernietigen
134 tel de lyken niet: moet niet te veel acht slaan op het aantal gesneuvelden
135 seeghbaar: bij het behalen van een zege, ‘zege gevend’
  leeft: leeft voort
136 Hy: nl. de gesneuvelde
  als ghy: net als u, Tromp
  lest: pas in laatste instantie
137 zoo omkroonen: evenzo (vgl. r. 129) mogen ... een kroon op het hoofd zetten
  de Leeuwen: dwz. de Staten
138 Moorengond, waar in een boeghspriet blinkt: een kroon van morengoud, waarin een erin opgenomen boegspriet schittert. De overwinnaars van de zeeslagen in de Romeinse oudheid werd door de Senaat een kroon van boegsprieten (een ‘corona rostrata’) geschonken (vgl. Vergilius' Aeneis viii, 684). Moorengoud duidt de herkomst van het goud uit Afrika aan.
139 die glans: de glans van die kroon
  dan eeuwen: dwz. dan triomferende zeehelden in de tijd
140 Duil: Gaius Duilius zegevierde in 260 voor Chr. in de zeeslag bij Mylae (Sicilië) tegen de Carthagers en beleefde daarna de eerste ‘triumphus navalis’ in Rome. Duil is tweelettergrepig.
141 Remus Raad: de Senaat van Rome
143 dien Ausoon: die Romein, nl. Gaius Lutatius Catulus, die in 241 voor Chr. de Carthager Hamilcar, bijgenaamd Barcas (bliksem) in een tweede slag bij Sicilië versloeg, omdat hij zich tegen de Romeinen bleef verzetten.
145 Jan van Oostenryk: Don Juan van Oostenrijk, een stiefbroer van Filips ii, die in 1571 de Turken bij Lepanto versloeg
146 Selims maan, afgryslik: de afschuwelijke halve maan in de vlag van de door sultan Selîm ii geregeerde Turken
148 stoffer: pocher, snoever
  stof nu: moet nu maar pochen
  grooter: zeer grote
149 delgingh: de vernietiging (door de Engelsen)
  het scheepsheeir van Medynen: de oorlogsvloot van Medina Sidonia, de Armada van 1588
150 van den Taag: vanuit Spanje
  Elisabeth: Elisabeth van Engeland
151 Daar: Terwijl ... toch
  fy bloed: foei, lafaardl
  kleiner: een kleinere vloot dan de Armada

[pagina 611]
[p. 611]

152 En ... belet: En een konvooivloot als de uwe tegenhoudt en dwars zit
153 Belet ontglipt pas: Nauwelijks is het woord ‘belet’ ontglipt
154 De helden klyf ontkrult sich: Of de klimop, een heldentooi, krult zich ... los
155 een heldenwronge: een krans voor een held
156 dat braaf dien beyligh past: dat die heilige omkransing volkomen verdient
158 om Mars geslacht: over het krijgsvolk heen
160 behouden: omdat hij behouden is gebleven
  met: evenals
 
correctie In de bundel Poësy staat op p. 430 in r. 42 van dit gedicht gebarsten. In de lijst van Drukfeilen achterin de bundel is dit gewijzigd in geborsten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken