Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (2 delen) (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten (2 delen)
Afbeelding van Gedichten (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.26 MB)

Scans (63.55 MB)

XML (4.98 MB)

tekstbestand






Editeur

A.E. Jacobs



Genre

poëzie

Subgenre

studie
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten (2 delen)

(1991)–Joannes Six van Chandelier–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[361] Duitschlands vreede, aan Kristina der Sweeden, Gotten, en Wenden kooninginne (p. 617)

toelichting In 1648 werd de Westfaalse vrede gesloten, waarmee een einde kwam aan de dertigjarige oorlog. In een hooggestemd gedicht bezingt Six het aandeel van de geleerde koningin Christina aan het verdrag. Het abrupte einde van het gedicht is misschien te verklaren als een ironische kanttekening bij een gedicht van Vondel op Christina's vader Gustaaf Adolf. Six' gedicht staat op p. 464-465 van zijn bundel.
 
annotatie  
 
2 der Noorder enden: van de landen die reiken tot aan de noordelijke uithoeken van de wereld
3 uw deughde straalen: uw stralende voortreffelijkheid
4 maalen: afschilderen
6 ontvonkt: ontbrand, vlammend
  tooren: toorn
7 Den Keiser: De Duitse keizer Ferdinand iii (1608-1657)
  met vreedeblikken: met glanzende stralen van vrede (in plaats van met blixemen, vgl. wnt ii, ii, 2843)
8 In dicht: En klinkend in dichtwerk (in plaats van uit grof geschut)
  den Duitsch: de Duitser(s), of: Duitsland
9 Heeft: Als ... heeft
  de Sanghgodin: de Muze
10 myn genooten: mijn mede-dichters
11 Kreegh: Als ... ooit heb gekregen
  een potstuk: een spaarduitje
13 Zoo: Dan
  ontfangh genaadigh: ach, neem het genadig aanl (tussenzin)
  uw koffer: aan uw geldkist
15 Zoo wyt my niemand: dwz. Dus behoeft niemand mij te verwijten
  Apollen: ware dichters die uw lof zingen

[pagina 640]
[p. 640]

16 sin: verstand
17 waanwys, als een Pan: Pan daagde Apollo uit tot een wedstrijd in het fluitspelen
  Ook schoon ik haar wil prysen: Ook al ben ik het dan slechts, die haar wil prijzen
18 Noch nooit veracht van wysen: Haar, die toch nimmer door een wijs man veracht is (met de implicatie: ‘en die dus mijn lof niet nodig heeft’)
19 deftigste: edelste
20 sich [...] vermeeten: het wagen, zich aanmatigen
  die Son: nl. Christina. ‘De zon met houtskool aftekenen’ is spreekwoordelijk (vgl. Harrebomée i, 1856, p. 337).
22 Niet juist: Niet zozeer
23 met Pallas dubble kranssen: met de dubbele erekrans van Pallas Athene (de krans van wijsheid en kunstzinnigheid)
25 den nydigaards: de afgunstige kwaadsprekers
26 steeken: nl. met valse verdachtmakingen
27 glimpen: schitteringen
31 spouwt: spuwt
32 seetels: tronen
33 Gustaaf: nl. Gustaaf Adolf (1594-1632)
  braave: edele en dappere
34 Alleen: dwz. Zonder hulp van andere landen
  quaader: verwoeder
35 Jupyn: De ‘Jupiter’ van het Duitse rijk, keizer Ferdinand ii (1578-1637)
  den Aarends rugh: de rug van de arend uit het Duitse wapen. De arend is ook een vast attribuut van Jupiter.
37 in Lutsens slagh: de slag bij Lützen tegen Wallenstein (november 1632)
38 Helddaadigh: Bij het verrichten van heldendaden
39 Zoo meind: Toen dacht ...
  oei me: ‘wat overkomt me?’
  wat schim: welke verschijning
  weerhoudt: houdt ... tegen
  slechte veeder: armzalige (voor dit onderwerp geenszins geschikte) schrijfpen. In 1631 had Vondel op Gustaaf Adolfs opmars zijn gedicht Maeghdeburghs Lijckoffer geschreven. In het opdrachtvers van dit gedicht aan Gustaaf Adolf (Aen Den Koning, wb Vondel iii, p. 359) prijst Vondel de koning zeer uitbundig:
 
  Wie lust schept in uw' lof, voltoyt de saeck met swygen: Het menschelyck begryp en kan soo hoogh niet stygen. De sterffelycke tong die stamelt van een' Godt.
 
  Mogelijk was het de herinnering aan deze ‘Goddelijke’ (maar een jaar later toch gesneuvelde) Gustaaf Adolf, die Six' pen tegenhield. De schim van de Godt bracht ook hem aan het stamelen en, anders dan Vondel, besloot hij letterlijk de lof van de koning en zijn dochter ‘te voltooien door te zwijgen’.
 
correctie Op p. 467 van de bundel van 1657 staat in r. 27 van dit gedicht schynheilige. In de lijst met Drukfeilen achterin de bundel is dit gewijzigd in schynheilge.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken