Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde gedichten. Deel 1 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde gedichten. Deel 1
Afbeelding van Verzamelde gedichten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzamelde gedichten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (2.40 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde gedichten. Deel 1

(1947)–J. Slauerhoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 137]
[p. 137]

Saturnus
I

[pagina 138]
[p. 138]

Chlotarius

I. Kloostertijd

 
Voor 't spitsboogvenster lag de wereld wijd
 
In den blauwronden einder uitgespreid:
 
Een groote waaier, dien hij kon ontvouwen
 
Uit diepste mijmring met een oogopslag;
 
En sluiten weer, als hij vergeten wou en,
 
De oogen geloken, weggaan uit den dag.
 
't Was door hun toedoen dat hij snel voorbijging
 
't Gezichtsveld, blind en ongedeerd; de neiging
 
Naar 't lichtschuwe en onzichtbre bracht hem ver.
 
Hij stond, zoo weinig storend als een ster,
 
Bij 't elfenspel, dat op 't geheim vertrouwend
 
Zich wiegt en waagt in weelden zinsverstorend,
 
Maar, als hij 't reeds voor immer wou behooren,
 
Vervloog voor 't plotsling opgeschokt aanschouwen
 
Van bosch- en stedenbranden, woestbewogen
 
Praal van in doodsche stilt' voltrokken slagen,
 
Gedoofd in eeuwen, indrukloos vervlogen,
 
Als uren van een godenkinderspel.
 
 
 
't Verleden tastte hem aan in zware vlagen,
 
Tot hij doodmoe herleefde en door zijn oogen
 
't Licht inriep om verlossing, en zijn cel
 
Hem weer tot machtloos, roerloos mijmren bande,
 
Zoo eng, dat op drie witgekalkte wanden
 
Zijn door de zon gestreken schaduw brak.
[pagina 139]
[p. 139]
 
Zijn jeugd was snel ontmoedigd, nog te zwak
 
Voor droomgeloof, er bleef toch geen bewijs;
 
't Veroverde trok weg, van hem vervreemdend...
 
Zijn vreugd verstijfde onder stiltes ijs.
 
Wel bleef het raam een smal, geellichtend wak,
 
Open naar 't ruim; 's avonds werd dit ook grijs,
 
Alsof de scheemring 't dicht besneeuwde.
[pagina 140]
[p. 140]

II. Knapentijd

 
Nooit lachte een kind, nooit zong een vrouw, een veêl
 
Door de gewelven van het kil kasteel.
 
't Jaar wentelde geruischloos, slechts ten tijde
 
Des rijksdags trok een groot rumoer ten strijde
 
Tegen de stilte en 't krachteloos verstarren;
 
Als verre donder rolden plompe karren
 
Het plein op, daavrend; boersche landbaronnen
 
Kwamen van hunne verre woeste goedren
 
Zich met zijn tengren vader ruw verbroedren.
 
Wel knielden ze aan den troon, bewezen eer -
 
Hun needrigheid fleemde ten eigen bate.
 
Er waren die het gastgeschenk vergaten;
 
De opbrengst der schatting daalde meer en meer.
 
 
 
Hij haatte zwakken vader, lompen adel
 
Even fel met een tegenstrijdgen hoon:
 
‘Zij groeiden naar den rit in 't harde zadel,
 
Hij naar 't onmachtig mijmren in zijn troon.’
 
 
 
't Hoogst steeg de prille prinselijke haat
 
Tegen de norsche noordlijke vazallen,
 
Wier baarden op hun harnas dalen, hard en
 
Ruig als vuilzwartbevroren watervallen.
[pagina 141]
[p. 141]
 
Zij leken op de oude Longobarden
 
Die hangen, sluw en somber afgeschilderd,
 
In 'n zaal waar 't zonlicht vleermuisschuw verwildert,
 
Waar de avond daalt als nauw de noen begonnen.
 
 
 
Hij wist hoe zij, gijzlaars en krijgsgevangnen,
 
Ambten verwierven, waardigheden wonnen,
 
Zich langzaam drongen in de hoogste rangen,
 
De lage aard nog op 't gelaat geronnen.
 
 
 
Somtijds verliet hij 't plein, waar werd geoefend
 
In wapenhandel, dans en krijgsbedrijf,
 
Sloop stil die zaal in en beschoot de schijf
 
Van 'n barsch gelaat, in de' avond nog verstroevend.
[pagina 142]
[p. 142]

III. Jongelingstijd

 
De edelvrouwen vonden hem boosaardig,
 
Want hij werd in haar bijzijn niet beschroomd-
 
Begeerig; zijn gebaar niet ingetoomd,
 
Maar hevig zonder ooit het vleiensvaardige
 
Van minnaars - scheen veeleer bereid te tuchtigen.
 
 
 
Zij haatten hem, die niet met haar wou dwepen,
 
Den knaap die liefkoozend zijn degen greep en
 
Zich nooit steelsblikkend neerboog tot haar borst
 
Noch acht sloeg op een woord dat nooden dorst
 
Of op een lach, wulpsch-schaatrend, valsch-luidruchtig.
 
 
 
Zij haatten hem, die trapte op hun slepen
 
Zoodat 't gewaad afvallig werd: hij zag
 
Minachtend veil in 't vaal licht van den dag
 
't Verleidlijke, dat zij zich voorbehielden
 
Af te doen smeeken in geheimen nacht,
 
Niet langer ongenaakbaar dan hij knielde.
 
 
 
Soms voelden enklen die hij minder hoonde
 
Zich uitverkoren, hoopten hem te winnen
 
En, haar bekoorlijkheid ten deele toonend,
 
Het eerst zijn sluimerend gewaande zinnen
 
Te doen ontwaken en hem te behouden
 
Om met zijn gunst de heerschappij te ontginnen.
[pagina 143]
[p. 143]
 
Zoo zag hij in gangdonker blanke schouders
 
Blootkomen boven afgegleden keursen,
 
Als een agraphe hoogsttoevallig brak;
 
Vaak zag hij schoonen voor een spiegelvlak
 
In kamerdiep door openstaande deuren,
 
Als hij voorbijging - maar hij ging nooit binnen
 
 
 
Zij wisten niet, hoe hij soms stond te smeeken
 
Waar takken 't donker bonden voor zijn raam
 
Om één weerstrevende die bleef ontbreken,
 
Die niet terstond bereid was op zijn teeken,
 
Maar hem afwees, als wist zij niet zijn naam,
 
En zich oprecht verweerde als hij wou dwingen;
 
Die zich niet overgaf in worstelingen,
 
Voordat hij overheerschte, om dan saam
 
Te zwijmen in vereende duizelingen.
 
 
 
Hij wist wel, dat zij niet ter wereld was.
 
Toch zag hij haar eens stijgen uit den nacht,
 
Volmaakt doch vaag; nog niet tot zijn besloten.
 
Hij kon niet roepen, door het brijzlend glas
 
Wierp hij zijn armen, in hun vlucht gewond;
 
Bloed droop den muur langs, op den grond - de wacht
 
Besprong de wenteltrap in dolle jacht
 
En bonsde op een deur die bleef gesloten.
[pagina 144]
[p. 144]

IV. Frédégonde

 
Hij dacht vaak aan de wreede Frédégonde,
 
In Saint-Germain-des-Prés' abdij begraven;
 
In de granietzerk stond haar épitaphe
 
Voor eeuwig vast: en meurtres estoit féconde.
 
 
 
Haar lichaam lag slank op het graf gebeiteld,
 
Maar onder steenen plooi bleef haar gelaat
 
Onuitgebeeld, als had vazallenhaat
 
't Behoud van hoe ze in wezen was verijdeld.
 
 
 
Hij had van de gevreesde een miniatuur
 
In een reliekschrijn onder stof gevonden.
 
't Aanschouwen was zijn jeugd een avontuur,
 
Het kussen later een geheime zonde.
 
 
 
't Bleef een verborgen trots, dat hij verstond
 
Wat haar tot waanzin, wreedheid had bewogen.
 
Het had hem aangestaard uit felle oogen
 
En toegebeten uit den smallen mond.
 
 
 
Zij had alleen gemarteld en gemoord
 
Om Gods lankmoedigheid tot toorn te tergen,
 
Zij moest een machtsbewijs steeds driester vergen:
 
't Weerlicht zijn blik, den donder van zijn woord.
[pagina 145]
[p. 145]
 
Een ander lief stiet zij na iedren nacht,
 
Nog van haar sponde warm, in grauwen kelder.
 
De hemel scheurde niet, 't azuur bleef helder,
 
En het werd zekerheid: God had geen macht.
 
 
 
Zij minde niet meer; 's avonds na een slag
 
Reed zij vaak waar de roode heuvels lagen,
 
Als over 't lijk van weer een dooden dag,
 
En schiep in 't groote sterven welbehagen.
 
 
 
En eindlijk in haar eigen dood; verblijd
 
Liet zij oproerigen leven en regeering.
 
Die haar ombrachten hebben haar bevrijd;
 
Zij zocht geen voortbestaan dan zijn vereering.
 
 
 
Hij was niet rijp nog voor 't verlangd geweld.
 
Nòg was hij schuw, besluiteloos en teeder
 
Tot eigen wrevel; - later des te wreeder
 
Woedend; haar schim was nooit tevreêgesteld.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken