Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De plannen van Peerjan (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van De plannen van Peerjan
Afbeelding van De plannen van PeerjanToon afbeelding van titelpagina van De plannen van Peerjan

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.72 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De plannen van Peerjan

(1868)–Domien Sleeckx–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

V.
De spelbreker.

Wij hebben gezien met hoeveel beleid de Claessensen het eerste gedeelte van hun plan, het hangen van den strooman, ten uitvoer brachten, en hoe deerlijk nogtans de grap, door tusschenkomst van eenen derden persoon, een' waren spelbreker, mislukte. Wij zegden, hoe niemand, na die mislukking, wilde aannemen, dat het spotbeeld werkelijk in den lindenboom had gehangen; en hoe allen integendeel de twee daglooners, welke met het groote nieuws het dorp in rep en roer stelden, of wel voor domkoppen en ezels, of wel voor strafbare spotvogels hadden gescholden.

Als wij zegden ‘niemand’ en ‘allen’, dan was

[pagina 44]
[p. 44]

het maar bij manier van spreken; want wij moeten eene uitzondering maken voor Mietriene en hare lieve dochter aan den eenen, voor Peerjan en zijnen rosharigen lummel aan den anderen kant, zoowel als voor den jon gen kerel, die den strooman had afgesneden. Inderdaad, dat die strooman er wel degelijk gehangen had, wisten die vijf personen maar al te stellig. Meer nog: de vier eerste kenden den vijfden, den afsnijder, zeer goed, en wisten, de eenen wien zij hare bevrijding van den dreigenden hoon te danken, de anderen wien zij de verijdeling van hun kostelijk ontwerp te wijten hadden.

Wie den strooman had afgesneden en er mede achter hare woning was verdwenen, hadden de vrouwen, ondanks hare wanhoop en hare tranen in dien hachelijken stond, duidelijk bemerkt. Wel hadden zij 't venster niet durven naderen, uit vreeze van zich aan het gezicht der aankomenden en diensvolgens aan nog meerder beschimping bloot te stellen, maar den lindenboom en zijn ongewoon sieraad hadden zij daarom niet uit het oog verloren. In eenen hoek van het vertrek nevens elkaâr gedoken, waren zij, met onafgewenden blik, op het voorwerp van haren schroom blijven staren, den hemel, onder het snikken, smeekende den zwaren slag van haar af te wenden en een' zijner engelen te zenden, om haar in dien uitersten nood bij te staan. Ook was geene enkele der bewegingen en gebaren van haren redder haar ontgaan, zelfs de aanmoedigende, bijna teedere blik niet, door hem, vóor zijne verdwijning, op het venster geworpen.

[pagina 45]
[p. 45]

Wat Peerjan en Tist aangaat, ziehier op welke wijze zij den verijdeler van hun behendig berekend en bereids half uitgevoerd plan hadden leeren kennen... Door geene nieuwsgierigheid geprikkeld, hadden zij 't onnoodig geoordeeld het voorbeeld der overige dorpelingen te volgen, dat is, na de aankondiging der daglooners, met de menigte naar den Scheldedijk te snellen. Met een overleg, dat de sluwheid van Peerjan tot eer verstrekte, wilden zij wachten tot allen vóor de woning van Mietriene vergaderd en in het schouwspel van den strooman verslonden waren, om zich in het openbaar te vertoonen. Eerst nadat het schandaal den tijd zoude gehad hebben zijne werking te doen, eerst als der vernedering van Loken en hare moeder niets meer ontbrak, hadden zij besloten de hoeve te verlaten en op hunne beurt zich bij de toeschouwers te voegen. Als edelmoedige wrekers zouden zij dan eensklaps te midden der dorpelingen verschenen zijn. In krachtige woorden zouden zij hunnen verontwaardiging lucht gegeven, de booswilligheid der onbekende daders van het boevenstuk naar behooren geschandvlekt en de warmste vriendschap voor de beleedigde vrouwen aan den dag gelegd hebben, om ten slotte heldhaftig het spotbeeld af te snijden en met veel plechtigheid aan het gansche tooneel een einde te maken. Dit gedrag moest, meenden zij te recht, hen in het gunstigste daglicht stellen. Zij berekenden, dat, na zulk gewichtig dienstbewijs, Loken onmogelijk langer Tistes aanzoek om verkeer zoude

[pagina 46]
[p. 46]

kunnen afslaan, dat Tist, in zekeren zin, voor haar onwederstaanbaar zoude zijn geworden.

Het was inderdaad voortreffelijk geredeneerd en verried eene doortraptheid den behendigsten staatkundige overwaardig. Ongelukkig moest, gelijk wij weten, eerlang blijken, hoe al de redeneeringen van de wereld niets tegen die vreeselijke macht vermogen, welke men het toeval noemt; hoe ook de best overlegde plannen mislukken en de sluwste polderboeren zonder den waard rekenen kunnen. Terwijl zij, het spel volop aan den gang wanende, langs hetzelfde pad van des ochtends zich naar de schouwplaats spoedden, om als bevrijders en wrekers op te treden; terwijl zij, die plaats genaderd, zichzelven verwonderd afvroegen, waarom het gejuich der vóorgeijlde dorpgenooten eensklaps verstomde, zagen zij, tot hunne uiterste verbazing, iemand van den kant van Mietriene's woning op het pad springen en ijlings met den strooman, den kostelijken strooman, den Scheldedijk opklauteren. Een oogenblik later zagen zij dienzelfden iemand, op de kruin des dijks aangekomen, het spotbeeld, waaraan zij zooveel tijd en moeite besteed, waarop zij zooveel hoop gevestigd hadden, met koortsige gejaagdheid vaneen scheuren en de onkennelijke brokken met forschen arm in den stroom slingeren.

Bij dit gezicht hielden zij getroffen stil. Er schoot lood in hunne beenen, en zij hadden de kracht niet eene enkele schrede verder te zetten.

[pagina 47]
[p. 47]

‘Bruno!’ riepen beiden, als van de hand des Heeren geraakt.

De spelbreker, in hunne oogen een misdadiger van de ergste soort, een onverlaat, die voor het minst tentoonstelling en veeljarige tuchthuisstraf verdiende, daar hij zich niet ontzag Peerjan het bekomen eener rijke schoondochter en Tist het winnen eener bekoorlijke bruid te bemoeilijken, was inderdaad niemand anders dan Bruno! En wie was Bruno?... Hij was... hun eigen dienstbare, de geringste hunner boden, een knaap, van wien zij niet konden denken iets dergelijks te moeten vreezen, van wien zij niet hadden vermoed, dat hij ooit hun of hunne plannen hinderlijk konde worden, gelijk een vluchtige blik op zijn leven en zijne vroegere gedragingen het genoegzaam zal toonen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken