Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Toekomst voor de Middeleeuwen (2000)

Informatie terzijde

Titelpagina van Toekomst voor de Middeleeuwen
Afbeelding van Toekomst voor de MiddeleeuwenToon afbeelding van titelpagina van Toekomst voor de Middeleeuwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (3.87 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Toekomst voor de Middeleeuwen

(2000)–Hubert Slings–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Middelnederlandse literatuur in het voortgezet onderwijs


Vorige Volgende
[pagina 104]
[p. 104]

5. Leerstof

Als zowel startlijn als beoogde finish van de Middelnederlandse lespraktijk zijn getrokken, wordt het tijd om aandacht te besteden aan de vraag op welke wijze het traject daartussen overbrugd kan worden. Daarvoor is in de eerste plaats nodig dat er bepaalde leerstof gekozen wordt. Daarbij houdt de docent als het goed is rekening met de capaciteiten en de voorkennis van zijn leerlingen. In havo 4 beginnen met Hadewijch lijkt dan een minder geslaagde keuze dan bijvoorbeeld Karel ende Elegast.

Primaire Middelnederlandse teksten

Het is niet meer dan logisch dat de docent de Middelnederlandse letterkunde aan de orde stelt aan de hand van primair literair tekstmateriaal, hetzij als integrale tekst hetzij in de vorm van een of meer fragmenten. Hoewel daarvoor in beginsel vele tientallen middeleeuwse teksten uit ons taalgebied in aanmerking zouden kunnen komen, blijkt het feitelijke aanbod zich te beperken tot nauwelijks twintig teksten. Daaruit valt al sinds jaar en dag een top-zeven samen te stellen met daarin slechts vier echte toppers. Op de vraag naar de teksten die in de klas behandeld werden - waarbij ‘behandelen’ overigens niet nader gedefinieerd was - bleken deze zeven teksten samen goed te zijn voor ruim driekwart van de nominaties, zodat het volgende lijstje in onze tijd als de Middelnederlandse schoolcanon beschouwd mag worden.Ga naar eind66

titel index
Karel ende Elegast 100
Mariken van Nieumeghen 89
Van den vos Reynaerde 81
Beatrijs 81
Lanseloet van Denemarken 43
Elckerlijc 30
Esmoreit 21

De indexcijfers (waarbij aan de meest genoemde tekst het cijfer 100 is toegekend, waarna de overige daar verhoudingsgewijs aan gerelateerd werden) zijn gebaseerd op de leraren-enquête; andere onderzoekers kwamen in grote trekken tot dezelfde conclusie.Ga naar eind67

Wie geen vreemde is in de onderwijswereld zal van dit korte lijstje

[pagina 105]
[p. 105]

niet echt opkijken, ook niet van het feit dat Karel ende Elegast de schooltekst bij uitstek blijkt te zijn. De grootste verrassing is misschien nog wel dat Mariken het, zij het nipt, van Reinaert wint. Er zijn nu eenmaal slechts een paar teksten die in vrijwel iedere schoolbibliotheek in klassenset aanwezig zijn en door praktisch iedere docent aan hun leerlingen voorgesteld worden. De Arturliteratuur is daarin niet vertegenwoordigd. Slechts een kwart van de door de ondervraagde docenten behandelde teksten valt buiten de zojuist geformuleerde schoolcanon. Teksten als Floris ende Blancefloer, De borchgravinne van Vergi, Het Roelantslied, Lanceloet en het hert met de witte voet, Walewein, Der naturen bloeme, Van den lande van overzee en Pleijs Blauwe schuit-editie krijgen slechts een incidentele vermelding.

Gemiddeld genomen worden vier Middelnederlandse werken aan de orde gesteld, op een totaal van zevenentwintig literaire teksten in de drie hoogste klassen van het vwo.Ga naar eind68 Tweederde van de docenten laat de teksten in het Middelnederlands lezen, eenderde in een moderne vertaling. Daarbij moet aangetekend worden dat er voor de vertalingen doorgaans gebruik gemaakt wordt van de edities van uitgeverij Taal & Teken, waarin Middelnederlandse tekst en moderne vertaling synoptisch zijn afgedrukt. De leerlingen krijgen de oorspronkelijke tekst dan in elk geval te zien. De docent laat zijn leerlingen veel zelf lezen, maar ook leest hij flinke stukken voor. Bij eenderde van de behandelde teksten wordt gebruik gemaakt van een vertolking op geluidsbanden of video. Daarbij wordt waarschijnlijk gebruik gemaakt van de hoorspelversies die in de loop van de eeuw van historische teksten vervaardigd zijn, bijvoorbeeld die in de jaren zeventig en tachtig door de NCRV in het radioprogramma Literama zijn uitgezonden. Vier docenten vertonen in de klas de film

illustratie
Docenten maken gebruik van zelfgemaakt materiaal


[pagina 106]
[p. 106]

van Jos Stelling met een vrije interpretatie van Mariken van Nieumeghen.

Terwijl de docent ten aanzien van de moderne literatuur zijn leerlingen nogal eens vraagt om die in hun vrije tijd te lezen, worden historische teksten merendeels klassikaal of in elk geval in de klas gelezen.

Naast een wat grondiger verdieping in een aantal Middelnederlandse primaire teksten, wordt doorgaans ook een algemeen overzicht van de middeleeuwse literatuurgeschiedenis gegeven. Achtentachtig procent van de docenten maakt bij de behandeling hiervan gebruik van een schoolboek. Sommigen maken daarnaast of in plaats daarvan gebruik van zelfgemaakt materiaal.Ga naar eind69

In de volgende paragraaf zal ik nader ingaan op de inhoudelijke aspecten van deze behandeling.

Verschillende literaire benaderingen

Als een docent met zijn leerlingen een Middelnederlandse tekst behandelt, speelt daarbij zijn literaire benadering een belangrijke rol. In het verleden was er wat betreft de oudere letterkunde vooral een tegenstelling tussen de historische en de esthetische benadering van teksten (zie § II-3). De historische benadering heeft zijn prominente positie behouden, maar de esthetische benadering lijkt didactisch minder correct geworden te zijn. Van de zeventig leraren was er in elk geval nog maar één die deze benadering expliciet als belangrijk beschouwde. Toch werkt de esthetische benadering zoals die decennialang het literaire klimaat bepaald heeft, nog steeds door in de huidige schoolcanon, die uitsluitend uit toppers-van-toen bestaat. Ook de filologische benadering is in zijn klassieke vorm - het klassikaal analyseren van de grammaticale constructies die in de oudere fasen van het Nederlands voorkomen - nu wel zowat uitgediend: de taalbarrière is geslecht in de veelgebruikte Taal & Teken-edities, waarover zo aanstonds meer. De filologische aandacht voor de tekst blijft in de klas doorgaans beperkt tot het uitpluizen van enkele verzen of tot hier en daar bijvoorbeeld een grammaticale of etymologische kanttekening van de docent. Sommige docenten zeggen een literairsociologische of een actualiserende benadering van historische literatuur na te streven. Beide sluiten vooral aan op de doelstellingen individuele ontplooiing en maatschappelijke bewustwording.

 

- In de literairsociologische en -psychologische benadering, die in de leraren-enquête door tien procent van de docenten als belangrijk werd aangewezen, gaat de aandacht vooral uit naar het typisch menselijk gedrag in de literaire tekst. De leerlingen worden attent gemaakt op eeuwige literaire thema's als goed en kwaad, liefde en haat, rijkdom en armoede en dergelijke meer, die zowel toen als nu zijn aan te wijzen. Van Rei-

[pagina 107]
[p. 107]


illustratie
Nagestreefde benaderingen


naert de Vos tot Meester Fok (jansen 1973) is een interessant voorbeeld - het enige mij bekende - van een schoolboek waarin deze methode op historisch tekstmateriaal is toegepast.

 

- In de actualiserende benadering, die in extremo toegepast als een ver doorgevoerde variant van de literairsociologische benadering beschouwd zou kunnen worden, wordt de historische tekst als het ware als opstapje gebruikt voor een hedendaagse interpretatie en verwerking. Daarbij is de vraag vooral: wat herkent de leerling nog in de tekst, in hoeverre sluit het nog aan bij zijn belevingswereld? Vooral die thema's die de hedendaagse jongeren nog aanspreken, worden er uitgepikt en als basis voor verwerking en opdrachten gebruikt. In de jaren zeventig werd deze benadering voornamelijk in de extreme vorm gepropageerd en toegepast, maar de zes procent die in de leraren-enquête vooral actualiseren, verstaan daaronder mogelijk een mildere vorm, zoals in de eerder aangehaalde Elckerlijc-les van Manuel Claasen.

 

- De (cultuur)historische benadering is verreweg het meest invloedrijk. Ook hiervan komen verschillende variaties voor. In reactie op de extreme actualisering uit de jaren zeventig, droegen andere docenten een streng-historische benadering uit, waarbij juist de vervreemding voorop stond. De docenten 't Hart en Van der Meulen en de wetenschapper Pleij zijn hiervan de meest in het oog springende voorstanders.Ga naar eind70 Maar ook hier wordt in de praktijk meestal een mildere vorm uitgedragen, waarbij de scheidslijnen niet zo scherp getrokken worden. De grote groep docenten die zegt de cultuurhistorische benadering belangrijk te vinden, valt grotendeels samen met degene die cultuuroverdracht als voornaamste doelstelling ziet.

[pagina 108]
[p. 108]

Sinds het begin van de jaren tachtig voert in het wetenschappelijke vakgebied de cultuurhistorische benadering de boventoon, onder invloed van het werk van wetenschappers als Van Oostrom en Pleij en met duidelijk publiek succes. Het heeft er de schijn van dat de cultuurhistorische benadering daardoor ook in het onderwijs als de bij uitstek didactisch correcte benadering van oudere literatuur is gaan functioneren, ook al is er aan het begin van de jaren negentig nog niet veel lesmateriaal voorhanden dat op deze leest geschoeid is.Ga naar eind71

eind66
Voor de overige genoemde titels, auteurs en genres zie bijlage 1.
eind67
Dit lijstje komt nagenoeg overeen met de resultaten die Cramer & Rensman 1986, 29 hebben gevonden, bij wie Elckerlijc echter ontbreekt. Bovendien wordt dit beeld voor de top drie bevestigd door het onderzoek van Miltenburg (1993, 150), hoewel het opvallend is dat bij hem Beatrijs niet genoemd werd.
eind68
Het aantal van gemiddeld 27 behandelde teksten op het vwo (havo 24) is gevonden door Janssen 1998, 45.
eind69
Cijfers afkomstig uit de leraren-enquĂȘte. Dit beeld wordt onder meer bevestigd in Thissen, Neyts & Rowan 1988, 36 en Janssen 1998, 52.

eind70
't Hart & Van der Meulen 1985; Pleij 1986.
eind71
Vgl. Geljon 1994, 59-63. Zie onder meer vensters naar vroeger 1984, pleij 1984, Winkelman 1988.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken