Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Natuursteen in monumenten (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Natuursteen in monumenten
Afbeelding van Natuursteen in monumentenToon afbeelding van titelpagina van Natuursteen in monumenten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.05 MB)

Scans (32.09 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Natuursteen in monumenten

(1982)–G. Berends, Herman Janse, A. Slinger–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

4. Metamorfe gesteenten

4.0. Inleiding

Tot de metamorfe gesteenten behoren in de eerste plaats de marmers, die door metamorfose van kalkgesteenten ontstaan zijn. Als bijzondere marmervarianten kunnen albast en serpentino genoemd worden. Ook de steen van het Zweedse eiland Öland, een harde kalksteen, rekent men ertoe.

Door metamorfose van zandstenen zijn de kwartsieten ontstaan, die wegens hun grote hardheid en slijtweerstand zeer geschikt zijn voor vloerplaten en traptreden, maar hier onbesproken blijven wegens hun geringe relatie tot historische monumenten.

Uit de metamorfose van klei zijn verschillende leigesteenten ontstaan, die hun diensten bewijzen voor dakbedekkingen en een aparte bespreking verdienen.

De in ons land gebruikte marmers komen vooral uit Italië, maar ook uit België, Frankrijk, Engeland en Griekenland. Het wit en het blauw komen meestal uit Italië, het rood uit België en het groen uit Griekenland. De Belgische soorten zijn in feite geen marmers, maar kalkstenen, die door hun gemakkelijke polijstbaarheid en soms levendige tekening in het spraakgebruik tot de marmers gerekend worden. Het Belgisch zwart is wegens zijn relatie tot de andere donkere Belgische kalksteensoorten in dat verband reeds aan de orde geweest (blz. 53).

De Romeinen hebben al marmer in noordwest-Europa gebruikt, getuige de zuilschachten in en bij de ruïne van de Barbarossakapel op het Valkhof te Nijmegen; mogelijk zijn deze als afbraak van elders aangevoerd.

Marmer is meestal binnenshuis toegepast voor vloeren, trappen, lambrizeringen, schoorsteenmantels, epitafen, grafmonumenten, e.d. Voor buitenwerk is het minder geschikt, omdat het aan de buitenlucht snel de polijstglans verliest (d.w.z. dat het oppervlak iets verruwt) en zich dan nauwelijks van gewone kalksteen onderscheidt. Luchtverontreinigingen (zoals roet) zetten zich in vochtige atmosfeer dan gemakkelijk op de steen af, waardoor die spoedig een minder fraai aanzien krijgt. Tot op heden zijn geen middelen bekend die marmers vrijwaren van vuilaanhang. Bij de aanwezigheid van zwaveligzuur heeft regenwater een oplossende werking. Carbonaten worden dan omgezet in sulfaten, wat met volumevergroting gepaard gaat, zodat korstvorming optreedt, gevolgd door afstoten van de huid. Bij samengestelde marmers doet zich het verschijnsel voor, dat minder kwetsbare mineralen blijven staan terwijl de zuivere kalken uitspoelen.

4.1. Wit marmer

Wit marmer bestaat uit samengegroeide kalkspaatkristallen. Verontreinigingen zijn kenbaar aan aderen, vlekken e.d. van een andere kleur. Tot niet zo lang geleden werd wit marmer meestal ingevoerd uit Italie (Carrara), Frankrijk (Pyreneeën) en Griekenland (de eilanden); deze marmers hebben een fijnkristallijne structuur. Na de Tweede Wereldoorlog is hierin grote verandering gekomen door de invoer van grovere witte marmers uit goedkope landen (Portugal, Turkije, Cuba).

Het Carrarische marmer wordt gevonden in het grootste marmergebied ter wereld, in de Alpi Apuane, Toscane, Italië. Hier is tijdens het tertiair een krijtmassief gemetamorfoseerd tot een marmerlens van meer dan 65 km2 met op sommige plaatsen een dikte van 1000 m. Uit deze onuitputtelijke hoeveelheid worden op ongeveer 600 plaatsen marmers van verschillende typen aan de bodem onttrokken.

Wit marmer is altijd een zeer gezocht materiaal geweest voor interieurs vanwege de prachtige decoratieve werking; men denke bijv. aan de preekstoel (1756) in de Grote kerk van Dordrecht. Ook buiten is het wel toegepast, zoals aan het fronton van het

[pagina 77]
[p. 77]

Paleis op de Dam te Amsterdam en voor het reliëf aan de Waag te Gouda (1668). Door de vervuiling, o.a. door duiven, is het daar als marmer onherkenbaar geworden. Op de Portugees-Israëlitische begraafplaats te Ouderkerk aan de Amstel zijn vele tientallen witmarmeren grafstenen uit de 17de en de 18de eeuw te bewonderen, die nog weinig verweerd zijn ondanks het feit dat ze horizontaal liggen en zich dus water en vuil in de holten van het reliëf kunnen verzamelen.

Vele soorten wit marmer zijn zeer weinig poreus, bezitten een grote druksterkte en slijtweerstand en kunnen vele bevriezingsproeven goed doorstaan. Dat desondanks toepassing aan de buitenlucht minder gewenste resultaten geeft, is hierboven reeds betoogd.

4.2. Arabescato

Afb. 50

 

Arabescato wordt ook gevonden in de Alpi Apuane in Italië. Het is een fijn-kristallijn wit marmer met een grillige adertekening en doet daardoor sterk aan een breccie denken (afb. 50 op blz. 100). De adertekening kan men met enige fantasie arabesk-achtig noemen, het feit waaraan de steen zijn naam ontleent. Hij bestaat voor 98% uit koolzure kalk; de aderen bestaan uit een tot grafiet gekristalliseerde koolstof.

Men onderscheidt verschillende typen:

aArabescato grand mélange, dat grote plekken wit heeft en krachtig getekende aderen,
bArabescato petit mélange, dat een fijnere en dichte adering heeft,
cArabescato pelleramo, met ‘vertakkingen’ in de adertekening,
dArabescato cervaiole, dat meer gevlekt is dan geaderd en
eArabescato rosso antico, dat enigszins afwijkt van de andere typen.

Het soortelijk gewicht van Arabescato is 2,72. De slijtweerstand, beproefd volgens het normblad N 502, is 0,380 cm.

Arabescato kan in zeer grote blokken geleverd worden. Om wille van de doorgaande tekening van de aders komt het meermalen voor, dat de blokken niet rechthoekig, maar ruitvormig uit de groeve worden gelost. De capaciteit van de groeve is zodanig, dat aan elke vraag kan worden voldaan.

Arabescato is bij uitstek geschikt om ‘à livre ouvert’ te worden toegepast, waardoor vloeren en wanden een rijk aanzien krijgen. Bij deze toepassing worden steeds vier platen (uit één blok) zodanig aangebracht, dat de tekening ervan steeds twee aan twee elkaars spiegelbeeld is. Door de verkrijgbaarheid van grote blokken is het mogelijk grote vloer- en wandoppervlakken in een doorgaand patroon te maken. Voor een vloer à livre ouvert gelegd, wordt gewoonlijk een minimum oppervlak van 60 m2 aangehouden, van platen uit één blok te zagen. Bij de restauratie van het huis Beeckesteyn te Velsen is op deze wijze een vloer gelegd van platen van 1,80 × 1,20 × 0,03 cm.

Hoewel de weerbestendigheid van Arabesco goed is, komt dit marmer toch het beste tot zijn recht in gepolijste bewerking bij binnenarchitectuur. Hoewel er antieke rijkgeornamenteerde schoorsteenmantels van dit materiaal bestaan, is het naar hedendaagse begrippen te druk van tekening voor beeldhouwwerk.

4.3. Calacatta

Ook Calacatta is afkomstig uit de Alpi Apuane in Italië. Het is een fijn-kristallijn roomwit marmer met een adertekening in grijsblauw, geel, bruin en/of violet. Meermalen komen deze kleuren in één plaat voor. Van het totaal is ongeveer 4% zuiver wit. Het bestaat voor 98% uit koolzure kalk.

Men onderscheidt een aantal verschillende typen:

aCalacatta brèche, duidelijk geaderd,
bCalacatta brouillé, grijsachtig gewolkt en
cCalacatta vogli, met bruine vlekken.

Het soortelijk gewicht is 2,77.

Calacatta kan op korte termijn geleverd worden in vrijwel elke afmeting en hoeveelheid. Het wordt meestal voor binnen-architectuur gebruikt en leent zich goed voor à livre ouvert-toepassing. Men deed dit al twee en een halve eeuw geleden voor gangvloeren en lambrizeringen in vele Amsterdamse grachtenhuizen.

4.4. Albast

Afb. 14 en 51

 

Albast komt uit Nottingham (Engeland) en uit Italië. Het eerste is gelig van kleur met rode aderen, terwijl de Italiaanse soorten wat meer groen van kleur en meer transparant zijn (afb. 51 op blz. 100). Het wordt ook bij Trier gevonden, maar daarvan zijn geen toepassingen in ons land bekend.

Albast is een zachte marmersoort, van aluinachtig-

[pagina 78]
[p. 78]

doorzichtig tot crème met rode en groene verontreinigingen. In tegenstelling tot de andere marmers is het een zwavelzure kalk. Het wordt gevonden in vormeloze knollen van beperkte afmetingen: een diameter van ongeveer 50 cm en maar zelden tot 100 cm lang. Grotere beelden, zoals aan het bekende grafmonument van Engelbert II van Nassau in de Grote kerk van Breda (tussen 1526 en 1538; afb. 14 op blz. 54), moesten dan ook uit meerdere stukken samengesteld worden.

Albast wordt per kilogram verhandeld. Omdat grote stukken zeldzaam zijn, is de kilogramprijs voor stukken zwaarder dan 80 kg ongeveer 20% hoger dan voor stukken onder dat gewicht.

Albast is zeer gemakkelijk te bewerken en alleen geschikt voor binnenwerk. De beeldhouwers die uitsluitend albast bewerkten, werden ‘kleinstekers’ genoemd.

In ons land is in het verleden steeds Engels albast toegepast. Voor het oxaal van de St.-Janskathedraal in 's-Hertogenbosch werd in 1613 ‘goede Engelsche aelbaster’ gebruikt. Het 17de-eeuwse hoogaltaar in de kerk van Afferden (L.) bevat acht gotische paneeltjes en diverse beeldjes en baldakijntjes van albast, die volgens overlevering uit Engeland afkomstig zijn. Zij zijn gerestaureerd met Italiaanse albast. Ook de panelen en het beeld van het grafmonument van Karel van Gelder in de Eusebiuskerk van Arnhem (ca. 1538) zijn met Italiaans albast gerestaureerd.

4.5. Serpentino

Serpentino, serpentijn of slangensteen komt o.a. uit Italië en bestaat voornamelijk uit magnesiumsilicaten. Het is een metamorfose van asbest, waardoor het een vezelige structuur heeft. Het heeft dan ook een grote afschuifsterkte (2856 kg/cm2), waardoor het zeer geschikt is voor doken, bijvoorbeeld van het formaat 6 × 2 × 2 cm.

Serpentino is een polijstbaar gesteente met een donkergroene tot bijna zwarte kleur. Het gepolijste oppervlak heeft een zijdeachtige glans.

4.6. Vert Tinos

Dit is een groen marmer, afkomstig van het Griekse eiland Tinos. Het is o.m. aan grafmonumenten en schoorsteenmantels toegepast. Omdat het gedeeltelijk uit serpentijn en anderdeels uit kristallijne koolzure kalk bestaat, heeft het bij dunne platen de neiging krom te trekken.

4.7. Geaderd en gevlekt Belgisch zwart marmer

Uit groeven langs de Maas en de Sambre komt het bleu Belge, dat in gepolijste toestand diep blauwzwart is met niet talrijke, maar wel sterk sprekende vrijwel rechte witte aderen en plekken. Indien de insluitingen schelpvormig zijn, wordt gesproken van (noir) coquillé (zie blz. 53).

Uit het zuidoostelijk deel van de provincie Henegouwen (Labuissière, Gougnies en Solre-Saint-Géry) komt het Saint-Anne, dat zwart tot donkergrijs is met talrijke kleine witte en grijze vlekken en witte aderen. Deze soort wordt ook in Luxemburg gevonden.

4.8. Belgisch rood marmer

De rode marmers komen uit de provincies Namen (Philippeville, Couvin en Rochefort) en Luxemburg (St-Hubert). Op een bruinrood tot grijsrood fond komen allerhande grijze vlekken voor en grijze tot witte aderen. Zij zijn o.m. aan grafmonumenten toegepast in combinatie met andere steensoorten. Er bestaan diverse soorten, zoals de rouge royal, de rouge griotte (donker bruinrood) en rouge Saint-Rémy. De laatste, afkomstig uit Rochefort, is kennelijk bedoeld in het bestek van het stadhuis te Weesp (1772) waarin de vloer ‘roode of zoogenaamde Sirémiensche marmer’ werd voorgeschreven.

4.9. Ölandsteen

Afb. 40 en 41

 

Deze harde, rode en/of grijsgroene, fijnkorrelige kalksteen is afkomstig van het Zweedse Oostzee-eiland Öland (afb. 40 en 41 op blz. 97). Hij is voornamelijk voor vloertegels gebruikt in de 17de eeuw; we vinden die in vele Amsterdamse koopmanshuizen, maar ook in het Paleis op de Dam. Ook is hij gebruikt voor tegels in stoepen, o.a. in Enkhuizen. Voor de binnenplaats en de brug van het slot Honselersdijk werden in 1637 ‘roode en graeuwe Sweedsche tegelen’ à 22 stuivers per stuk geleverd. Grafzerken van grauwe Öland-steen vinden we o.a. in de Grote kerk van Vollenhove.

De Oostzeevaarders namen deze steen als ballast mee om de schepen met hun lichte houtlading een stabielere ligging te geven.

Alle typen, die in de 17de eeuw werden aangevoerd, zijn nu weer leverbaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken