Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Menschen uit een stil stadje (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Menschen uit een stil stadje
Afbeelding van Menschen uit een stil stadjeToon afbeelding van titelpagina van Menschen uit een stil stadje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.78 MB)

Scans (6.32 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Menschen uit een stil stadje

(1920)–Alie Smeding–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Eerste deel]

't Stadje

't Staat in haar halfvergane ommuring, kloeke veste van voor eeuwen, kloovig nu ingepuind, wrakkig waar losjes de eene steen stut de andere, als 'n oude vergeten bouwdoos kleintjes gestolpt onder de hooge welving van de lucht. De bijeengeblokte huisjes, 't vale kerkje met 't door oud hekwerk vierkant ingesloten pleintje en de drie balrond gegroeide linden daarvoor, 't stompe torentje met z'n bleekroode wijzerplaat en dofvergulde cijfers, waarachter 't uurwerk, oud, sterk en gaaf, accuraat den tijd aangeeft, alles of 't daar zoo vóór eeuwen door 'n reus opgezet is, de verweerde topgeveltjes beklemmend dicht opeengedrongen en 'n ietsje voor-overgedommeld als oude luiden, die dan toch moe van 't staan zijn geworden, kras in hun gaafheid nog die verweerde roestbruine puien van baksteentjes, met hier en daar 'n pluk muurpeper als oud goud in de voegen of 'n stevig ingewortelde klimopstronk, zoo maar luchtig in sierlijke draperieën af hangend over 'n deurtje of langs de raamvierkantjes, die kleine ruitjes in lood hebben en groezelige spionnetjes aan de van veel rookerigheid vuil geworden kozijntjes, luifels huiven daarover heen, zwarte platjes met dunne lijntjes wit afgebiesd, zoo op 't oog veel vergroote domineesteenen...

En boven de breede deurtjes, die kloek in de stevige stut van hun zware posten staan, pronken tegels met spreuk oud-Hollandsch of ook wel Latijn, soms ook met symbolen van handel en welvaart gesierd, droeve souvenirs uit den bloeitijd van 't kleine stedeke, weemoedig-mooi alles en in 't grauw-strakke licht van 'n herfstige namiddag als oude houtsneeprenten uit 'n vooreeuwsch-langvergeten boek, zóó zonder leefgerucht droome-stil de buurtjes-risten, 't hardsteenen stadhuisje met 't torentje-op-vallen, 't huis van de gildemeesters met de ronde raamoogen en 't galge-veldje met de drie roode steenzuilen, waarvan de roep gaat dat 't 'r spookt...

En dan het verweerde kasteeltje even voorbij de oude begraafplaats - waar de popels ruischen en 't lijk-gesteente schaarsch is en gehavend van den tijd - buiten de wrakke verzakte stadspoort met haar vermolmde ophaalbrug over 't groene ondiepe en erg versmalde grachtwater, waar in 'n halve boog zware kastanjes om heen staan als oude wachters, die op hun uitkijkpost in slaap gedoezeld zijn en zachtjes knikkebollen in de droomerige stilte...

[pagina 2]
[p. 2]

En alles om hen is verzonken in die doodsche rust of 't bloedwarme leven 'r verstolde, doodligt en of alles rondom door zorgvuldige handen klaargezet is onder de wijde hooge lucht-stolp om beschouwd te worden door latere geslachten. En in die stilte is 't traag verloopend mechaniek-van-menschjes, stil spelende kinderen, 'n langzaam gaand vrouwtje of 'n oude paai aan 't haventje, treuzelig en zuinig bekauwend z'n dure pruim en uitturend over 't zeevlak waar eenlijk en klein zwarte schuitjes koershouden naar 't stadje of wegduiken daar waar 't luchtblauw 't waterblauw te raken lijkt.

Maar in die droomerige rust, die als 'n kleed van doodschheid uitgesponnen ligt over alles en stille weemoed brengt om vergane grootheid en verloren macht, ademt toch diep 't leven. En niet altijd is 'r dat drukkende zwijgen... Soms is 'r vertier van 't visschersbedrijf en eens in 't jaar leeft 't stadje op in feestjool, dan radert 't mechaniek sneller, loopen menschen van binnen en buiten de poort de straatjes door naar 't pleintje voor 't stadhuis, waar draaiorgels en harmonica's en occarina's joedelen en waar tot één grauw linnen vlak aaneengebouwd staan de kermistentjes.

Niet altijd is 'r de lucht grauw en zijn 'r de buurtjes van 'n enge beslotenheid. In 't witte bruisende zonlicht blinken de muurtjes van 'n donkerrijp kersrood, elk klein ruitje krijgt 'n blikkerend fel-vlammend lichtpitje en aan de zwarte luifels zie je plotseling de tonige kleurtjes van oud schilderwerk: bleek-blauw en dofpaars en donker aardbeziënrood. En over zoo'n tweedeelig klepdeurtje waarop je aan de bovenkant nog 'n brok van 'n klopper vindt en 'n smal eindje ring in 'n verdeukt koperen leeuwenbekje, waar dan vroeger als er 'n kindje geboren was 'n lint aan te wapperen hing als blije verkondiger van weer 'n leven, over zoo'n onderdeurtje zie je dan hier en daar in de welige zonnigheid oude vrouwtjes leunen in oude kleederdracht, witte strookemutsjes op d'r rimpelige kopjes en paarse jakken over d'r geslonken lijfjes...

Dan zie je Fenne als 'n vette spin in d'r web achter d'r beschilderde horretjes zitten en Kee Willemse zie je d'r foeterig rondstommelen met d'r kruk. En Peet Freimen kuiert dan met z'n handen over z'n buik, kouëlijk gedoken in z'n jas, lekkertjes doorstovend in de plezierige zonnigheid die daar meer dan ergens anders als dikgelegd verguldsel de straten overpleistert en d'r in breede reepen langs de huizen neerhangt...

[pagina 3]
[p. 3]

En zelfs de bonkige breed-opgezette pakhuizen, kloeke kolossen uit den tijd van de O.I. Compagnie, zie je dan anders, mooier.... hebben dan in d'r stevige massiefheid 'n fleur van vroolijkheid en d'r hooge stoere bouw herinnert aan kloeke mannen, die niet maakten voor één leven maar voor vele geslachten.

Zoo'n hoog bruin-rood pakhuispui staat telkens vreemd gedrongen in 'n rij van kleine huisjes als 'n reus in 'n kring van dwergjes, goedig en gemoedelijk en toch als 'n gezicht van volhardende zwijgzaamheid met z'n geluikte raampjes en gesloten boogdeuren. Over 't bruin van de hooge muren met d'r veelvuldig ingemetselde draken-en leeuwenkoppen en zinnebeelden van kracht, vruchtbaarheid, vrede en bloei, van handel en nijverheid, tatoeëerde de tijd met grillige lijnen van mos, slingers en bogen als halfuitgewischte patronen van oud behang en franjes van luchtig wuifgroen, spruiten onder de roestroode pannen uit over de breede gootgeulen en wapperen 'r vroolijk vlaggend de puien langs. 'n Reuk van kruien zweeft 'r om in 't Stadje, 'n ouë geur van specerijen zoo geglipt uit 'n luikkier of 'n dakspleet van zoo'n oud pakhuis en trekt 'r door de straatjes weemoedig als de halfvergane en vervaagde geur van gedroogde bloemenmet-herinnering... En dan plots lijkt dat weer te verzinken in zoo'n stille gracht, waar wrakkige scheepjes liggen en 'n enkele oude haringbuis en waarin knoestige windverwrongen eiken vanaf de donkere wallekant d'r donkere volle bladerkruinen spiegelen en d'r in hun vergroeide gebogenheid neer te mijmeren lijken over dat altijd 't zelfde gebleven werk, van telkens weer andere vrouwtjes, die daar geregeld 's weeks aan de van stam tot stam gespannen lijnen d'r blauwe en roodbaaien hemden te drogen hangen en d'r mans bonte zakdoeken en d'r praatje maken over weer en wind en vischvangst, over 'n zware kraam of 'n ziek kindje... en dan ook over duurte en schaarschte van levensmiddelen en dat de oorlog in de verte toch wel heel lang aanhoudt.

Waarbij dan in die oude stille droomerigheid de draken- en leeuwenkoppen in de hooge pakhuispuien mee te luisteren lijken en waarbij de bespinragde ruitjes in de spelonkachtige keldergaten als grimmig-dreigende waakoogen boven den grond uitzien, den stillen weg langs en 't stile water over... en maar poovere lichtschijntjes toelaten in d'r donkere geheimzinnige muffe diepten, waar ratten trippen en geknaag huivert en waar

[pagina 4]
[p. 4]

'n schaduw van oudheid met je lijkt mee te sluipen langs de breede balkenstutsels als zuilenrijen weerzijds en 'n stem je heel stil van vreemde dingen schijnt te fluisteren.

Joor Franzen die zoo'n keldergrot tot bergplaats heeft, groef d'r veel en heimelijk en meestal in den nacht; eens vond hij 'n aarden kruik met oude koperen munten en sinds dien droomt hij van verstopte schatten uit den Franschen tijd.

Dikwijls gaat hij nu behoedzaam door de nachtleege straatjes naar 't spelonkige hol en graaft 'r bij de vage schemerschijn van 'n overdekte flauwbrandende lantaarn. 't Knarsen van de schop op de hard geworden taaie aarde breekt 'r dan knerpend de stilte en die 'r laat voorbijgaat en 't hoort... die huivert en versnelt z'n tred en peinst aan spoken...

Midden tusschen twee zulke hooge pakhuispuien is 'r dikwijls 'n steegje geklemd, bijna 'n verwulfd poortje door de twee naar elkaar toeneigende zijmuren. En door zoo'n smal open gangetje zie je op zoo'n stille zonmiddag als de kleine visschersvloot uitgevaren is en de straatjes leeg en verlaten liggen, 'n oud vrouwtje drentelen, warm gepakt in d'r doek van veel dooreengemengde kleurtjes. 'n Mutsje met gepijpte strookjes onder 'n strookiepje met koffiebruine veertjes op d'r voorovergebogen kopje, 'n lintstrik zwart-vlinderend onder d'r spitse kinnetje uit...

En even later zie je d'r stil donker figuurtje over de smalle brug trippen naar zee naar 't haventje. Soms blijft 'r zoo'n wijfje peinzend staan bij de zeemuur en kijkt droef uit over 't blauwe water... dan denkt ze aan d'r man of d'r vader of d'r zoon die uitvoer over die blinkende zee met d'r witte fonkellichtjes van zon en die nooit weerkeerde - en in den nacht schreit ze.

Als overzaaid met groote gouden meloenschijven ligt op zoo'n zonmiddag 't water in de wit-ompaalde havenkom. En op den dijk, die vóór 't visschen botergeel van bloemen staat, glinstert 'n grauw- steenen vuurtorentje en giet 'r 's avonds z'n oliegeel licht uit over de zwart geworden zee en wenkt 'r het nietige scheepje dat voorbij zeilen wou of verkeerde richting wou nemen...

'n Kleine visschersvloot is 'r te Zeewijk, bruine vale schuitjes zijn 't met gelapte zeiltjes, maar stoer en krachtig zijn 'r de visschers, kerels met durf in de oogen, lui met stevige knuisten en krachtige lijven. Maar d'r oogen

[pagina 5]
[p. 5]

kijken óók stuursch en d'r monden zijn stroef en menige diepe stugge plooi is 'r in d'r bruin geblakerde huid gekorven, 't komt van leed en van zorg, armoe en hard werken. Vele hebben d'r 'n drukkend verdriet en 'n stage kamp met onspoed.

Ook in die nauwe engbesloten buurtjes zijn 'r zoo en allen in d'r werken en tobben hebben de stillen hunker in d'r triest-eentonig leven naar 'n beetje geluk, naar wat blijheid en 'n weinigje geld en vinden doorgaans enkel 'n poover bestaantje en véél leed.

Zij weten weinig van wat 'r gebeurt buiten hun stedeke en buiten hun land. Van de oorlogsellende weten ze enkel - en 't is al véél - de bonnetjes-op-alles en 't alschralere eten. Alleen 'n milicien- verlofganger en d'r eigen kleine Zeewijker courant vertellen hun iets van 't groote leed en de groote strijd in de groote wereld... vèr achter hen. En ze luisteren 'r naar en lezen 'r van tot d'r zorgelijk strak-gespannen aandacht, afgeleid, weer haken blijft in 't eigen leed...

Maar niet aldoor en niet bij allen is 'r die durende levensgrauwheid-van-zorg, d'r is ook wel 's blijdschap - zoo'n vluchtig waterig zonbuitje in perioden van veel regen - d'r zijn ook wel 's poovere feestjes en d'r woont ook... de altijd op-'n-man-loerende Fenne en Pau Davids de schilder-artiest en ouë Dries Valk de geldbulk en Teet Randers de wateren-vuurvrouw en Kee Willemse... Hun leven dat vlak schijnt, zoo als de zee op 'n windstille dag, houdt toch z'n verborgene diepten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken